Al in Donetsk ontving ik telefoontjes en berichtjes van vrienden uit Moskou en Kiev. Ik was net een paar dagen daarvoor in het rampgebied neergestreken, en had akelige dingen gezien. In de tent van de rampenbestrijdingsdienst lagen tassen en koffers van de omgekomen passagiers op een grote hoop. Drie rebellen zaten er respectloos in te grutten. Een van de eerste rugtassen die ik zag, was er bijna exact zo één als die ik zelf heb. Een moment had ik me diep kwetsbaar gevoeld. Ik besefte dát het mijn tas had kunnen zijn.
De ochtend nadat we in het schemerdonker op de rampplek waren aangekomen, toonde de hier gepleegde misdaad (het woord ramp zou je eigenlijk niet meer moeten gebruiken, het verhult de aard van de gebeurtenis) in al haar gruwelijkheid. Overal de onbeschrijfelijke ravage op het verschroeide gras. Tassen, koffers, magazines (Linda en Privé), speelgoed, spelletjes (een reisuitvoering van Kolonisten van Katan) en reisgidsen (over Bali), alles overgoten met een zwarte laag roet.
Maar het ergste: ook de lichamen lagen er nog. Verbijsterd had ik over de killing fields, de glooiende gras- en tarwevelden die er normaal zo vredig bijliggen, staan kijken. De lijkenlucht, waarvan iedereen die haar ooit had geroken zei dat je die nooit meer vergeet, was penetrant en bleef hangen in je neus. Twee dagen later in het hotel in Donetsk leken zelfs mijn kleren nog naar de dood te stinken, ik had ze meteen in de was gedaan.
Mijn rugtas stond nog in één van de boogtenten, en slechts onder begeleiding van een gemaskerde rebel, had ik hem mogen ophalen. 'Die lijken zijn ouder dan twee dagen', beweerde de jonge opstandeling, terwijl hij met zijn kalasjnikov losjes voor de buik gehangen toekeek hoe ik mijn tas opbond. 'Ik heb in het leger gezeten, ik herken het. De slachtoffers zijn al veel langer dood dan donderdagavond.' Wat er voor een idiote complottheorie in zijn hoofd rondzong, wilde ik niet eens weten. Maar dat hij volledig los was van de werkelijkheid, stond buiten kijf.
'Die lijken zijn ouder dan twee dagen', beweerde de jonge opstandeling
Excuses
Twee dagen later belde Irina, de moeder van een goede vriend uit Moskou en tevens mijn hospita, me op in het hotel. Ik had haar voor mijn vertrek halsoverkop niet meer gezien. Ze wilde me laten weten hoe erg ze het vond wat er was gebeurd. ‘Ik schaam me zo, vergeef ons Joost’, zei ze met schuchtere stem. Irina’s excuses kwamen voort uit haar heilige overtuiging dat Rusland het vuur in Oost-Oekraïne oppookt en dus uiteindelijk verantwoordelijk is voor het neerschieten van MH17. Ze is één van de weinigen in Rusland die er zo over denkt.
Ook Boris uit Moskou, al ruim twintig jaar een vriend, reageerde. ‘Mijn deelneming makker, door domheid en gemeenheid stierven totaal andere mensen die er niets mee te maken hadden. Wees voorzichtig!’, schreef hij in een whatsappje.
Oekraïense vrienden lieten eveneens van zich horen – allemaal omdat je Nederlander bent en er zoveel landgenoten aan boord waren van MH17. En zelfs de echtgenote van één van de pro-Russische rebellen in de afvallige regio Loehansk stuurde een e-mail. Ze was zelfs de eerste. ‘We rouwen en leven mee. Afschuw is in onze geest en in ons hart. God zal oordelen over allen die wapens dragen en de dood brengen’, meldde ze. Haar bericht raakte me misschien nog wel het meest, juist omdat het uit zo onverwachte hoek kwam. Waren dit nou die klootzakken waar heel Nederland hen na de aanslag op de MH17 voor houdt?
Zo had ook een van de rebellen mij en een Britse collega twee nachten lang een slaapplaats bij hem thuis geboden. We zijn westerse journalisten, die in de ogen van de pro-Russische opstandelingen de kant van Kiev kiezen en de waarheid te allen tijde geweld zullen aandoen. Niettemin was de gastvrijheid van de rebel en zijn jonge echtgenote vrijwel onbeperkt geweest. We hadden bier, worst en pinda’s meegenomen als tegendaad en tot diep in de nacht zitten praten. Natuurlijk, dat Oekraïense straaljagers vlucht MH17 uit de lucht hebben geknald, staat voor hen in steen gebeiteld (het was volgens hen een ‘provocatie’ door Kiev, het woord dat te pas en te onpas wordt gebruikt door beide kanten). En dat het Oekraïense leger uit is op ‘etnische’ zuivering van de Russischtaligen, eveneens. ‘De Amerikanen willen hier schaliegas gaan winnen, daarom moet de bevolking uit Donbass verdwijnen’, meende de vrouw van de rebel vol overtuiging, het is ook al zo'n verhaal dat overal in de regio rondgonst. ‘En de Oekraïense president Porosjenko helpt ze daarbij.’
‘Ik schaam me zo, vergeef het ons’
Mijn Britse collega en ik waren er maar niet al te hard tegenin gegaan. Waarom ook? Overtuigen kun je een door de Russische media gehersenspoelde tv-kijker toch niet. En evengoed krijgen de Oost-Oekraïense burgers wel elke dag de granaten van het leger en hun bondgenoten op hun dak. Dan heb je als Westerling makkelijk praten. ‘Weet je wat de grootste tragedie is?’, zei de Britse collega de volgende dag. ‘Het zijn hier doodgoede mensen. En aan het eind gaan ze er allemaal aan.’
Het waren geen makkelijke weken geweest. Naast de ramp hadden we ook nog eens met oorlog te maken. Donetsk (stad) was uitgestorven, de rebellen hebben een avondklok ingesteld om tien uur. En elke dag langs de wegversperringen naar de rampplek, een rit van anderhalf uur. Telkens de vraag of de opstandelingen, vaak jonge kerels die nooit eerder een wapen hebben vastgehouden, je zouden doorlaten. De accreditatie was in orde, maar willekeur heerst in de zelfverklaarde Volksrepubliek Donetsk. En in de verte klonk geregeld artillerievuur, je kon altijd op de verkeerde plek op het verkeerde moment zijn.
Onderzoekend
Tweeënhalve week verstreek en het was tijd om terug te keren naar de basis. In Moskou keken Irina, haar man en zoon (mijn goede vriend) me wat onderzoekend aan, alsof ze wilden peilen hoe ik er geestelijk aan toe was. ‘Het gaat goed met me’, stelde ik hen gerust. ‘Ik heb mezelf voldoende in bescherming genomen, maak je geen zorgen.’ Het weerzien was vrolijk en hartelijk. Irina zette me borsjtsj voor.
De volgende dag organiseerden vrienden een terugkeerfeestje voor me. Ze hadden zich zorgen gemaakt, zeiden ze, en ik waardeerde hun gebaar. Toch voelde ik op mijn klompen aan welke richting het zou uitgaan. Ik kwam immers net terug van de rampplek en mijn vrienden zouden willen weten hoe het daar was en wat ik gezien en gehoord had. Maar al gauw lag ook de schuldvraag op tafel, natuurlijk.
Het gesprek verliep zoals het de vorige keer ging, toen Rusland de Krim net had geannexeerd. Het gezelschap was grotendeels hetzelfde en er werden stevige meningen geventileerd. Toen kreeg ik de onvermijdelijke vraag voorgelegd: ‘Joost, wat denk jij, wie heeft het vliegtuig neergeschoten?’ Evenals destijds liet ik me voorzichtig uit om de sfeer niet direct te bederven. En natuurlijk kón ik ook niet anders zeggen dan dat ik het niet wist, omdat niemand dat kan. Onomstotelijk bewijs is er immers nog steeds niet.
‘Maar ik geloof wel dat de pro-Russische rebellen achter de aanslag zitten’, zei ik uiteindelijk. ‘Niet expres, het was een vergissing’, voegde ik eraan toe en gaf mijn argumenten waarom ik dacht dat het logisch was.
Maar Boris, met zijn altijd grappige gezicht en clowneske houding, toonde zich – evenals tijdens onze discussie over de Krim – grimmig. Hij begon een tirade over de onmogelijkheid dat de pro-Russische milities erachter zitten. ‘Zij hebben helemaal niet dat soort geavanceerde wapens. De telefoontjes waarin rebellen toegeven de MH17 uit de lucht te hebben geschoten, zijn allemaal knip- en plakwerk van de Oekraïense geheime dienst’, stelde Boris.
Hij is slim, en kwam met veel en logisch klinkende aanwijzingen, zoals ook de Russische televisie die geeft, waarom Oekraïense straaljagers de aanslag zouden hebben gepleegd. ‘Kiev wilde een doordbraak in het conflict afdwingen. Door de aanslag de rebellen in de schoenen te schuiven, zou het Westen de sancties tegen Rusland uiteindelijk verzwaren’, bezwoer Boris.
Een taxichauffeur in Donetsk had geprobeerd me met dezelfde overtuiging dat verhaal op de mouw te spelden. Ik had al een slecht humeur en kon de man op enig moment niet meer áánhoren. Ik gaf hem de wind van voren en stelde dat er maar één land ter wereld zo cynisch was, dat het zijn eigen burgers op deze manier zou opofferen voor een politiek-militair doel: Rusland. Laat staan als het ging om driehonderd buitenlanders. Zijn geblaat, dat hij letterlijk van de televisie had overgenomen, klonk als een belediging voor de slachtoffers. Ik had me als Nederlander bijna gekwetst gevoeld, terwijl ik niemand van de omgekomen passagiers kende. Mijn woede-uitbarsting werkte, de chauffeur hield zich plotseling gedeisd.
Maar nu zat ik met vrienden aan tafel, die dezelfde mening verkondigden en ik wilde geen ruzie met ze. Ik had drie weken ‘in het veld’ gezeten en daardoor een lichte kennisachterstand. Het gaf me een ongemakkelijk gevoel, want Boris denderde (ook nog eens grotendeels in het Russisch) over me heen en kreeg hulp van de anderen. Daar zat ik dan als Westerse journalist. Mijn overtuiging, die door te veel genuanceer al niet sterk was, wankelde.
Oekraïners zijn gewoon allemaal verraders!
Maar wat me evenwel nog het meest verontrustte, was Boris’ tirade over Oekraïners, onder wie ik inmiddels ook goede vrienden heb. ‘Ze zijn nooit een land geweest en hebben daardoor nooit een gevoel van nationaliteit gekend. Altijd maar ruzie maken met Polen, met Rusland, met Hongarije, het zijn gewoon allemaal verraders! Of ze nu uit West- of Oost-Oekraïne (nota bene pro-Russisch, jb.) komen’, kankerde Boris. En niemand sprak hem tegen.
Mythe
Al eerder schreef ik dat voor mijn gevoel de broederschap tussen Russen en Oekraïners – in ieder geval in de perceptie van de eerstgenoemden – op een mythe berust. De Oekraïners hebben zich voor een groot deel afgekeerd van hun grote oosterbuur en daar zijn de Russen kwaad over. Heel kwaad. ‘Een chochól blijft een chochól’, zei een voetbalkennis onlangs, waarbij hij bewust de denigrerende bijnaam (‘kuif’) gebruikte. Zoals het Nederlandse woord ‘moffen’ voor Duitsers.
Natuurlijk verdient Oekraïne straf in de ogen van Rusland, zijn bevolking, maar helemaal in de optiek van zijn leiders. Het uiteindelijke doel is Oekraïne permanent instabiel te houden, zodat Rusland naar believen kan interveniëren. En om dat te rechtvaardigen, wordt de Oekraïense regering (en en passant het volk) steeds verder gedemoniseerd: het zijn fascisten die genocide plegen op hun Russischtalige landgenoten. Bovendien, zo waarschuwde Sergej Glazjev, Poetins economisch adviseur, al in juni tijdens een gloedvol, op televisie uitgezonden betoog, bouwt Oekraïne in opdracht van Amerika zijn leger steeds verder op om uiteindelijk, met behulp van Washington, een oorlog te beginnen tegen Rusland. Voor het eerst hoorde ik iemand in de directe omgeving van president Poetin voortdurend de term ‘nazi’s’ bezigen. Glazjevs hysterische theorie klonk te idioot voor woorden (Oekraïne is in alle opzichten bijna te zwak om zelfs maar eigenstandig overeind te blijven), maar de Russen geloven het.
De uitvoering van de afstraffing ligt in handen van de pro-Russische rebellen, van wie een groot deel eenvoudige, laagopgeleide en hogelijk manipuleerbare inwoners zijn van de Donbass (de afvallige Oekraïense regio’s Donetsk en Loehansk tezamen). Maar welbeschouwd zijn zij ook slachtoffer van de situatie, vergiftigd als hun gedachten zijn met de Russische propaganda. Ze geloven heilig dat ze hun gezinnen en huizen moeten beschermen, maar tegen wat? Een hersenschim. En hun onafhankelijkheidsstrijd heeft ze uiteindelijk niet eens opgeleverd wat ze wilden: aansluiting bij Rusland. Moskou moet ze niet, zoveel is duidelijk. Een oproep aan het Kremlin in mei om evenals de Krim ook de Donbass in de Russische moederschoot terug te brengen, bleef tot op heden in ijzige stilte onbeantwoord. In die zin is het Russische verraad aan de Oost-Oekraïners misschien nog wel het grootst.
Er hangt iets engs in de lucht in Rusland, omschreef ik enige tijd geleden het klimaat in het land waar ik vorige herfst ben neergestreken. En dat is nog steeds niet verdwenen. Je went eraan, gaat discussies uit de weg. Even voelde ik lichte hoop, dat de tragedie met de MH17 – aan weerskanten – het besef zou brengen, dat er een heilloze weg was ingeslagen. Dat de aanslag een game changer zou zijn. Die hoop bleek ijdel en intussen wordt het alleen maar erger.
Al eerder schreef Joost Bosman dat er iets engs in de lucht hangt in Rusland. Lees het hier.