“Ik heb kinderen altijd leuk gevonden. Ik ben begonnen als oppasmoeder, en daarna in de pleegzorg verzeild geraakt. Ik had een tijdje een Somalische pleegzoon, en die kwam op een dag thuis met twee andere Somalische jongens. Had hij op het station ontmoet. Het was winter, en die jongens waren halfdood van de kou. Ik heb de gemeente gebeld, maar die hadden daar niks mee te schaften, zeiden ze. Toen begon ik erachter te komen hoe het hier echt werkt. Ik heb die jongens in huis genomen, ik vind gewoon niet dat je een kind op straat moet flikkeren als ‘ie 18 wordt. Meisjes kunnen meestal nog wel ergens terecht, maar jongens niet. Mensen zijn bang voor ze omdat ze uit een andere cultuur komen. Terwijl dit de meest veilige mensen zijn die je om je heen kunt hebben. Ze kijken wel uit om iets verkeerd te doen, ze worden zo op het vliegtuig naar huis gezet.
Twee uur in de rij voor de douche
Soms heb ik wel meer dan tien jongens in huis zitten. Ik heb boven zes slaapkamers, allemaal kleine hokjes, sommige met stapelbed. Er moet ook wel eens eentje op de grond slapen. Ik heb maar één douche. Een keer moest ik twee uur in de rij staan, waren er nog acht mensen voor me. Laat maar, denk ik dan. De woonkamer is klein, maar we zijn het gewend. We kunnen om de beurt op de bank zitten.
Wie honger heeft, gaat koken. De jongens halen drie keer in de week een groentepakket bij een weggeefwinkel in een kraakpand. Bij de officiële voedselbank krijg je niks mee als vluchteling. Toen we met een grote groep waren moest ik wat strakker zijn, hadden we een kook- en een schoonmaakrooster. Nu is het rustig, ik heb alleen een jongen van 16 in huis. De IND gelooft niet dat hij nog geen 18 is, maar je ziet het zo, het is echt nog een kind. Met opruimen gaat het meestal wel goed. Soms ook niet, dan ruim ik het zelf wel op, dat maakt me niet uit. Net als in een gewoon gezin eigenlijk. Huisregels zijn niet nodig, die jongens zijn zo gedrild in het asielzoekerscentrum, heb ik niks aan toe te voegen. Bij mij mag het gelukkig wat losser allemaal. Ze mogen alleen niet roken boven.
Als broer en zus
Ik had nog een regel: we leven hier allemaal als broer en zus, ik wil geen gedoe in huis. Kom ik een keer beneden, zit mijn dochter met een van die jongens op de bank. Maar ja, dat was echt, dan maakt het niet uit. Nu zijn ze getrouwd. Het zij zo, ze hebben het goed met elkaar. Het geeft alleen wel weer zorgen, we kregen meteen de vreemdelingenpolitie in huis om te controleren of hun huwelijk wel echt was.
Die jongens hebben veel meer een groepscultuur dan wij in Nederland. Man, wat een koude boel is dat hier, iedereen zit maar achter z’n eigen computer of tv. Al die Nederlanders zijn zo strak op hun eigen dingetjes gericht. Dan mis je toch eigenlijk een hele hoop. Iedereen heeft zijn eigen problemen, er is geen samenleving meer. Je mag blij zijn als de buren je groeten. Met de jongens is het super, veel gezelliger zo. Je hoeft ze niks te leren, iedereen houdt rekening met elkaar. Het voegt zich gewoon.
Continu stress
Wie is Marianne, vraag ik me soms wel eens af. Ik ben continu bezig voor die jongens, ik heb geen eigen leven meer. Ik heb geen tijd om een boek te lezen of een studie te doen. Naar werk zoek ik ook niet meer, want dat is er toch niet. Ik ben continu bezig met hun procedures, dan weer naar de ambassade, dan weer naar de IND. Daar word je schijtziek van. Ik snap er de logica ook niet van. Die jongens gaan hier echt niet weg hoor, en er blijven altijd mensen vluchten. Zodra er in Nederland een hond op straat wordt gevonden wordt ‘ie opgevangen. Maar mensen niet. In mijn achterhoofd heb ik continu stress, omdat iemand misschien het land uit moet. Terwijl ik gewoon gezellig met die jongens op de bank wil zitten. Relaxed. Het zijn niet de jongens zelf die zoveel tijd kosten, maar het is de overheid.
Doodziek van regeltjes
Een tijdje terug hadden we in Ter Apel een tentenkamp. Bij de ontruiming daarvan ben ik opgepakt. Ze kwamen met 13 ME-bussen, we werden allemaal in een kooi gedreven. Ik heb in mijn hele leven nog nooit een bekeuring gehad, word ik opgepakt omdat ik andere mensen help. Dat is toch van de zotte? Ik word doodziek van al die regeltjes hier. Het leuke is er wel vanaf in Nederland. De meeste jongens blijven tussen de anderhalf en twee jaar bij mij. Dat is de tijd die meestal nodig is om ze weer in de procedure te krijgen. Tot nu toe hebben al mijn jongens uiteindelijk een verblijfsvergunning gekregen. Als je maar volhoudt en alles op alles zet komt het vaak wel goed.
Ik wil gewoon niet zien dat iemand buiten op straat ligt terwijl ik binnen lekker bij de kachel zit. Zolang ik in Nederland woon, zal ik hier niet mee stoppen. Het gaat er niet om dat wat ik doe goed is. Het is ook gewoon leuk, anders hou ik het niet vol. Als we wat meer zouden delen met elkaar zouden we er ook een hoop voor terugkrijgen. Het levert in ieder geval een hoop gezelligheid op. Het enige nadeel is dat je soms wat minder vlees in je pasta hebt. Maar hoe erg is dat?”
Ook benieuwd naar de andere verhalen?