In het havengebied van Rio de Janeiro ligt op een paar honderd meter van de Guanabarabaai de Valongokade, een kleine kade van misschien twintig meter lang bestaand uit onregelmatige rechthoekige stenen en een trap die waarschijnlijk niemand zou opvallen als hij niet zo’n belangrijke historische lading had. Hier werden in het begin van de negentiende eeuw een miljoen slaven uit Afrika aan land gebracht. Dat is meer dan heel Noord-Amerika samen. In geen enkele stad in de Amerika’s kwamen zo veel Afrikanen dood of levend na een mensonterende en uitputtende reis aan land als in Rio de Janeiro. Brazilië is het land dat na Nigeria de meeste zwarten ter wereld telt.
De Valongokade werd in 2011 bij toeval ontdekt toen de straat opengebroken werd in het kader van de Porto Maravilha-werkzaamheden van de gemeente: in het kader van de Olympische Spelen zou het in de vergetelheid geraakte en gemarginaliseerde haven (porto) -gebied een opknapbeurt krijgen. Inmiddels is de kade kandidaat om op de UNESCO-lijst voor het immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid opgenomen te worden. Maar tijdens de Olympische en Paralympische Spelen in augustus en september trok de Valangokade geen enkele bezoeker, aldus Celina Rodrigues, voorzitster van het cultureel centrum Klein Afrika, dat is gevestigd op een steenworp afstand van de kade. Noch het organiserend Olympisch Comité in Rio, noch de gemeente hadden eraan gedacht de miljoenen bezoekers die Rio tijdens de Spelen bezochten langs dit belangrijke monument te leiden. Het ligt op een kwartiertje lopen van de Olympische Boulevard, waar Spelen-sponsor Skol zijn bezoekers vergastte op veel te duur bier en de hippe foodtrucks de plaats hadden ingenomen van de bewoonsters van het havengebied die normaal gesproken hun eigengemaakte gerechten aan het publiek verkopen.
Botten van slaven
Als je nog wat verder loopt dan de kade, kom je bovendien bij het Museum van de Nieuwe Zwarten, dat is opgericht nadat in het betreffende huis onder de vloer botten waren aangetroffen. Botten van slaven die de overtocht niet hadden overleefd en in het gebied in massagraven werden gegooid, zoals archeologen en historici die na de macabere vondst vaststelden. Er werd in de loop der jaren nog meer gevonden: persoonlijke bezittingen van slaven, sieraden, religieuze symbolen. Het ligt allemaal te wachten in containers op een waardige bestemming.
Celina Rodrigues (52) is een forse zwarte vrouw met lachende ogen en een sterk gezicht. Ze is priesteres (mãe de santo ofwel moeder van een heilige heet het officieel) van een tempel van de Afro-Braziliaanse godsdienst candomblé, die zwaar onder vuur ligt bij sommige evangelische kerken. Zij prediken dat in de candomblé de duivel huist. Het is een van de vooroordelen waartegen de zwarte bevolking in Rio en de rest van Brazilië moet opboksen. “De priesteres betaalt ook belasting en ze betaalt haar eigen bier!”, roept Rodrigues uit. Ze wordt heen en weer geslingerd tussen een gevoel van machteloosheid en een niet aflatende daadkracht. Ze moet er zelf om grinniken. “De kade ligt er maar verlaten bij en er gebeurt gewoon niks”, zucht ze. “Het enige wat ik er tijdens de Olympische Spelen heb gezien waren jongeren die marihuana zaten te roken. Ik voel me ontzettend moe. Die kade is een heiligdom voor ons, maar er zit nergens beweging in, ook de aanvraag bij de UNESCO niet. We weten ook niet waar die objecten die in de containers liggen naartoe moeten. De zwarte komt altijd op de derde plaats in dit land.” Het culturele centrum Klein Afrika van Rodrigues is gekrompen van 20 medewerkers naar twee. Maar ze heeft nu wel een heel mooie locatie bovenop de tuinen van Valongo, op een steenworp afstand.
DNA-test
Rodrigues heeft ervaren dat ze in het buitenland meer erkenning krijgt voor haar Afrikaanse identiteit dan in Rio. Ze werd uitgenodigd voor evenementen in Parijs, Bordeaux en Lyon en dit jaar reisde ze voor het eerst naar het land van haar voorouders: Benin in West-Afrika. Ze werd er geëerd als ‘prinses van het koninklijk hof Kpasse’, een woud dat in de voodoogodsdienst in Benin als heilig wordt beschouwd. “Het leven is zo simpel daar”, mijmert ze. “Ik heb er veel warmte gevoeld. Hier draait alles om geld.” In Lyon zal ze een DNA-test doen om haar exacte Afrikaanse afkomst te bepalen.
Ondanks haar kritiek houdt Celina Rodrigues van Rio. “Wij zwarten hebben de cidade maravilhosa gebouwd en de samba waar Rio zo bekend om is, komt uit Angola”, zegt ze trots. Bij de jongeren bespeurt ze een veranderende houding, een trots om zwart te zijn. De vrouwen, die altijd door school en werk onder druk zijn gezet om hun haar te ontkroezen, laten hun afrokapsels alle kanten op groeien. De tulband, die aanvankelijk alleen door candomblé-priesteressen werd gedragen, is een fiere versiering geworden, met felle kleuren, net als de jurken en sieraden. “Daar zie ik echt een vooruitgang in. De zwarte jongere wil studeren, de vrouw blijft niet thuis zitten, maar werkt aan een carrière. Ik ben heel links en ik ben een steenbok. Als je niet koppig bent, gebeurt er niks. Ik ben vol passie een zwarte vrouw.”
Naschrift: Dit artikel is de opmaat naar een serie over Rio’s havengebied, waar ik sinds juli 2013 met liefde woon. Het gebied geeft me zo veel – en ik ben me er van bewust dat het vooral de Afrikaanse erfenis is die het zo’n aantrekkingskracht geeft – dat ik op het idee ben gekomen om daar dieper in te duiken. Ik moet nog bekijken hoe ik het nader vorm ga geven en zal ook naar financiering zoeken, misschien wel in de vorm van crowdfunding. Ik hou jullie op de hoogte. Volg me op Twitter: @wiesubags.