Tijdens de verkiezingscampagne werd steen en been geklaagd over het feit dat er slechts één vrouwelijke fractievoorzitter was, Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren. En toen de samenstelling van de nieuwe Tweede Kamer bekend was, brak een kakofonie los over het vermeende gebrek aan representativiteit: te weinig vrouwen en Surinamers en veel te veel witte mannelijke Randstedelingen.
Sammie Peters maakt het in de Volkskrant wel erg bont: “Slechts één Kamerlid woont in Flevoland. Voor een representatieve vertegenwoordiging zouden daar minstens drie Kamerleden moeten wonen.” Maar misschien zijn politici gewone mensen en wonen Kamerleden met wortels in de noordelijke provincies liever wat dichter bij hun Haagse werk. Of misschien vinden ze, net als ik, Flevoland een doodsaaie provincie. Wat ook kan – en dat ligt voor de hand – is dat de meeste kiezers in Flevoland vooral geïnteresseerd zijn in de plannen van politieke partijen en het hun geen bal kan schelen waar een kandidaat-Kamerlid eigenlijk woont.
Erg consequent is Sammie overigens niet. Van de nieuwe Kamerleden hebben er acht (5 procent) een Marokkaanse achtergrond, terwijl er op zuiver demografische gronden hooguit vier van zulke Kamerleden behoren te zijn. Marokkanen zijn even sterk oververtegenwoordigd als mannen. Ook zijn er verhoudingsgewijs te veel Kamerleden van Turkse afkomst. Sammie noemt dat niettemin “een keurige score”. Ik vind dat meten met twee maten en dus vals spelen.
Laten we ophouden met het (etnisch) profileren van volksvertegenwoordigers
Voor mijn part zitten er tien Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond in de Tweede Kamer, of vijf Flevolanders. Als de kiezers een parlement willen dat voor een kwart homoseksueel en zwart is, vind ik dat ook best. Wat ik alleen niet zo’n goed idee vind, is het rubriceren van volksvertegenwoordigers op grond van hun sekse, etniciteit en wat dies meer zij. Dan is het einde al snel zoek. We winden ons op over te veel of te weinig Antilianen, Surinamers, Turken en Marokkanen in het parlement, maar ik heb nog niemand gehoord over Chinezen, Joegoslaven en Indonesiërs. Is afspiegeling soms alleen van belang voor minderheden die, om welke reden dan ook, vaak in het nieuws zijn? En wat doen we met een Vietnamees adoptiekind als Kamerlid? Wordt dat gebombardeerd tot vertegenwoordiger van de Aziatische gemeenschap – voor zover die al bestaat – of mag zij verdorie zelf uitmaken bij wie ze zich thuis voelt?
Dat de Kamer vooral door hoogopgeleiden wordt bevolkt, hoeft evenmin een probleem te zijn. Het is wel een probleem als openlijk wordt getwijfeld aan de politieke capaciteiten van mensen met een lagere opleiding. Dat overkwam Marja van Bijsterveldt, die volgens PvdA-denker René Cuperus zo arrogant was om te denken dat ze met haar verpleegkunde A-diploma geschikt was als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kabinet-Rutte I. “Dan lig je ’s nachts toch in je bed te malen of jij daar nu wel de meest aangewezen persoon voor bent?” aldus de ideoloog, die eigenhandig het graf graait voor het verheffingsideaal van zijn partij.
Over verkiezingen in Nederland tot in de jaren zestig wordt wel gezegd dat ze het karakter van een volkstelling hadden, zodat we wisten hoeveel katholieken, protestanten en arbeiders er in ons land woonden. De mensen die willen dat de Kamer een zuivere afspiegeling is van de samenleving willen eigenlijk terug naar die tijd en van de Tweede Kamer een Madurodam van etniciteiten maken. Als we die lijn consequent volgen, moet de Kamer gevuld worden met mensen die provincies, seksuele voorkeuren, etnische afkomsten, opleidingsniveaus en wat niet al vertegenwoordigen – een soort corporatisme nieuwe stijl. Trouwens, hoeveel Kamerleden hebben een eigen woning en hoeveel wonen er in een huurhuis? Als we daar allemaal rekening mee moeten houden, kunnen we de verkiezingen wel afschaffen.
Op deze manier hebben we geen verkiezingen meer nodig
Sterker nog, we zullen de verkiezingen wel moeten afschaffen. Laten we voor het gemak de maatschappelijke diversiteit even beperken tot vier belangrijke kenmerken: geslacht, geloof, etnische achtergrond en seksuele oriëntatie. Hoe zien de afspiegelaars, de etnische profileerders met een goede inborst, de verwerkelijking van het ideale parlement voor zich? Partijen kunnen met pijn en moeite wel een volledig representatieve kandidatenlijst opstellen, maar iedereen weet dat alleen de top van de lijst een reële kans op een zetel maakt. Er moeten dus afspraken gemaakt worden tussen partijen. Zet jij een orthodoxe hindoe hoog op de lijst, dan doen wij een seculiere lesbische Turk. Maar dan kunnen we het niet hebben dat zwevende kiezers op het laatste moment massaal uitwijken naar een partij die laag in de peilingen scoorde, want dan zijn de gemaakte afspraken niets meer waard.
De afspiegelaars zullen vast menen dat ik hun ideeën over representatie belachelijk maak. Dat doe ik ook. Zij kunnen wel jeremiëren dat er te weinig laagopgeleiden, provincialen, allochtonen en vrouwen in de Kamer zitten, maar wat willen zij daaraan doen zonder onze parlementaire democratie om zeep te helpen?
Maar laten we niet te lang stilstaan bij allerhande praktische problemen. Voor het gemak nemen we aan dat er op een zeker moment ‘genoeg’ Surinamers, Turken en andere minderheden in de Kamer zitten. Wat moet iemand met een Turkse achtergrond in de Tweede Kamer: zich uitspreken voor of tegen het bezoek van Turkse ministers die in Nederland campagne willen voeren? Als we Kamerleden met een Turkse achtergrond gaan identificeren met de Turkse gemeenschap dan is het een kwestie van tijd totdat zij worden afgerekend op hun Turks-zijn. De kwalijke handelswijze van DENK wordt dan de norm. En wie is een goede Groninger: het Kamerlid dat de gaswinning naar nul wil terugbrengen of het Kamerlid dat Nederland niet op slag afhankelijk wil maken van energie uit het buitenland?
De afspiegelaars brengen niet alleen Kamerleden in een lastig parket, maar ze hebben ook een bekrompen opvatting over de kiezer, alsof die alleen vertegenwoordigd wil worden door iemand die op hem of haar lijkt. Onder anderen Pim Fortuyn, Frits Bolkestein en Geert Wilders hebben bewezen dat kiezers niet per se op zoek zijn naar een fysiek en sociaal-cultureel spiegelbeeld van zichzelf, maar naar iemand die hun politieke zorgen weet te verwoorden. Politiek is in Nederland – gelukkig – nog steeds een ideeënstrijd en dat wil ik graag zo houden.
Daarmee wil ik niet beweren dat volkomen onbelangrijk is hoe het parlement is samengesteld. Ik kan mij goed indenken dat het als vrouw onaangenaam is om alleen maar mannelijke politici op televisie te zien (voor mij als man trouwens ook). Ik geloof ook dat het heel belangrijk is dat er mensen met een migratieachtergrond zijn die aantonen dat in Nederland alle functies toegankelijk zijn voor iedereen, en gelukkig hebben wij geweldige voorbeelden zoals Khadija Arib en Ahmed Aboutaleb. Maar spontane diversiteit is wat anders dan het minutieus doseren van etniciteit waar de afspiegelaars zich aan bezondigen.
Als er toch een groep in Nederland is die het gevoel heeft dat zij niet gehoord en gezien wordt in de politiek, dan geeft ons kiesstelsel die mensen alle ruimte om een partij op te richten en het parlement te bestormen. Daarom zou ik de afspiegelaars willen oproepen om hun pijlen te richten op de onverlaten die Nederland willen opzadelen met een kiesdrempel of een districtenstelsel. Want als er iets fnuikend is voor de diversiteit in het parlement en het vertrouwen in de politiek, dan zijn het wel die twee cadeautjes aan het partijkartel.