1 april 1792. Voor Etta Palm is het de grote dag. Wat heet. Het moet het hoogtepunt van haar leven worden. Vandaag spreekt ze de Assemblée Nationale, de zeg maar tweede kamer van de Franse Republiek, toe. Het onderwerp: vrouwenrechten, waarvan Palm sinds een paar jaar in Frankrijk bekendstaat als voorvechter numero één. Twee jaar eerder, in 1790, had ze met Société Patriotique et de Bienfaisance des Amies de la Vérité in Parijs de eerste vrouwenclub van Frankrijk opgericht.
Ça doit changer! Dat moet veranderen!
Palm heeft het in haar toespraak voor honderden mannelijke Franse politici over gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Ze roept op tot gelijk onderwijs voor jongens en meisjes, en voor gelijke rechten voor vrouwen in het geval van echtscheiding of een erfenis. Bovendien zegt ze het onbegrijpelijk te vinden dat er nog steeds geen vrouwen toegelaten worden tot openbare ambten en in het leger.
‘Ça doit changer! Dat moet veranderen!’, roept ze. Want: ‘Vrouwen hebben evenveel moed en talent als mannen, en hebben in bijna alle gevallen meer creativiteit.’
Haar grote moment draait echter uit op een deceptie, althans: volgens schrijver P.F. Thomése in Het Zesde Bedrijf, een gedramatiseerde roman over de laatste fase van het leven van Palm. Volgens Thomése zit haar gehoor in het parlement al met z’n gedachten bij de naderende oorlog. ‘Ze staat stotterend en hakkelend achter het spreekgestoelte, en nog voor ze klaar is met haar toespraak wordt ze afgehamerd’, schrijft Thomése.
Palm wordt door de schrijver overigens neergezet als een vat vol tegenstrijdigheden: ‘Zo verzet ze zich tegen seksuele intimidatie, maar maakt ze voortdurend gebruik van haar eigen seksualiteit.’
Niet onopgemerkt gebleven
Haar toespraak voor de Assemblée Nationale mag dan ’n tikje zijn tegengevallen – het is het niet meer dan een smetje. Het laat de invloed die Etta Palm heeft (gehad) onverlet. Ook in het Nederland-van-nu is die importantie niet onopgemerkt gebleven. Zo zijn er bij wijze van eerbetoon in Hoofddorp, Arnhem, Purmerend, Leiden en Velserbroek straten vernoemd naar Etta Palm.
Etta Aelders is volgens de overlevering bloedmooi, intelligent en ook nog eens welbespraakt.
Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat dat in Groningen (nog altijd) niet het geval is. Want Etta Lubina Johanna Palm Aelders is een geboren en getogen Stadjer. De eerste 24 jaren van haar leven spelen zich af rondom de Poelestraat.
Op 3 mei 1743 wordt ze gedoopt in de Martinikerk in Stad. Een paar weken eerder – de exacte datum is niet meer op te duikelen – komt ze ter wereld als dochter van Jacob Aelders van Nieuwenhuys en Agatha Petronella de Sitter. Jacob, een gewone burgerman, heeft meerdere talenten. Hij is eigenaar van een papiermolen en handelt in behangpapier. Daarnaast is hij pachter van de plaatselijke lommerd. Ze baden niet in weelde, maar de Aeldersen hebben niks te klagen.
Etta Aelders is volgens de overlevering bloedmooi, intelligent en ook nog eens welbespraakt. Al als meisje spreekt ze, dankzij de lessen van haar moeder Agaath, vloeiend Frans, Engels en Duits. Eigenlijk heeft ze dus alles mee. Of Alles… Ze is nog maar zes jaar oud als haar vader Jacobus Aelders van Nieuwenhuys overlijdt. Moeder Agaath twijfelt niet en volgt manlief op als lommerd.
Mannenverslindster
Etta heeft een extraverte persoonlijkheid (eufemisme voor mannenverslindster) en vertoeft in haar jeugd graag in het gezelschap van studenten. Het levert haar tal van huwelijksaanzoeken op. Op dat van Christiaan Palm, student letteren en zoon van een officier van justitie uit Arnhem, gaat ze in. De twee gaan trouwen en betrekken een woning aan de Grote Markt.
Een succes wordt het huwelijk echter niet. Zowel Etta als Christiaan is doodongelukkig. Monogamie blijkt aan Etta niet besteed, en dat drijft Christiaan tot wanhoop. Dat hun kind Henriëtte Christina al na drie maanden overlijdt helpt ook al niet.
Christiaan wil scheiden en vertrekt met de VOC naar Batavia, waarna er van hem nooit meer iets vernomen wordt. Etta – het is inmiddels 1767 – verhuist naar Amsterdam, waar ze de Groningse advocaat Jan Munniks tegen het lijf loopt. Munniks is dan juist benoemd tot Nederlandse consul in het Siciliaanse Messina, waarop Palm hem besluit te vergezellen. Onderweg wordt ze echter ziek. Ze besluit in Frankrijk te blijven, en komt uiteindelijk terecht in Parijs.
La belle Hollandaise, wordt ze genoemd. Het legt haar geen windeieren
Wauw, Parijs… Dat is nou een stad die haar bevalt. Al is Rue Villedo, waar ze komt te wonen, nou niet bepaald een gegoede buurt. Geluk bij een ongeluk: het ligt wél op een steenworp afstand van Palais Royal, waar het een komen en gaan is van invloedrijke personen. Ze wordt er geïntroduceerd door de Friese jonkheer Douwe Sirtema van Grovestins, die ze een paar jaar eerder in Tilburg heeft ontmoet. Dankzij haar persoonlijkheid, en wellicht ook haar schoonheid en vrijgevochten moraal, bouwt ze binnen een mum van tijd een bestaan op als gezelschapsdame c.q. courtisane dan wel minnares van diplomaten, politici, edelmannen en welgestelde heren.
La belle Hollandaise, wordt ze genoemd. Het legt haar geen windeieren. Het eerste wat ze doet met haar nieuw verworven weelde: haar intrek nemen in het aanmerkelijk chiquere Rue Favart. Bij haar nieuwe huis-op-stand hoort ook een nieuwe titel, vindt ze. Etta Palm gaat voortaan door het leven als Baronesse d’Aelders. Haar ex-man Christiaan was een baron geweest, beweert ze, en dat maakte haar automatisch barones. Vandaar.
Spionne voor France Royale
Interessant, vindt de Franse geheime dienst, die ter ore komt dat ze verkeert met grootheden als Rousseau en correspondeert met onder anderen stadhouder Willem V. Volgens de overlevering is het Jean-Frédéric Phélypeaux, een belangrijke adviseur van koning Lodewijk XVI, die haar overhaalt om als spionne voor France Royale te gaan werken.
Het gaat haar goed af. Ze bouwt gestaag aan een reputatie als betrouwbare informante. Niet alleen voor Franse diplomaten overigens, maar ook voor die van De Nederlanden (raadspensionaris Van de Spiegel) en zelfs Pruissen (baron Von der Goltz), aan wie ze belangrijke informatie verkoopt over de Franse revolutionairen Jean-Paul Marat, François Chabot en Claude Basire.
Die laatste is trouwens, volgens P.F Thomése, nog enige tijd haar (twintig jaar jongere) minnaar geweest. Op één van haar missies in Den Haag loopt ze haar Groningse stadsgenoot Jan Munniks trouwens weer tegen het lijf. Deze advocaat is dan inmiddels spion in Britse dienst.
In de zomer van 1791 breekt haar bestaan als dubbelspionne haar op en wordt ze gearresteerd. ‘Onterecht’, beweert Palm. ‘Ik heb alleen maar geprobeerd om koste wat kost een oorlog tussen mijn beide vaderlanden te voorkomen!’ Palm komt weliswaar weer snel vrij, maar haar reputatie in Frankrijk is bezoedeld. In de media wordt ze beschuldigd van corruptie, en wordt ze uitgemaakt voor nep-barones en catin intrigante. Achterbakse hoer.
In het najaar van 1791 roept ze de Assemblée Nationale op om een einde te maken aan seksuele discriminatie
Feministische gedachtengoed
Bij veel vrouwen kan ze echter nog steeds een potje breken. Dat komt goed uit, want het feministische gedachtegoed maakt zich meer en meer van haar meester. Wat Etta betreft gaat het revolutionaire credo Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap niet alleen op voor de kloof tussen macht en volk, maar zeker ook voor de ongelijkheid tussen man en vrouw.
Zo roept ze de Assemblée Nationale in het najaar van 1791 op om een einde te maken aan seksuele discriminatie. Uit hoofde van haar functie als leider van Société Patriotique et de Bienfaisance des Amies de la Vérité mag ze dit op 1 april 1792 mondeling komen toelichten, terwijl een boekje met deze toespraak en nog wat andere stukken van haar hand door heel Frankrijk wordt verspreid. Palm en haar aanhang zijn hun tijd in Frankrijk dus ver vooruit. In Nederland weet men op dat moment nog niet eens hoe het woord feminisme wordt gespeld.
Met het hoofd onder de guillotine
Het kan echter niet voorkomen dat Palms invloed tanende is. Sterker nog: als gevolg van de politieke situatie in Frankrijk volgt er een verbod op op politieke leest geschoeide vrouwenclubs. Er zijn zelfs progressieve vrouwen die met hun hoofd onder de guillotine belanden. Voor Palm zit er dus niks anders op dan eieren voor haar geld te kiezen en terug te keren naar de Nederlanden.
Maar ook hier is ze niet veilig. Het noodlot achterhaalt haar, als de Fransen hier in 1795 binnenvallen en De Nederlanden overgaan in De Bataafse republiek. Het wantrouwen dat haar in Frankrijk ten deel viel, is inmiddels ook naar Nederland overgeslagen. Palm wordt daarop in Den Haag gearresteerd, als zijnde ‘oranjeklant en intrigante’. Ze komt vast te zitten in het kasteel van Woerden, van waaruit ze overigens brieven en anonieme pleidooien voor kranten blijft schrijven.
Vanwege gebrek aan bewijs komt ze in 1798 weliswaar weer op vrije voeten, maar het gevangenschap heeft z’n weerslag op haar gezondheid niet gemist. Op 28 maart 1799 overlijdt ze, aan een ontsteking op haar borst. ‘Ze sterft in complete eenzaamheid’, schrijft Thomése.
Etta Palm wordt in Rijswijk, in een ongemarkeerd graf, begraven.