Ik was van plan om er een paar plakjes af te snijden en de boterham met kaas ermee op te leuken. Maar in plaats daarvan smeet ik de komkommer door de kamer. Net terug waren we van een weekendje weg. Een weekendje waarin kleuterdochter besloot de peuterpuberteit dunnetjes over te doen en drie keer per dag huilend op de keukenvloer lag, zoon in één van zijn beruchte ‘ik-wil-niks-en-vind- alles-stom’ fases zat en man en ik onze al wekenlang durende irritatie- en verwijtenmodus naar het Waddeneiland hadden verplaatst. Op weg naar huis dempte ik de gemoederen op de achterbank met een beeldscherm en checkte zelf 34 keer mijn mail, Facebook en Twitter om het doffe gevoel vanbinnen niet te voelen.
Bij thuiskomst leverden de kinderen de IPad onder groot protest in, waarop de oudste zijn frustraties botvierde op zijn zusje. Man ging zich omkleden voor zijn Zeer Belangrijke Werkbespreking, ik had honger, zag een gang vol tassen en er lag nog een lange vakantiedag voor me. “Willen jullie elkaar met rust laten?” vroeg ik op tamelijk normale toon, ondertussen passief agressief kaas schavend. Mijn zoon gaf zijn met een stuiterbal spelende zusje een duw. Ze begon te huilen. “Alsjeblieft. Ga uit elkaars buurt!” riep ik een stuk harder terwijl ik de kaas op het brood smeet. “Geef die stuiterbal terug, die is van mij,” gilde mijn dochter terwijl mijn zoon er treiterend mee zwaaide. “Laat! Elkaar! Met! Rust!” Ik gilde nu op hun volume, terwijl ik woedend een stuk uit de komkommer hakte. Mijn dochter huilde nu hysterisch en kneep haar broer in zijn arm. Hij stortte hevig schreeuwend ter aarde. Er vloog een komkommer door de kamer.
Naakt hardlopen
‘Ik trek dat lawaai gewoon niet,’ verklaarde ik komkommer-gate de volgende dag tegen vriendin R, mijn knagende schuldgevoel wegspoelend met witte wijn. ‘Kan het zijn dat je je niet gehoord voelde?’ vroeg ze. Ik keek haar verbluft aan. ‘Dat gevoel had je vroeger natuurlijk ook weleens, wie weet reageer je daardoor zo heftig.’ Ik denk aan de keren dat ik tijdens het eten iets wil vertellen maar niet boven het kindergeschreeuw uitkom. Na twee pogingen stop ik geïrriteerd met praten, ruim de tafel mokkend als een peuter af en blijf zeker nog een half uur zwijgen, ondertussen kokend van binnen. Als jullie me niet willen horen zeg ik toch gewoon niks meer?
Lang heb ik het hevige temperament van mijn kinderen de schuld gegeven als ik de controle verloor. Dat ik emotioneel reageer omdat ze soms op oud zeer drukken, negeer ik liever. Pijnlijke, donkere gevoelens gaan we tenslotte liever uit de weg, laten we het vooral leuk houden. De vliegende komkommer was een wanhoopskreet. Mijn kinderen hoorden me niet, mijn man hoorde me niet. Ik voelde me alleen omdat hij wegging. Ik voelde me alleen als hij thuis was. Dat zei ik niet, want zeggen dat je je alleen voelt is net zoiets als naakt gaan hardlopen. Dus verborg ik me achter een muur die ik dichtmetselde met verwijten. Dat ging best goed. Tot mijn kinderen er steeds meer steentjes vanaf braken.
‘Toen ik laatst zo boos werd op jou en Nina en met een komkommer gooide,’ zei ik een paar dagen later tegen mijn zoon, ‘toen voelde ik me eigenlijk een beetje rot.’ Mijn zoon knikte. ‘Ik ook. Ik wilde eigenlijk Nina niet zo pesten, ik wilde samen met de stuiterbal spelen. Maar ik durfde dat niet te vragen, want misschien zou ze nee zeggen. En toen ging ik haar pesten. Want dat is makkelijker.’