Over Feyenoord bestaat het idee dat het van begin af aan een voetbalclub is geweest van havenarbeiders en bootwerkers. Maar dat is niet zo. Van de eerste leden was de helft kantoorbediende, en ook de rest werkte niet in de haven. In de jaren na de oprichting trok de club leden aan uit alle hoeken van de samenleving – havenarbeiders én kantoormedewerkers. Jan Oudenaarden en Paul Groenendijk komen tot die conclusie na jarenlang onderzoek.
Founding Feyenoord Fathers
Eind deze week verschijnt Feyenoord: de Oertijd, het eerste deel van een trilogie over de geschiedenis van Feyenoord. Het is geschreven door Jan Oudenaarden, met Paul Groenendijk als beeldredacteur. Beide zijn specialisten in de Feyenoord-geschiedenis met veel publicaties op hun naam. Al tientallen jaren combineren ze hun supportersschap met onderzoek naar de club. Tijdens een Feyenoord-kwis kan je alleen maar hopen dat je bij hen in een team wordt ingedeeld.
'Bij mij werd in 1994 voor de eerste keer duidelijk dat we eigenlijk heel weinig weten van de geschiedenis van Feyenoord,' verklaart Oudenaarden zijn fascinatie. In dat jaar was in de Rotterdamse Kunsthal de expositie Feyenoord – Geen woorden maar daden. Twee jaar later startte de 45-delige tijdschriftserie Feyenoord Compleet, waar zowel Oudenaarden als Groenendijk aan meewerkte. 'Er bleek toen dat er heel veel miste. We dachten dat we heel veel wisten, maar dat viel tegen.' Tijdens het eeuwfeest van Feyenoord in 2008 constateerden Oudenaarden en Groenendijk opnieuw dat over het heel verre verleden van Feyenoord bar weinig bekend is. Daarop begon een nieuwe speurtocht.
Hiervoor zijn veel bronnen aangeboord, naast het Stadsarchief Rotterdam en Feyenoord zelf. Daarbij hoort ook stamboomonderzoek naar de oer-Feyenoorders, waaraan Oudenaarden veel tijd heeft besteed. Groenendijk speurde naar fotomateriaal uit de eerste jaren van Feyenoord, vooral bij familieleden van de leden van toen. 'We zien altijd dezelfde foto’s in de geschiedenisboeken over Feyenoord,' moppert Groenendijk. 'En alles van vóór 1956, van vóór de invoering van het betaald voetbal, wordt zo snel mogelijk afgeraffeld.' Zijn speurtochten hebben resultaat gehad, want het nieuwe boek staat vol onbekende foto’s van ruim honderd jaar oud, vooral gevonden in dozen en albums bij mensen thuis.
Met deze informatie wordt het oerverhaal van Feyenoord getoetst – een vertelling die teruggaat tot het jubileumboek uit 1933 over 25 jaar Feyenoord. Bert Heesakker sprak toen met enkele van die oprichters, wat sindsdien wordt gezien als de officiële geschiedenis van Feyenoord – de enige en de ware. Zelf nam ik dat in 1996 ook over toen ik aan de Universiteit van Amsterdam mijn afstudeerscriptie schreef over Feyenoord tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Volgens deze vertelling richtte een aantal Zuid-Rotterdamse jongens op 19 juli 1908 een voetbalvereniging op na een vriendschappelijk potje straatvoetbal bij de Wilhelminakerk aan de Oranjeboomstraat. Deze Founding Feyenoord Fathers waren Gerard Muller, Kees van Baaren, Gerard van Leerdam, Louis den Hartog, Henk Mulder en Nico Struys. Plaats van handeling: café De Keyzer op de hoek van de Damstraat en de Persoonshaven, onder het genot van een glas bier. Overigens werd niet meteen gekozen voor de naam Feyenoord, maar voor Wilhelmina, wat zowel een verwijzing was naar de kerk aan de Oranjeboomstraat als de koningin.
In 1971 blies clubadministrateur Phida Wolff nieuw leven in dit scheppingsverhaal in het boek Geen woorden maar daden door een gesprek met Van Baaren, inmiddels 82 jaar oud. 'We speelden op pleintjes en in straatjes, peerden met doffe poffers tegen het lappending dat als voetbal dienst deed en slechts op hoogtijdagen, als een van mijn vriendjes bijvoorbeeld jarig was geweest en een echte gummibal als geschenk had gekregen, trapten we tegen een echt balletje, tot verbijstering der voorbijgangers.'
Bij het wegkantelen van onze jeugdjaren rijpte langzamerhand in ons het verlangen een echte club op te richten
Van het een kwam het ander: 'Omdat we niets om handen hadden was voetballen ons enig verzetje en bij het wegkantelen van onze jeugdjaren rijpte langzamerhand in ons het verlangen een echte club op te richten en daarvoor werd dan op die 19e juli van het jaar 1908 de eerste steen gelegd.'
Geen oprichtingsdatum
Tussen het oprichtingsjaar 1908 en de uitgave van Wolff zaten 63 jaar. Het wordt dan moeilijk om alles foutloos in de herinnering op te roepen, wat Oudenaarden en Groenendijk aantonen na hun monnikenwerk. Oudenaarden: 'Het viel ons op dat Heesakker de oprichting van de club heeft geromantiseerd. Het is de oerbron voor de club, die daarna nooit opnieuw is onderzocht.' Een ander probleem is dat het historische verhaal van Feyenoord is geclaimd door journalisten met een voorliefde voor anekdotes zonder diepgang. 'Het eeuwboek van Feyenoord zit vol met fouten,' merkt Groenendijk op.
Alleen al de oprichtingsdatum van 19 juli 1908 blijkt willekeurig gekozen. In het boek van Oudenaarden en Groenendijk lezen we dat het in die tijd wemelde van de voetballers: ‘De laatste jaren van het eerste decennium van de twintigste eeuw bleken op Rotterdam-Zuid een vruchtbaar tijdperk voor het oprichten van voetbalclubs, wat blijkt uit de aanvragen voor speelterreinen.’ Die vriendengroepjes waren vaak instabiel en vielen met grote regelmaat uit elkaar. Met andere jongens werd dan een nieuwe poging gewaagd, die ook vaak mislukte.
Het eeuwboek van Feyenoord zit vol met fouten
Zo was Van Baaren in 1906 al voorzitter van de Feyenoordsche Football Club FFC geweest, waarvoor zijn vader zelfs een houten doel had gemaakt – een zeldzaamheid voor de toenmalige Zuid-Rotterdamse clubjes. Ter ondersteuning is een unieke foto uit 1905 geplaatst, met daarop Van Baaren en de andere leden van FFC voor dat houten doel. Die afbeelding is in tegenspraak is met de herinnering van Van Baaren uit 1971, want hierdoor is duidelijk dat hij vóór 1908 al in clubverband had gespeeld. Dat houten doel nam hij weer mee naar Feyenoord, toen nog Wilhelmina.
Dat Van Baaren en zijn vrienden nou net op 19 juli 1908 de club officieel oprichtten, is daarmee uiterst onwaarschijnlijk. Eerder ontstaat het beeld dat Feyenoord een toevallig product is van oneindig veel door elkaar wriemelende voetbalclubjes in Rotterdam-Zuid. ‘Hoe dan ook,’ schrijft Oudenaarden over het jaar 1908, ‘Wilhelmina kon gaan voetballen.’ En dat is helemaal waar, alhoewel niet precies meer duidelijk is wanneer. Een officieel document van die negentiende juli bestaat niet; de oprichtingsdag is met terugwerkende kracht geïnterpreteerd tot Dag Eén. Onterecht, blijkt nu.
Club van kantoorbediendes
Veel interessanter dan die oprichtingsdatum is het onderzoek van Oudenaarden en Groenendijk naar de afkomst van de eerste leden van Feyenoord, waarvan het idee bestaat dat dit louter bootwerkers of fabrieksarbeiders waren. ‘De arbeiders op Rotterdam-Zuid, voornamelijk werkzaam in het havengebied,’ zoals Feyenoord zelf op de website schrijft over die oerjaren. NRC-journalist Harry van Wijnen had in 1989 al eens zijn vermoeden uitgesproken dat dit waarschijnlijk niet klopte, maar had vanwege ontbrekend archiefmateriaal – in de loop der jaren verbrand, gebombardeerd of achteloos weggesmeten – geen feitelijke gegevens beschikbaar. Oudenaarden heeft die 25 jaar later alsnog gevonden, vooral door stamboomonderzoek.
Met opmerkelijk resultaat, want van de eerste lichting Feyenoorders in 1908 was de helft kantoorbediende! Weliswaar ging het nog maar om een handjevol leden, maar toch. Pas in april 1909 doken de eerste bootwerkers en arbeiders op, toen een aantal leden van Volharding zich aansloot bij Wilhelmina. De club ging daarna korte tijd verder als H.F.C., de Hillesluis-Feyenoord-Combinatie, maar die naam werd vanwege eventuele verwarring met de Haarlemse club van Pim Mulier nog datzelfde jaar veranderd in Celeritas. In 1912 werd definitief gekozen voor de naam Feyenoord. In de eerste tien jaren groeide dit uit tot een gemengde club, en niet zozeer een arbeidersclub. Met inderdaad veel havenarbeiders, maar ook met caféhouders, een kapper, bootwerkers, een elektricien, kantoormedewerkers en een leraar.
Daarin had Heesakker dan gelijk toen hij in 1935 in clubblad De Feyenoorder schreef: ‘Het verheugt mij deze gelegenheid tevens te kunnen benutten om er eens op te wijzen dat van een arbeidersclub geen sprake is. Men hoort die uitdrukking wel eens meer. Daarom is het goed te zeggen, dat onze club een volksclub is, d.w.z. een club die zijn deuren openstelt voor alle lagen der bevolking. In onze club wordt geen dokter, accountant, student, mr. in de rechten of wie dan ook geweigerd, omdat er alleen voor arbeiders plaats zou zijn, al zal het percentage arbeiders overheersen.’