Elf jaar geleden begon ik als tiener aan een studie theologie. In mijn achterhoofd hield ik de optie open dat ik mijn pensioen niet zou halen in dat vakgebied – want zijn er in 2050 nog wel kerken over? In de tussentijd ben ik een stuk optimistischer geworden. Sterker nog: dit is een ontzettend leuke tijd om theoloog te zijn. Afgelopen week stond ik voor een zaaltje vol vriendelijke protestanten, overwegend zestigplussers. ‘Uw kinderen gaan niet meer naar de kerk’, zei ik tegen hen. ‘En hún kinderen zijn mijn klanten.’
Zo heb ik het namelijk ervaren als loslopend theoloog in de 21e eeuw. De ontkerkelijking die de statistieken ons nog steeds jaarlijks onverbiddelijk voorspiegelen, is meer dan 50 jaar geleden begonnen. Een hele generatie was allergisch geraakt van de verzuiling en van de kerkelijke betutteling, en sloot zich af voor religie. Kinderen van die tijd zijn nu gevestigde namen in de media, politiek en (klein)kunst, en daarom lijkt het alsof religie is verdwenen uit onze cultuur. Maar jongeren hebben geen last meer van die allergie en vinden een open gesprek over geloof en de ziel helemaal niet zo vervelend – al voeren ze het liever in de kroeg dan in de kerk.
De comeback van religie
Schrijfster Yvonne Zonderop werkte de afgelopen jaren aan haar net verschenen boek Ongelofelijk, waarin ze zich hardop afvraagt of we die christelijke cultuur niet al te snel overboord hebben gegooid in Nederland. Ze constateert een voorzichtige comeback, een herleving van de interesse in de religieuze wortels van ons land. Daarin wijst ze ook op politici als Geert Wilders, Thierry Baudet en diverse namen bij de VVD en het CDA, die allemaal schermen met de term ‘(joods)christelijke cultuur’. De manier waarop zij die term laden is vaak dubieus, maar het feit dat zij er blijkbaar een heel volksdeel mee aanspreken zégt iets.
Voor mij als theoloog is de comeback die Yvonne Zonderop aanwijst ook merkbaar. Ik koos het internet als eerste werkveld en ontdekte dat het gesprek over religie heel makkelijk paste op een vluchtig open medium als Twitter. Van de ruim vierduizend volgers die ik daar in de loop van de jaren opdeed, gaat de helft niet naar de kerk met Kerst. Dat betekent dus dat duizenden compleet geseculariseerde Nederlanders vrijwillig een twitterende theoloog volgen. Ook hier op Blendle/Cafeyn, een jong, hoogopgeleid medium, bleek het niet moeilijk om een grote groep lezers aan te spreken met voluit theologische thema’s.
Geloven is nooit dood geweest
Hoe komt dit? Allereerst omdat religie nooit dood is geweest. Nog altijd heeft de helft van Nederland een vorm van godsgeloof. Stichtingen, scholen, politieke partijen, buren, evangelisten… je moet je best doen om nooit een christen tegen te komen. Daarnaast brengt immigratie ons in contact met voorheen minder bekende vormen van geloven, met name in de vorm van moskeeën en migrantenkerken. Wereldwijd groeit het aantal gelovigen nog steeds, dus wie de mensheid wil begrijpen doet er goed aan om iets van religie te weten.
Ook omdat er veel maatschappelijk belang aan religie kleeft. We zijn al een kleine twintig jaar met een ‘islamdebat’ bezig. Donald Trump had zonder steun van evangelicals nooit gewonnen, Vladimir Poetins Rusland kent een enorme opleving van de Russisch-Orthodoxe Kerk en in India en Myanmar neemt religieus nationalisme in rap tempo toe. Ook ons polderlandje kent weer eigen discussies zoals het boerkaverbod, de weigerambtenaar, pastafari-rechtszaken en hier en daar een zorgwekkende sekte.
Daarnaast begint bij veel Nederlanders het besef te dagen dat het gesprek over de ziel, zingeving en je diepste waarden de moeite waard is. Dat er vragen over leven en dood, ethische grenzen, morele normen en identiteit zijn waar ieder mens altijd mee heeft geworsteld. En waarom dan niet te rade gaan bij oude, beproefde bronnen? Het westen heeft de laatste decennia soms voorzichtig, soms gretig gesnuffeld aan oude wijsheden uit het Verre Oosten. Tussen de bestsellers in de boekhandel ligt een boek waarin komiek Stephen Fry de oude mythen weer oppoetst. Maar ons Rijksmuseum hangt ook vol met verwijzingen naar een andere rijke bron van zingeving uit lang vervlogen tijden: de Bijbel. Kan die ook weer worden afgestoft?
Oude verhalen afstoffen in een nieuw boek
Ja, dacht uitgever Atlas Contact. En zo kwam het dat ik, die als student zonder al te hoge verwachtingen aan een domineesopleiding begon, twee jaar geleden naar de grachtengordel ging. Om daar, in het hol van de seculiere leeuw, plannen te maken voor een nieuw boek waarin ik het mooie van de Bijbel zou laten zien aan de weldenkende 21e-eeuwer. Niet om je in één klap te bekeren, niet om de kerken weer vol te laten stromen. Wel om in een maatschappelijke behoefte te voorzien. Want de nieuwe generatie zit niet meer te wachten op de vuile was van een gefrustreerde ex-gelovige. Die problematiek kennen we nu wel. De tijd is nu juist weer rijp voor een bescheiden eerherstel voor de wijsheden in de Bijbel die er nog altijd zijn, onder heel veel lagen onbegrip, historische missers, kerkelijke starheid en anti-kerkelijke allergie.
Dat boek, God en ik, ligt vanaf deze week in de winkels. Ik hoop er aan een jonge, onbevangen generatie een aantal mooie verhalen in te vertellen, verhalen die onze cultuur dreigt te vergeten. Ik hoop een handig naslagwerk te bieden waarin je weer even snel kunt opzoeken wat Pasen en Pinksteren ook alweer betekenden. En ik hoop dat kerkmensen, als ze een boek over hun eigen traditie lezen in de woorden van de 21e eeuw, op een frisse manier naar hun eigen geloof zullen kijken. Want het gesprek tussen religieuzen en niet-religieuzen kan mooier, beter en bovendien wederzijds inspirerend zijn.
***
Alain Verheij (1989) is theoloog en schrijver van het nieuwe boek ‘God en ik: wat je als weldenkende 21e-eeuwer kunt leren van de Bijbel’. In zijn Blendle/Cafeyn-columns verbindt hij steeds de actualiteit met zijn aloude vakgebied. Lees nog eens na wat hij schreef over Black Mirror, over minderen met vlees en over #metoo.