‘Top. Weer zo’n oergezellig etentje met mijn ouders’ dacht ik, terwijl ik probeerde om rustig te blijven. Ik zag de mensen in het restaurant al kijken en fluisteren. Mijn moeder sputterde nog wat verder. Ik luisterde niet eens meer, maar de woorden ‘egoïstisch, hedonistisch, en verwende millennials’ kwamen er in ieder geval in voor. Op een bepaald moment hoorde ik alleen nog maar een pieptoon terwijl ik de mond van mijn moeder open en dicht zag gaan. Dat duurde totdat mijn vader mijn moeder tot kalmte maande. ‘Laten we het nou gezellig houden Agnes’ bromde hij. Pa kon al nooit goed tegen ruzie, maar uit de zijdelingse blik die hij me toewierp kon ik opmaken dat hij het zelf misschien wel anders geformuleerd zou hebben, maar het ondertussen wel volledig met mijn moeder eens was.
Op dat moment voelde ik mezelf ook echt een mislukkeling, Niet om de redenen waarom mijn ouders dat vonden, maar omdat ik achtentwintig was en me nog steeds als een snotneus door hen liet toespreken.
Ik ben – als je het hen vraagt – de schande van de familie. Zonder uitzondering heeft iedereen in mijn familie rechten gestudeerd en hebben ze allemaal een gedegen carrière als advocaat dan wel notaris. Het lag dus voor de hand dat ik net als mijn broer rechten zou gaan studeren. Nooit is aan mij gevraagd of dat ik dat wel wilde, maar omdat ik zelf ook niets beter kon bedenken, leek het me wel een goed idee. Met een rechtenstudie kon je tenslotte alle kanten uit. Nadat ik mijn studie had afgerond begon ik als advocaat-stagiair aan de de driejarige beroepsopleiding voor de advocatuur.
Waar ik mijn studie nog best leuk had gevonden, als ik heel eerlijk ben voornamelijk het feesten met mijn studiegenootjes, werd ik plotseling met volle kracht in het volwassen leven gelanceerd. Ik haatte het. Als ik dat tegen mijn huisgenootjes zei keken ze me allemaal aan alsof ik gek was, omdat ik het ‘geluk’ had dat ik via de contacten van mijn ouders bij een geweldige leerplek terecht kon. Maar ik sleepte me elke dag met meer tegenzin naar kantoor. Ik hield het bijna half jaar vol, werd steeds ongelukkiger, en elke dag voelde ik een soort opgekropte bal van frustratie in me groeien. Groter en groter werd ie, totdat ik bijna uit elkaar barstte en die bal me op een dag deed zeggen: ‘Weten jullie? Ik stop hiermee.’ Ik pakte mijn spulletjes van mijn bureau, liep het pand uit en hoewel ik geen idee had wat ik nu moest gaan doen, voelde ik me beter dan dat ik me sinds heel lang had gevoeld.
Natuurlijk vertel ik het nu even in vogelvlucht. Er zijn er nog gesprekken geweest met mijn patroon, de advocaat die me begeleidde, mijn ouders en mijn broer. Maar ik wist maar een ding: ik wilde niet meer. Ik wist ook niet wat ik wel wilde. Als ik nu ineens alsnog een passie voor pianospelen had ontdekt en besloten had concertpianiste te willen worden, of dierenarts, of desnoods kunstenaar, dan hadden mijn ouders er nog wel vrede mee kunnen hebben, denk ik. Maar ik wilde niks. Wíl niks.
Ik hoef zelfs niet eens te reizen, een idee waar mijn moeder zich in eerste instantie nog aan vastklampte. Na een jaar backpacken zou ik vast wel klaar zijn voor het volwassen leven, opperde ze enigszins wanhopig. Ik heb haar meteen duidelijk gemaakt dat ik vliegangst heb – de zomervakanties vroeger vond ik altijd een hel omdat mijn ouders perse met het vliegtuig naar Frankrijk of Italië wilden – en dat ik mijn kat ook geen dag langer dan een weekend kan missen. Die ‘wanderlust’ of hoe het ook mag heten, die heb ik nooit gekend. En de plekken waar ik wel nieuwsgierig naar ben kan ik net zo goed bekijken via Instagram. Daar zien ze er nog beter op uit ook, volgens mij.
Het heeft even geduurd en ook wel wat gesprekken met vriendinnen en zelfs een psycholoog gekost, maar ik heb mezelf inmiddels geaccepteerd zoals ik ben: iemand zonder enige ambitie. Toen ik net gestopt was met mijn opleiding, heb ik een periode doorgemaakt waarin ik me echt depressief voelde over hoe de samenleving in elkaar steekt. Ik vroeg me af of ik de enige was die niet aan de ratrace mee wilde doen. En wat ik nog steeds echt verontrustend vind, is dat het zo onderhand bijna lijkt of het hebben van een geweldige carrière tot een soort nieuwe religie is verheven. Voor mij is dat puur het resultaat van institutionele hersenspoeling. Nog steeds kan ik me gewoon niet voorstellen dat iemand zijn of haar hele leven opoffert voor een bedrijf of carrière. Mijn ouders hamerden er steeds op dat ik eens realistisch moest gaan denken, maar wat als hun realiteit nou gewoon niet de mijne is?
‘Ik heb zelf geen enkel probleem met mijn gebrek aan ambitie, behalve dat niemand dat lijkt te kunnen accepteren.‘
Er is echt geen baan waar ik de rest van mijn leven in zou willen werken. Het is niet zo dat ik niet begrijp waarom iemand wel carrière zou willen maken, of waarom veel mensen het werk dat iemand doet aangrijpen om je in een bepaald hokje te stoppen, maar ik wil daar geen deel van uitmaken. Het is geen oordeel, het betekent niet dat ik denk dat iedereen die een carrière heeft verkeerd bezig is of zijn leven weggooit. Het is gewoon echt niets voor mij.
Ik heb er zelf inmiddels geen enkel probleem meer mee, behalve dat niemand dat lijkt te kunnen accepteren. Telkens als ik iemand vertel over wat ik doe met mijn leven – voornamelijk parttime werken, series kijken en chillen met mijn kat – kijken ze me aan met een blik alsof ik iets vies over hen heb gezegd. Maar dat doe ik helemaal niet. Maar hoe vaak ik dit ook probeer uit te leggen aan mijn familie, of aan hun vrienden of zelfs aan mijn eigen vrienden, mensen denken dat ik ze veroordeel, dus als een soort defensiemechanisme veroordelen ze mij ook maar. En als ze me niet veroordelen, dan ‘maken ze zich zorgen’ en steken ze goedbedoelde preken af over hoe ik hersens en mijn leven verspil en mijn toekomst verpest.
Wanneer ik dan zeg dat ik zat mensen ken met een- uit maatschappelijk oogpunt – geweldige carrières die helemaal niet zo gelukkig zijn, voortdurend onder stress gebukt gaan en zich van burn out naar burn out slepen, en dat ik helemaal geen behoefte heb aan een groot huis of dure vakanties maar perfect gelukkig ben met mijn twee kamer huurwoninkje en mijn duffe barista-baantje, dan kijken mijn vriendinnen me ongelovig aan en komt bij mijn moeder het stoom uit haar oren en neusgaten. Zelfs mijn twee jaar oudere broer vindt me een ondankbaar, onvolwassen nest, omdat ik mijn kansen vergooi, en mijn ex vriend zat ook al steeds aan mijn hoofd te zeuren dat het zonde is dat ik niets met mijn hersens en opleiding deed. Ik zei ‘ex’ vriend inderdaad, je kunt wel raden waarom. Hoewel hij zelf wel erg ambitieus was, had ik daar best mee kunnen leven, alleen hij hield maar niet op met tegen mij aan te zeuren. Een eventuele volgende partner zal toch echt moeten accepteren dat ik gewoonweg geen ambitie heb, net zoals ik dat andersom ook accepteer.
Bovendien houd ik niet van het idee dat ‘iets doen met je hersens’ altijd zou moeten impliceren dat je een indrukwekkende carrière moet najagen. Ik weet dat het belangrijk is voor veel mensen, maar ik denk dat je jezelf best erg goed kunt ontwikkelen zonder dat in een carrière te hoeven omzetten. Ik lees veel, en soms is dat literatuur, maar ik geniet net zo van het seksdagboek van Heleen van Royen of de autobiografie van Patty Brard, en daar voel ik me totaal niet schuldig over.
Zorgen over later maak ik me niet. Ik werk nu in een koffietent, en als dat niet meer bevalt of ik word ontslagen, dan zoek ik gewoon een ander simpel baantje. In de horeca is altijd wel werk te vinden. En – het klinkt lullig – maar tegen de tijd dat ik aan een pensioen moet gaan denken heb ik allang de erfenis van mijn ouders binnen. Niet dat ik wil dat ze zo snel mogelijk het hoekje om gaan he! Ik houd zielsveel van ze, al zijn het een stel drammers. Maar eerlijk is eerlijk: ik weet dat ik me op de lange termijn in financieel opzicht dus geen zorgen hoef te maken.
‘Jij hebt om de een of andere reden het idee opgevat dat elke seconde van je leven leuk moet zijn. En God mag weten van wie je dat hebt, want zo hebben wij je in ieder geval niet opgevoed!’
Dus wat iemand ook zegt, ik blijf mijn leven leiden op de manier waarop ik gelukkig ben. Ik schaam me er niet voor dat ik niet de glanzende carrière heb of het leven leidt dat anderen van me verwachten. Ik weiger iets te doen dat ik niet wil, alleen om anderen gelukkig te maken. Ik heb er veel over nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat een hoop mensen misschien wel zo boos op me reageren omdat ze eigenlijk mij willen zijn, maar het lef niet hebben. Maar als ze echt om me geven, dan zouden ze me toch alleen maar gelukkig moeten willen zien?’
Image by Jade87 from Pixabay