Deze maand vertelden meerdere oud-medewerkers over de manier waarop zij zich vaak onrechtvaardig behandeld voelden door hun voormalig werkgever. Een uitzending van actualiteitenprogramma EenVandaag over een politieagente die na een arbeidsconflict mogelijk op medische gronden ontslagen zou worden, deed stof opwaaien. Twee voormalig Kamerleden, Sharon Gesthuizen van de SP en Ybeltje Berckmoes van de VVD, uitten in een boek kritiek op de gang van zaken binnen hun partij. Kritiek leveren was vaak onmogelijk, zo bleek uit de verhalen. Mensen werden weggepest en in meerdere gevallen viel zelfs het woord ‘angstcultuur’.
Concrete cijfers over hoe vaak angstculturen in Nederland voorkomen zijn er niet. Uit jaarlijks onderzoek van TNO weten we wél dat een op de zes werknemers zegt gepest te worden op het werk. En waar een voedingsbodem bestaat voor pestgedrag, is die er ook voor een angstcultuur, zegt organisatieadviseur en teamcoach Peter Fijbes (32), tevens auteur van het boek Angstcultuur. Hij komt veel over de vloer bij disfunctionele bedrijven. Angstculturen komen overal voor, maar sommige organisaties zijn vatbaarder, legt hij uit. „Als een organisatie in zwaar weer verkeert of resultaten tegenvallen, ontstaat er meer druk op het personeel. Dat betekent vaak minder aandacht voor de medewerker, waardoor angst kan ontstaan.”
Toch kunnen medewerkers ook angstig zijn zonder dat er per se sprake is van een angstcultuur. Of er bij de politie en SP een echte angstcultuur heerst, kan Fijbes dan ook niet beoordelen, omdat daarvoor grondig onderzoek nodig is. Wel stelt hij dat je pas over een dergelijke cultuur kunt spreken als er sprake is van een „collectief belemmerende angst”, die duidelijk aanwezig is en vaak wordt ingezet om gehoorzaamheid, inzet en loyaliteit af te dwingen op de werkvloer. Hoe dat tot uiting komt verschilt: van veranderingen in de organisatie die heel laat worden gecommuniceerd en leidinggevenden die met ontslag of repercussies dreigen, tot prestaties die op een onherleidbare manier beoordeeld worden. „Als dat soort grensoverschrijdende situaties niet openlijk kunnen worden besproken, dan kunnen ze normaal worden waardoor een angstcultuur zich kan nestelen”, aldus Fijbes.
Hiërarchie kan daarbij een rol spelen. „Door hiërarchische verschillen, krijg je een onderscheid in wat geoorloofd gedrag is. Als jij hoger zit, mag je anders met mensen omgaan die voorheen soms zelfs je collega waren. Dat heeft óók een voordeel: denk aan het leger, daar wil je niet dat elke soldaat een bevel in twijfel kan trekken.” Maar wanneer hiërarchie ervoor zorgt dat eerlijk menselijk contact verdwijnt, kan er angst ontstaan. Dat kan ook gebeuren bij organisaties met een enorme werkdruk. „Als mensen overwerkt raken, zorgt dat voor een gevoel van controleverlies. Je doet je uiterste best, maar krijgt het werk simpelweg niet af.”
Maak een plan
Kun je als medewerker zelf iets doen als je het gevoel hebt in een angstcultuur te werken? Besef dat je het waard bent om gelijkwaardig en eerlijk behandeld te worden, zegt Fijbes. In organisaties waar angst normaal wordt, vergeten mensen dat soms. „Probeer helder te blijven denken, voorkom emotionele uitbarstingen en maak een plan.” Bedenk hoe je bij een leidinggevende kunt aankaarten dat je grenzen worden overschreden. Mocht dat niet lukken, dan kun je er ook voor kiezen om een vertrouwenspersoon of bedrijfsarts in te schakelen. Lukt dat allemaal niet, dan rest de vraag of het niet beter is te stoppen met strijden en een andere baan te zoeken.
Tot slot merkt Fijbes op dat iedereen kan leren wat de signalen van angst zijn, al gebeurt dat volgens hem nog weinig. „Het zou goed zijn om als leidinggevende bij functioneringsgesprekken standaard te vragen of iemand goed in zijn vel zit en of er dingen zijn waarover iemand zich zorgen maakt. Sociaal vaardige managers kunnen namelijk een hoop angst voorkomen.”
Collega’s met een hogere rang kunnen je maken of breken’
Hilbert Tuiten (56), van 1978 tot 2013 werkzaam als politieman in Friesland
‘Ik ben drieëndertig jaar politieman geweest en heb een chronische posttraumatische stress stoornis gekregen. De meeste klachten komen mijn inziens door de manier waarop ik bij de politie ben behandeld, meer nog dan alle indringende gebeurtenissen die het werk zelf met zich meebracht.
„Het politiewerk vind ik prachtig, alleen het werken bij de politie was voor mij een ramp. Ze kunnen je maken of breken. Toen ik in 1989 van mijn toenmalige vrouw scheidde, moest ik me melden bij de adjudant. Hij gaf me geen hand en keek me ook niet aan. Omdat het, vanwege een boze schoonfamilie, problematisch was in dat dorp te blijven werken, was het idee dat ik zou worden overgeplaatst naar een standplaats in de buurt. De zwaar gereformeerde adjudant bepaalde anders; hij plaatste me over naar St. Anna-Parochie, een uithoek van de provincie. Ik moest mezelf als een gehandicapte beschouwen, want er zat niemand op me te wachten, zei hij me. Als ik niet meewerkte, was ontslag ook altijd nog een optie.
„Ik ben niet kerkelijk, ik geloof in de goedheid van mensen. Leidinggevenden die mij het leven zuur maakten, waren altijd gereformeerd. Ik ken mensen die van kerk zijn overgestapt omdat dat beter uitkwam voor hun carrière. Ik solliciteerde eens op een vacature coördinator bijzondere wetten, iets wat ik toen eigenlijk al zeven jaar deed. Ik stuurde een brief, maar kreeg als reactie dat ze die coördinator al niet meer zochten. Terwijl de functie nog gewoon online stond. Ik vroeg of het niet toevallig zo was dat ze mij niet wilden? Klopt, maar dat ga ik natuurlijk niet zeggen, reageerde de betreffende chef.
„Mensen met een rang hoger kunnen je maken en breken. Ik heb collega’s met wie ik dertig jaar op de auto heb gezeten zien veranderen in grote klootzakken wanneer zij een kaderrang kregen. Zo kreeg ik een strafoverplaatsing omdat ik ongeoorloofd op vakantie zou zijn gegaan. Terwijl een chef me vrij had gegeven, een gesprek dat ik uit voorzorg had opgenomen. Uiteindelijk stelde de rechter mij in het gelijk. Ik had die slag gewonnen, maar de oorlog verloren, want ik kon nergens meer aan het werk.
„Sinds de reportage ‘Politie duwt kritische agenten de ziektewet in’ van EenVandaag durven meer collega’s te praten. Ik ben niet de enige met dit soort verhalen, de beerput is open. Nog steeds heb ik dagelijks stress door de afhandeling. De politie voert een ontmoedigingsbeleid door nooit te reageren en me maandenlang te laten wachten op geld of informatie die nodig is voor een uitkering. Die cultuur moet veranderen, dit gun je niemand.”
Reactie Politie Noord-Nederland: „Wij betreuren dat deze oud-collega deze, voor hem moeilijke periode, zo ervaart. Wij herkennen ons echter absoluut niet in het door hem geschetste beeld. Toen jaren geleden duidelijk werd dat hij niet gelukkig werd van het politiewerk, hebben wij samen om de tafel gezeten om hem te begeleiden naar een nieuwe baan. Wij hebben Hilbert Tuiten onder andere op financieel gebied geholpen bij zijn opleiding en carrièreswitch. Dat is volgens ons in goed overleg gegaan.”
‘Ik werd een steeds minder leuk mens om mee te leven’
Siska de Rijke (53), van 2006 tot 2009 werkzaam als fractiemedewerker bij de SP, tot 2017 vrijwillig SP-lid
‘Ik was al partijlid en vanwege mijn achtergrond in de zorg, werd gevraagd of het werken in de fractie iets voor mij was. Moest ik wel eerst drie maanden onbezoldigd stage lopen om te bewijzen dat ik een echte SP’er was. Mijn partner vond dat raar. Je bent 42 jaar met een berg werkervaring, ze weten heus wel wie ze in huis halen, zei hij. Maar ik vond het een grote eer en zag het als een kans om Nederland te veranderen, om iets te betekenen.
„Vanaf het eerste moment was ik bezig me te bewijzen – constant bang dat ik niet goed genoeg zou zijn. Ik voelde me voortdurend gecontroleerd. Dat maakte me nerveus. Feedback kwam alleen als er iets niet klopte. Een collega die vertrok zei: pas maar op, als medewerker bij de SP ben je net een blikje cola. Ze trekken je open, je bruist, ze zuipen je helemaal leeg en dan gooien ze je in een hoek.
„Neem het eerste Kamerdebat dat ik had voorbereid. Mede dankzij mijn netwerk stond het plein die dag vol met demonstranten en werden er vier moties aangenomen. Dat vierden we die avond door uitzonderingswijs uiteten te gaan bij de Griek. Dat heb je toch knap gedaan Sis, zei een collega, waarop iedereen aan tafel besmuikt keek. Het was ónze verdienste, persoonlijk succes deden ze niet aan.
„Ik kreeg altijd meer werk dan ik af kon krijgen. Dus was ik zeven dagen per week minimaal tien uur per dag bezig, en nog had ik dan het gevoel dat ik tekort schoot. Privé werd ik een steeds minder leuk mens om mee te leven – alleen maar bezig met de wereldpolitiek, nauwelijks meer oog voor persoonlijke ellende en geluk om me heen.
„Zo’n werkplek is tegelijk verslavend en interessant om te werken. Ik wilde niet opgeven. Ik had het idee dat ik iedereen teleur zou stellen als ik zou stoppen. Maar ik zag jonge mensen onder wie Sharon Gesthuizen burn-out raken en vond dat we in het land eigenlijk maar weinig veranderden. Wat had ik te verliezen?
„Ik ben weer terug gegaan naar de praktijk en tot vorig jaar ook vrijwilliger voor de partij gebleven. Maar bij de regionale afdelingen had ik last van dezelfde werkdruk. Ook daar was het nooit goed genoeg. Hadden we net geflyerd door heel Bussum, moest je ook nog in alle vroegte op het station schuursponsjes uitdelen. Nooit een bedankje en geen begrip als je een keer geen tijd had.
„De afgelopen drie jaar heb ik geprobeerd deze cultuur binnen de partij te bespreken, maar het wordt steeds van tafel geveegd. Ik gebruik mijn ervaringen nu onder meer in mijn coachingswerk voor de Nederlandse Beroepsvereniging van Kraamverzorgenden. Mijn belangrijkste tip: laat je niet klein maken. Als je niet de ruimte krijgt te doen waar je goed in bent, ga dan weg.”
Reactie SP-leider Emile Roemer: „We vinden het erg jammer dat een oud-collega op deze manier terugkijkt op haar tijd bij ons, tien jaar geleden. Een tijd waarin ik nog geen fractievoorzitter was. Een prettige en veilige werkplek is voor onze organisatie van groot belang. Daarom praten we daar regelmatig over met onze collega’s. Daarnaast hebben we een ondernemingsraad en een vertrouwenspersoon waar iedere medewerker zijn vragen en zorgen kan bespreken. Spreken van een angstcultuur? In mijn fractie? Kom op zeg.”
Kenmerken – de signalen zijn vaak subtiel
Het woord ‘angstcultuur’ roept soms een extreem beeld op van fysieke of verbale dreiging, terwijl het juist vaak veel subtieler ligt. Drie signalen die volgens organisatieadviseur Peter Fijbes duiden op een angstcultuur:
1. De stille veroordeling
Er wordt niet openlijk besproken wat er fout gaat, maar dat merk je wel indirect. Kreeg je bijvoorbeeld eerst altijd de meest prestigieuze klanten toegespeeld, word je opeens met de rotklussen weggestopt in een zijkamertje. Je weet niet waarom en wanneer het fout ging, maar je voelt je een verliezer.
2. Big brother is watching you
Alles wat je doet wordt gemeten, gecontroleerd of anderszins gevolgd. Meten is weten, maar er is ook een keerzijde. Controlemiddelen zoals targets, prikklokken of beoordelingsgesprekken kunnen mensen per definitie angstig maken, zelfs al leveren ze geweldig werk.
3. Doe gewoon je werk
Je hebt het gevoel dat jouw aanwezigheid en persoonlijke inzet op kantoor eigenlijk niet belangrijk zijn, omdat je vervangbaar bent. De onderliggende boodschap: we vragen je niet om kritiek te leveren op het proces, doe maar gewoon je werk.
Dit artikel stond zaterdag 29 september in NRC Handelsblad.