Voedselzekerheid wordt een steeds belangrijker thema in een wereld waarin de bevolking nog steeds hard groeit – nu rond de 7 miljard en in 2050 10 tot 12 miljard volgens de Verenigde Naties – en de beschikbare landbouwgrond schaarser wordt. Niet alleen is de vraag hoeveel grond we tot onze beschikking hebben, meer nog is de vraag wat we erop telen. Zijn de duizenden, zo niet miljoenen, hectaren soja in landen als Brazilië en Argentinië nu wel zo wenselijk? Zeker als je bedenkt dat veel ervan verdwijnt in veevoer.
De roep om minder vlees te eten wordt luider in dit verband natuurlijk ook luider. Het voer voor het vee neemt kostbaar land in beslag en het vee zelf neemt – als het op grasland staat – ruimte in beslag. Dan is het wel brutaal om zoals de veeboeren in Uruguay (lezers van elinea.nl, klik hier) je vleesstieren met zijn driehonderden te laten grazen op driehonderd hectare land.
De kracht van langzaam
Het Rotterdamse bedrijf Lento Melo importeert dit vlees voor klanten in de food service-industrie, maar bijvoorbeeld ook voor de supermarktketen C1000 en verleidt de consument op zijn website aldus:
“Lento Melo gelooft in de kracht van langzaam. Zoals onze "gaucho's" leven in een vertraagde tijd. Zij hoeden kuddes ossen die rustig grazen over wijde grasvlaktes die al duizenden jaren in Uruguay liggen. De ossen grazen in alle rust van het gras, de kruiden en de bloemen die er van nature groeien. Daarom is Lento Melo lekker en gezond.”
“Veertig procent van de aarde is grasland waar we niks mee kunnen, meent Jack van Messel, oprichter van Lento Melo (Langzaam Melo), genoemd naar het stadje Melo in het noorden van Uruguay dat het centrum van deze vorm van veeteelt is. “De herkauwers die daar grazen zijn een tussengast tussen mens en gras. Tegenwoordig geven we dieren krachtvoer, waardoor ze sneller groot worden, maar dat is de bedoeling niet.”
Vrouwelijke eigenschappen
Op onderwijzende toon: “Je hebt de koe met vrouwelijke eigenschappen die je oppompt met krachtvoer; je hebt het kalf met veel vlees op een fijn skelet dat je oppompt in de intensieve veeteelt; en je hebt de volwassen stieren met spieren die als kabels zijn, slecht vleed dus; je hebt de melkkoe met flinke uiers die ook taai vlees heeft. Dat is wat er doorgaans op de markt komt.
Maar wat als je een mannelijk dier neemt met vrouwelijke eigenschappen? Na de geboorte castreer je het kalf, maar je kunt het niet in een stal zetten. Dan wordt het te groot van het krachtvoer. Dus zet je het in een wei met laagwaardig gras.” Terzijde: “Een rund moet je geen menseneten geven. Die soja uit Brazilië en zo, dat is een rampenplan. Je moet hem het voer geven dat volgens de evolutie geschikt voor hem is.
Geleidelijk aan gaat het kalf naar beter gras dan naar nóg beter gras met klaver. Daar eet hij mooie graseiwitten. Dat is ook gezond voor ons. Er zit een optimale verdeling van verzadigde en onverzadigde vetzuren in het vlees. Er zit vitamine B en E in en Omega 3 en 6.” Uitdagend: “Ik zou bijna zeggen Van Lento Melo leef je langer!”
Gecertifieerde weidekoe
Ja, je hebt er veel meer land voor nodig, geeft Van Messel toe. Maar je hoeft bijna niks aan het land te doen, in tegenstelling tot de sojateelt, die bemesting en bestrijding tegen plagen nodig heeft. “En één keer per week vlees eten is ook een optie. Wij propageren dat: minder vlees eten.
Met soja verdien je meer dan met vee. Maar als jij vee in de cerrado (de Braziliaanse savanne, WU) laat lopen, brengt dat biodiversiteit met zich mee. Want de runderen en hun mest trekken insecten aan en die op hun beurt weer vogels en andere insecteneters. Soja en mais daarentegen vereisen veel onkruidbestrijding en beperken de biodiversiteit daardoor.”
Van Messel is van mening dat zijn bedrijf bijdraagt tot maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). “Het is geen greenwashing, het idee is gewoon dat het dier, de mens en de planeet het goed moeten hebben.
Neem de gecertificeerde weidekoe in Nederland. Die staat acht procent van de tijd in de wei. Dat is ook greenwashing.”