Om het probleem van de zogenaamde ‘schijnzelfstandigheid’ te bestrijden, wil staatssecretaris Wiebes de Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) afschaffen en een stelsel introduceren van modelovereenkomsten voor de inhuur van zzp’ers.
Dinsdag 26 januari debatteert de Eerste Kamer over zijn plan. Een week later, op 2 februari, volgt de stemming. Volgens juriste Miranda Maasman (secretaris economische en juridische zaken bij het Nederlands Uitgeversverbond) zou iedere senator die zijn of haar taak serieus neemt, tegen moeten stemmen.
DBA belet malafide opdrachtgevers niet schijnconstructies op te tuigen
‘Schijnzelfstandigheid is werken als zelfstandige terwijl de samenwerking alle kenmerken vertoont van een echte arbeidsovereenkomst,’ legt Maasman uit. ‘Al bij de voorloper van dit wetsvoorstel, de Beschikking Geen Loonheffing, constateerde de Raad van State dat onduidelijk is wat de omvang is van die schijnzelfstandigheid en of het daadwerkelijk een probleem is. En vervolgens is het nog maar de vraag of het huidige wetsvoorstel dat probleem wel bestrijdt.’
Het antwoord van Maasman op al die vragen is een hartgrondig nee. ‘Het wetsvoorstel belet malafide opdrachtgevers niet schijnconstructies op te tuigen. Bonafide opdrachtgevers zullen bij invoering van de wet juist terughoudend worden bij de inzet van zzp’ers. Of zij gaan zzp’ers alleen nog via payroll-constructies inzetten. Verder zullen ze voor de zekerheid loonheffingen inhouden en de tarieven van zzp’ers naar beneden bijstellen.’
Status van de zzp’er zelf doet nauwelijks meer ter zake
Het wetsvoorstel Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties schrijft voor dat opdrachtgevers hun contract met zzp’ers voortaan vooraf voorleggen aan de Belastingdienst. Die velt dan een oordeel over de aard van die arbeidsrelatie: is het een arbeidsovereenkomst of toch een overeenkomst van opdracht? De status van de zzp’er zelf doet nauwelijks meer ter zake.
‘Blijkt de samenwerking te voldoen aan de criteria van persoonlijke arbeidsverrichting, loon en werkgeversgezag, dan is de samenwerking een arbeidsovereenkomst en moet de opdrachtgever loonheffingen betalen,’ aldus Maasman.
Met behulp van modelovereenkomsten kunnen opdrachtgevers vooraf zekerheid verkrijgen over de loonheffingsplicht voor zzp’ers, stelt staatssecretaris Wiebes. Die zekerheid is echter relatief, waarschuwt Maasman. ‘De opdrachtgever wordt namelijk uitsluitend gevrijwaard wanneer de feiten en omstandigheden waaronder een zzp’er werkzaam is, exact overeenstemmen met het modelcontract. De praktijk is echter weerbarstig.’
Te veel ruimte voor de Belastingdienst
De gepubliceerde modelovereenkomsten bevatten verder ook veel bepalingen die te abstract blijven, oordeelt Maasman. Ze bieden daardoor veel te veel ruimte voor de Belastingdienst om bepaalde praktische omstandigheden als afwijking aan te merken. En dat kan grote gevolgen hebben.
‘Bij een door de Belastingdienst geconstateerde afwijking van het gebruikte model vervalt de vrijwarende werking voor de opdrachtgever. In dat geval kan de opdrachtgever een naheffing tegemoetzien, met terugwerkende kracht tot maximaal vijf jaar. Dit kan tonnen kosten.’
Eerder 4000 modelovereenkomsten dan 40
Staatssecretaris Wiebes gaf in eerste instantie aan dat hij naar maximaal veertig modelovereenkomsten streefde. Zijn Belastingdienst heeft inmiddels een aantal van zulke overeenkomsten gepubliceerd. Het merendeel daarvan is volgens Maasman zo specifiek dat het ernaar uitziet dat er uiteindelijk eerder 4000 dan 40 modellen beschikbaar zullen komen.
Bovendien biedt het gros van de gepubliceerde modellen zo veel ruimte voor discussie, dat van enige zekerheid vooraf geen sprake is. ‘De modelovereenkomsten brengen ondernemers in een situatie van zekere onzekerheid.’
De modelovereenkomsten moeten volgens Wiebes de VAR vervangen omdat die ‘failliet’ is. Het systeem zou leiden tot fraude en misbruik. Bovendien zou de Belastingdienst niet in staat zijn om te handhaven bij malafide opdrachtgevers.
Veel logischer om de VAR te verbeteren
‘Op dit moment is er volgens de staatssecretaris onvoldoende capaciteit om VAR-aanvragen inhoudelijk te toetsen. Dat is inderdaad een probleem,’ beaamt Maasman. ‘Maar als die toetsing zo moeilijk uitvoerbaar is, waarom zou er dan in de toekomst wél goed onderzoek kunnen plaatsvinden naar feiten en omstandigheden?’
Veel logischer zou het zijn om de VAR te verbeteren. Bijvoorbeeld door aanscherping van de vragen-set en door het gebruik van informatie uit de inkomstenbelastingaangifte van zzp’ers. Ook intensievere, risicogebaseerde controle met meer menskracht acht Maasman denkbaar.
‘Dan het helemaal niet nodig om de wet zo ingrijpend te wijzigen. Dan kunnen bonafide opdrachtgevers en zzp’ers probleemloos blijven samenwerken.’