Deze trend begon in 2021, toen er 628 gevallen waren, vergeleken met 529 in 2018. In die tijd waren vooral mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond betrokken. De politie wijt de stijging aan de instroom van migranten en vluchtelingen.
Eergeweld omvat onder andere dreiging, mishandeling, huwelijksdwang, ontvoering en zelfs moord. Vaak gaat het om de ‘bezoedelde eer’ van de familie, bijvoorbeeld als een vrouw wordt beschuldigd van onkuis gedrag, zoals verzet tegen partnerkeuze of een buitenechtelijke relatie.
In 2022 kreeg de politie met bijna zevenhonderd gevallen van eergerelateerd geweld te maken, meldt de Nationale Politie. Het gaat onder andere over stalking, mishandeling, bedreiging met geweld, ontvoering en moord of doodslag. Een van deze zaken is die van de tweeëntwintigjarige Emine*:
‘’Dat mijn broer me sloeg en mijn moeder het aanmoedigde, vind ik misschien wel het ergste.’’
‘Ik was zeventien toen ik hem leerde kennen. Yusuf, een Turkse jongen met wie ik via snapchat in gesprek raakte. Hij voelde als de mannelijke versie van mijzelf. We hielden van dezelfde kleding, dezelfde muziek – The Weekend – en we konden uren met elkaar praten.
Thuis werden nooit gesprekken gevoerd over dingen als verliefdheid. Ik werd wel voorgelicht over ongesteld worden, maar alles wat ik wist over bijvoorbeeld seks, kreeg ik via school te horen. Tussen mijn ouders en mij was er geen ruimte om zulke dingen te bespreken, maar ook met vriendinnen had ik het er nooit echt over.
Omdat er vanuit huis zo’n taboe op rustte, was ik al van jongs af aan gewend om alles binnen te houden. Aan mijn ouders vertellen dat ik een leuke jongen had ontmoet? Dat was ondenkbaar. Alleen al omdat mijn ouders een afkeer hadden tegen iedereen met een andere afkomst. Ik wist dat ze nooit zouden accepteren dat ik, een Marokkaans meisje, iets met een Turkse jongen zou beginnen. En dat is bij heel veel Marokkaanse gezinnen zo. Veel maken er vaak zelfs onderling een probleem van: Arabisch sprekende ouders pushen hun kinderen om met andere Arabisch sprekenden om te gaan, en Berbers, zoals wij, op hun beurt met andere Berbers. Mijn vader was wat losser dan mijn moeder, maar hij was vrijwel altijd weg of aan het werk. Mijn moeder nam de opvoeding voor haar rekening en was juist heel streng. Ik wist dus dat ik heel voorzichtig moest zijn.
Al voordat ik Yusuf leerde kennen werd ik voortdurend gecontroleerd en heel erg beperkt in wat ik wel en niet mocht. Met mijn vriendinnen naar de stad was al uit den boze, laat staan uitgaan of met jongens omgaan. Ik denk dat dat deels kwam doordat mijn broer veel gedragsproblemen had, waar ik verder niet op in wil gaan omdat dit niet zijn verhaal is. Laten we het erop houden dat mijn ouders geen grip op hem konden krijgen. Maar ook omdat mijn moeder, die de hoofdmoot van de opvoeding voor haar rekening nam, een controlfreak is. Haar controledrang richtte zich voornamelijk op mij, al vanaf het moment ik een klein meisje was. Als ik vroeger bijvoorbeeld in het zand wilde spelen of vies was geworden omdat ik was gevallen, kreeg ik op mijn kop, en toen ik ouder werd hield ze een stevige vinger aan de pols wat betreft met welke meisjes ik wel en niet mocht omgaan, omdat ze een slechte invloed zouden kunnen hebben. Onder slechte invloed verstond ze dan met jongens omgaan, make-up dragen…. Gewoon, alles wat ‘te vrij’ was naar haar zin.
Omdat ik toch dolgraag met Yusuf wilde afspreken, verzon ik een smoes. Ik zou zeggen dat ik naar mijn werk was en als mijn moeder zou bellen om me te controleren, zou een collega die ik als vriendin beschouwde, zeggen dat ik met pauze was. Yusuf en ik hadden inmiddels al veel aan beeldbellen gedaan, dus ik herkende hem meteen toen ik hem zag op het station waar we hadden afgesproken. Hij gaf me een dikke knuffel en we zijn samen wat door de stad gaan wandelen en wat gaan drinken. Het voelde direct zo ontzettend fijn. Helaas duurde dat fijne gevoel niet lang, want mijn moeder belde. ‘Je bent niet op je werk’ zei ze. Gevolgd door: ‘‘Als je nu niet direct naar huis komt, maak ik je af.’’
Ik hing op. Ondanks dat ik me zorgen maakte om wat er thuis zou gaan gebeuren, besloot ik toch bij Yusuf te blijven en alles uit onze tijd samen te halen, zelfs als dat betekende dat mijn moeder nog bozer zou worden. Ik wist dat het sowieso onvermijdelijk zou zijn dat ik klappen kreeg, dus het maakte niet meer uit wat ik deed. Ik was er inmiddels aan gewend geraakt, want ik werd wel vaker geslagen, zowel door mijn moeder als mijn broer. Soms was dat een tik, soms meerdere tikken en schoppen. Vooral mijn broer kon flink losgaan. Erover praten deed ik niet. Waarom? Dat weet ik niet. Het zat er gewoon ingebakken dat je dat niet deed. Ik was denk ik bang dat het alleen maar erger zou worden Angst, schaamte en ondanks alles niet je familie willen afvallen is een complexe cocktail.
Later hoorde ik dat mijn moeder inderdaad naar mijn werk had gebeld, maar dat mijn collega net heel even weg was, waardoor iemand anders opnam en ik betrapt werd.
Op de fiets terug naar huis kwam de angst weer naar boven. Niet onterecht: eenmaal thuis begonnen mijn ouders al te schreeuwen voor ik mijn fiets had weggezet. Hoewel ze nog steeds niets wisten over Yusuf – ik had ze verteld dat ik met een vriendin met wie ik niet mocht omgaan omdat ook zij een slechte invloed zou hebben, had afgesproken – pakten ze mijn telefoon en laptop af.
Op school kon ik de volgende dag op de telefoon van een vriendin een berichtje aan Yusuf sturen om te vertellen wat er was gebeurd. Hij heeft toen een prepaid telefoontje voor me gekocht, die ik in mijn BH bandje klemde, aan de zijkant van mijn arm. Zo konden we elkaar berichtjes sturen, al moest ik altijd heel erg opletten dat ie wel op stil stond. Via sms stuurde hij dan lieve berichtjes als ‘Hou vol. Het komt wel goed.’ of ‘Ik ben er voor je.’ Op een dag haal ik je daar weg.’ Hij was mijn uitlaatklep, de enige met wie ik echt alles kon delen wat er thuis gebeurde. Mijn laptop kreeg ik alleen terug om te studeren, en dan keek altijd mijn moeder of mijn broer mee.
Via de huisarts sprak ik regelmatig een maatschappelijk werker. Ik was aanvankelijk naar de huisarts gegaan omdat ik regelmatig last had van druk op de borst, hartkloppingen en slaapproblemen. De huisarts vertelde mij dat dit door stress kwam en vroeg of ik veel stress ervoer, waarop ik ‘ja’ knikte. Toen ze me vroeg waar ik zo gestrest van was, zei ik dat het waarschijnlijk door school kwam, maar uiteindelijk vertelde ik haar wat er gaande was bij ons thuis. Dat mijn broer agressie- en gedragsproblemen had, en dat ik vrijwel niets mocht en vaak geslagen werd.
Mijn ouders wisten wel dat ik soms naar de huisarts ging, maar niet precies waarom. Ik zei dan vaak dat ik wat langer moest blijven op school, of plande de afspraak in mijn tussenuren zodat mijn ouders geen argwaan zouden krijgen, ze zouden zich kunnen afvragen waarom ik zo vaak met de dokter ging praten, en ik wilde geen slapende honden wakker maken. Als ze desondanks wel wat vroegen, vertelde ik dat ik met de dokter sprak vanwege mijn ‘slaapproblemen’, waar ik als kind ook vaker last van had.
Ondertussen voelde mijn moeder dat ze haar grip op me begon te verliezen, ze voelde denk ik aan dat ik mezelf terugtrok en wellicht dingen deed die zij niet wilde hebben. En ze had misschien ook wel door dat ik verliefd was, hoe zeer ik ook mijn best deed om dat te verbergen. Het is lastig te zeggen, maar moeders hebben nu eenmaal een zesde zintuig, denk ik. Daardoor werd het geweld steeds erger. Elke week gebeurde er wel iets waardoor ik geslagen werd, om de kleinste dingen. Zelfs als ik maar een paar minuten te laat was. En mijn moeder was niet de enige die me sloeg: mijn broer sloeg me ook, en mijn moeder leek wel blij te zijn met de ‘hulp’ die ze kreeg om mij ‘onder controle’ te houden.
Ik liep continue op mijn tenen en voelde de dreiging als een donkere wolk in huis hangen. Heel stressvol vond ik dat. Als mijn broer weer eens explodeerde, nam mijn moeder me ook niet in bescherming, maar moedigde mijn broer juist aan in zijn agressiviteit. Als ik ook maar iets te laat thuis was omdat ik met vriendinnen even in de stad was geweest, moest hij me zoeken, en dan raakte hij helemaal opgefokt. Ik denk wel eens dat mijn moeder gebruik maakte van zijn gedragsprobleem.
Ik deed helemaal niets raars, maar mijn kleding en make up – hoe minimaal ook – alles was een probleem, zelfs het dragen van een skinny jeans. Mijn ouders en broer wilden continue zicht op me, want wat als ik ze ‘voor schut’ zette en me niet beschaafd genoeg gedroeg of me te uitdagend zou kleden? Dat mijn broer me sloeg, en mijn moeder het aanmoedigde, vind ik terugkijkend misschien wel het ergste. Hoe minderwaardig, klein en ongeliefd ik me daardoor voelde. Mijn vader was er nauwelijks, maar als hij er was, was hij meestal degene die mijn broer of moeder tot bedaren bracht door haar te sussen en te zeggen dat het ‘zo wel genoeg was.’.Toch voelde ik me ook verscheurd. Heel soms was het namelijk wel leuk tussen mijn moeder en mij. Dan gingen we bijvoorbeeld samen naar de film, en vertelde ze dat ze zichzelf vaak eenzaam voelde. Op zulke momenten had ik altijd medelijden met haar. Dan kon ik niet meer boos zijn.
Het contact met Yusuf zette ik ondertussen, ondanks alles, door. Na die eerste keer spraken we vaker af. Dan kwam hij naar mijn school, en gingen we in de pauze of tijdens tussenuren een stukje lopen. Soms zat hij uren in de trein om me maar twintig minuten te kunnen zien. Daarom dacht ik ook: hij is serieus met me. Hij heeft me ook mijn eerste zoen gegeven. Bitterzoet, want we wisten niet hoe het verder moest tussen ons. We wilden het liefst niet stiekem doen, maar er was geen enkele ruimte voor eerlijkheid.
Toch kwam ons geheim uit. Mijn ouders besloten op een dag onverwacht mijn telefoon te controleren. Ik had mijn telefoon na een aantal maanden weer terug gekregen met de waarschuwing dat ik geen contact meer mocht zoeken met Yusuf, maar ik deed het toch. Toen mijn moeder een berichtje las en zag dat we nog steeds met elkaar praten, dat Yusuf schreef: ‘Op een dag haal ik je daar weg…’ ze werd woest! Ik had de familie eer geschonden, en ik werd weer geslagen. Eerst door mijn moeder, en daarna door mijn broer. Een oom dreigde zelfs dat hij me dood zou schieten als hij me op straat tegenkwam.
Mijn ouders zeiden daarna dat ze me naar Marokko zouden sturen om me onder controle te krijgen en te houden. Ik dacht op dat moment ook echt dat ze dat zouden doen en dat ze me daar zonder paspoort en zonder dat ik de taal goed beheerste zouden achterlaten bij verre familie die daar nog woont. En ik mocht Yusuf nooit meer zien, ‘want anders….’ Ik gedroeg me zo goed mogelijk om geen verder geweld uit te lokken. Alle emoties hield ik binnen, want overal werden ze kwaad om.
In de periode daarna zei mijn moeder dat ze een ‘goede kandidaat’ voor me had gevonden om mee te trouwen. Iemand uit het netwerk van onze familie. Ik kende die jongen vaag, maar vond hem helemaal niets, dus ik reageerde er niet eens op. Ik wist dat mijn moeder mij niet zou dwingen te trouwen met iemand waarmee ik niet wilde, omdat ze ook wist dat dit niet toegestaan is binnen ons geloof, maar fijn voelde het natuurlijk niet. En nee, slaan is ook niet toegestaan, maar dat gebeurde wel. Blijkbaar vond ze dat toch minder heftig dan iemand dwingen te trouwen.
Yusuf’s ouders zagen op hun beurt geen probleem in onze relatie, hoorde ik van Yusuf. De Turkse gemeenschap is daar vaak wat soepeler in. Zolang ik moslim zou zijn, was er geen probleem. Wat een verschil met mijn thuis. Ik had geen leven, en ik wilde ook niet meer zo leven. Ik werd om de kleinste dingen geslagen, zoals wanneer ik iets vergat te doen in het huishouden of niet op tijd begon met koken. Uiteindelijk brak mijn moeder mijn arm, omdat ik ‘teveel’ make-up op had. Ik denk niet dat ze dat expres deed. Op school vertelde ik dat ik met mijn fiets was gevallen.
Ik kwam nog wel bij mijn maatschappelijk werker en vertelde haar hoe erg alles uit de hand was gelopen. Ze maakte zich zorgen. Ze bekeek de opties voor begeleid wonen, maar omdat daar een flinke wachtlijst voor stond, was dat geen oplossing voor de korte termijn. Ze vertelde me dat ik ook terecht kon bij een crisis-opvang, maar dit stelde ik steeds weer uit. Ik vond het nogal een stap om te nemen. Ik was bang voor de gevolgen en wat me dan te wachten zou staan…daarom bleef ik tegen beter weten in maar hopen dat het thuis beter zou worden. Maar niet lang daarna gebeurde er weer iets, ik weet niet eens meer wat, maar het was genoeg voor mijn broer om me weer hard in het gezicht te slaan. Op dat moment ging er een knop om. Toen besloot ik: ‘Nu ga ik.’
Die dag ben ik extra vroeg naar school gegaan, en belde ik daar met Veilig Thuis. Die zouden me die middag komen ophalen. Diezelfde avond heeft Veilig Thuis me naar Fier gebracht. Een Blijf van mijn lijf huis. Ik vond het heel eng, maar ben inmiddels heel blij dat ik het heb gedaan. Ik kreeg een kamer en kon direct blijven, maar vond de eerste weken wel moeilijk omdat ik geen elektronische bezittingen mocht hebben, zoals een telefoon, omdat ik dan getraceerd zou kunnen worden. Yusuf mocht ik om de dag bellen, en hij was dan ook de enige die wist waar ik was. Zelf kreeg ik de eerste weken de tijd om uit te rusten. Na een aantal weken begon ik met behandeling om mijn trauma’s te kunnen verwerken en pas vijf weken later heb ik naar huis gebeld, samen met mijn therapeut. Mijn ouders waren heel emotioneel, ze wisten inmiddels wel dat ik op een veilige plek zat, maar niet waar. In dat eerste gesprek gaven ze toe dat ze het verkeerd hadden aangepakt. Ze realiseerden zich dat ze me oneerlijk behandeld hadden. Dat ze mijn leven niet konden blijven controleren, en zeker niet door me te slaan.
Ik vond het fijn om te horen, maar was nog heel bang dat ze deden alsof. Ik weet nu dat hun spijt oprecht was. Hoe? Doordat ik het voel aan hoe ze me nu benaderen. Met veel meer begrip en respect, en doordat er nu echt naar me geluisterd wordt en ze openstaan voor een ontmoeting met Yusuf. Bang voor mijn broer ben ik nog steeds. Hij is nog steeds boos en agressief en vindt dat ik fout bezig ben. Met hem heb ik dan ook geen contact meer, en dat wil ik voorlopig ook niet. Ik probeer nu langzaam, met behulp van een therapeut, de band met mijn ouders te herstellen, al is het lastig. Ze weten inmiddels wel dat ik nog steeds met Yusuf omga, en dat ik niet meer thuis wil komen, al proberen ze me nog steeds over te halen.
Ik heb zoveel over mezelf geleerd. Vooral dat mijn gevoel, mijn mening, ook telt. Dat ik het waard ben om gehoord te worden. Ik wil heel graag mijn opleiding afmaken. Want wat mijn psycholoog doet voor mij, wil ik ook voor andere meiden doen. Als ervaringsdeskundige op dit gebied, zodat ook zij hun vervelende verleden kunnen verwerken.
Ondanks alles wat er is gebeurd is het geloof nog steeds belangrijk voor mij, maar wat ik wel heb geleerd is dat hoe mijn ouders het geloof op mij overbrachten niet is zoals het hoort. Ik kijk er zelf op een meer vrije manier naar. Wat ik nu het liefste wil is een fijn huisje vinden, mijn studie afmaken en gelukkig worden met Yusuf. En als we ooit samen kinderen krijgen, weet ik zeker dat ik ze heel anders zal opvoeden dan mijn ouders met mij hebben gedaan.’’
Heb je zelf , of iemand die je kent, te maken met (eergerelateerd) of andersoortig geweld? Fier, het landelijk expertise-en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties kan je helpen.
Website: www.fier.nl
Advies en aanmeldingen: 088 – 208 00 00 / aanmeldingen@fier.nl