Eerherstel voor de Amsterdamse Joffers in Villa Mondriaan

Museum Villa Mondriaan te Winterswijk heeft zijn bovenzaal gewijd aan de Amsterdamse Joffers. Wat deze groep schilderessen bond, was dat ze allemaal eind negentiende eeuw studeerden aan de Amsterdamse Rijksacademie.

Wat doen acht Amsterdamse Joffers in het verre oosten van Nederland? Wel, het museum is gevestigd in het huis waar hun studiegenoot Piet Mondriaan vanaf zijn achtste jaar opgroeide. “En een aantal van hen zat tegelijk met Mondriaan op de Rijksacademie en heeft hem daar ook ontmoet,” zegt kunsthistorica en curator Jet Sloterdijk.  Deze expositie is haar werk, al is ze inmiddels is verbonden aan het Drents Museum in Assen als medewerker collecties Kunst 1885-1935. In haar functie van junior-conservator van Villa Mondriaan bracht ze deze selectie van de Amsterdamse Joffers bijeen, “in een heel fijne samenwerking met Stichting De Kunsttunnel en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed,” benadrukt ze nog even.

Tegenwoordig kent iedereen Piet Mondriaan vooral van zijn abstracte werk met de strakke lijnen en de primaire kleuren en als een van de voormannen van De Stijl. “Maar hij begon figuratief, en juist die vroege periode wil Villa Mondriaan laten zien. En aangezien de Joffers er welbewust voor kozen om figuratief te blijven schilderen, passen ze hier uitstekend.”
Enkele Joffers maakten ook actief deel uit van Mondriaans netwerk, zoals Lizzy Ansingh en Nelly Bodenheim. “Maar sowieso verkeerden ze allemaal in dezelfde kringen en zijn elkaar ongetwijfeld weleens tegengekomen. Lizzy Ansingh was echt met hem bevriend. In 1912, toen hij pas in Parijs woonde, heeft Ansingh daar zijn atelier bezocht. De aanleiding was dat ze dat ze beiden op een grote jaarlijkse tentoonstelling, de Salon, een schilderij tentoonstelden.”

Groep

Het was eveneens in 1912 dat de invloedrijke criticus Albert Plasschaert de term ‘Amsterdamse Joffers’ muntte; een naam die de dames dankbaar overnamen, omdat die individuele verschillen onder één noemer bracht. “Destijds was men van mening − wat ik niet onderschrijf − dat hun werk ook onderling kwalitatief verschilde,” zegt Sloterdijk. “En binnen de groep zouden de wat ‘minder goede’ Joffers zich kunnen optrekken aan de meer getalenteerde Joffers, die zo op hun beurt weer meer expositiemogelijkheden kregen. Want natuurlijk viel het voor vrouwen niet mee om zich te handhaven in de kunstwereld van toen. Maar wanneer als je je als groep kon presenteren, stond je al een stuk sterker dan je eentje.”
Overigens hebben ze niet vaak allemaal tegelijk geëxposeerd, voegt ze eraan toe: “Meestal als groepje van vier à vijf. En sommigen hadden ook wel solo-exposities en wonnen afzonderlijk prijzen met hun werk.”

Lange tijd werd vrouwen het modeltekenen naar levend naakt verboden

En plein air schilderen, dus met schilderkist en veldezel de natuur in trekken, dat deden de Joffers zelden. ”Het werd ongepast gevonden voor een vrouw alleen. Dan moest je met een chaperonne op pad, en dat was best lastig. Wel was het buiten schilderen voor vrouwen al iets normaler geworden zodra dat de Joffers op het toneel verschenen; de generatie voor hen, met namen als Suze Robertson en Thérèse Schwartze, had die weg al enigszins geplaveid. Van de Joffers zijn ook een paar schetsen bekend die buiten zijn gemaakt. Persoonlijk denk ik dat ze weinig buiten werkten omdat de kleding van chique dames in die tijd het er misschien niet ook praktischer op maakte.”

Levend naakt

Nog een punt waarop vrouwelijke kunstenaars anders werden bejegend: lange tijd werd hun het modeltekenen naar levend naakt verboden. “Met name mannelijk naakt was problematisch,” vertelt Sloterdijk. “Maar in 1895 is die kwestie al beslecht, en in 1896 werd op de Rijksacademie de eerste cursus ‘Tekenen en schilderen naar levend naakt’ gegeven. Bijna alle Joffers hebben dus die mogelijkheid gehad, al werd het nog niet in brede kring geaccepteerd. De directeur, August Allebé, vond het maar niks. Maar hij ging uiteindelijk toch overstag omdat andere academies, in België bijvoorbeeld, het wél aanboden.”

Naast hun talent waren de Joffers ook maatschappelijk geprivilegieerd. Ze kwamen uit welgestelde families waar kunst en cultuur vaak hoog in het vaandel stonden. “Dat maakte de stap naar de kunstacademie wel makkelijker,” bevestigt Sloterdijk. “De vader van Piet Mondriaan was onderwijzer, maar heeft nota bene het Koninklijk Huis aangeschreven voor een studiebeurs omdat het anders financieel niet uit kon. Dus voor jonge vrouwen uit de arbeidersklasse zou het helemaal een gigantische stap zijn geweest.” Gezien hun sociaaleconomische status hoefden de Joffers ook niet van hun kunst te leven. “Maar hun werk viel goed in de smaak, dus ze hebben er wel behoorlijk aan verdiend.”

Diversiteit

Stilistisch vallen de Joffers binnen het late impressionisme. Wel is er de nodige diversiteit qua handschrift en onderwerpkeuze. Dat zie je duidelijk terug in de zacht verlichte bovenzaal van Villa Mondriaan, waar de scharlakenrode wanden voor een warme, huiselijke gloed zorgen.
Het transparant geaquarelleerde havengezichtje Netten drogen, Honfleur van Betsy Westendorp-Osieck hangt tegenover de krachtig bijeen gepenseelde Pioenrozen van Coba Ritsema. Even fijnzinnig als indringend is het portret in pastelkrijt van Agnieta Cornelia Gijswijt, kunstenares door Jo Bauer-Stumpff.  Jacoba Surie schilderde sensitief en ontroerend Het zieke meisje (1921), waar Lizzy Ansingh haar Poppendokter in ferme kwaststreken bijna bruusk op het doek zette.

Jet Sloterdijk: “Lizzy Ansingh is bekend geworden om haar poppen, een opvallend onderwerp. Coba Ritsema werd wel ‘de vrouwelijke Breitner’ genoemd vanwege haar donkere kleuren en handschrift. Ans van den Berg schilderde vooral bloemstillevens. Zij is trouwens de enige die niet aan de Rijksacademie is opgeleid, maar onder meer aan de Académie Colarossi in Parijs.” De mening van weleer, over kwaliteitsverschillen, deelt de curator overigens beslist niet: “Ons voornaamste doel is dan ook om de Amsterdamse Joffers met deze tentoonstelling de aandacht te geven die ze verdienen, en we hopen dat hun werk op waarde wordt geschat.”

Te zien t/m 26 februari 2023. www.villamondriaan.nl

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.