Ik spreek Hedy d’Ancona voor tijdschrift Talent – over onderwijs en hoogbegaafdheid – in het keukentje van haar grachtenpand aan de Amstel, tegenover de Magere Brug. De hulp doet open, Hedy is er nog even niet. Het gesprek verloopt zonder bijzonderheden en dat vindt zijn weerslag in de tekst. De foto’s maken we in de tuin, daarvoor schrijden we eerst even door het huis, Hedy druk bellend. De muren hangen vol met werk van Aat Veldhoen, Hedy’s vriend.
Talent
Laat ik beginnen met zeggen dat ik me – en dat is geen valse bescheidenheid- absoluut niet zie als een hoogbegaafd iemand. Geen sprake van dat ik behoor tot die groep kinderen waarvoor iets aparts bedacht moet worden. Als ik al een talent heb, dan is dat het talent om dingen naadloos met elkaar te kunnen combineren, en in ieder van die dingen redelijk goed te zijn. Maar geen uitblinker. Ik ben geen monotracker. Ik vind het generalistische leuker dan het specialistische. Ik profiteer van het feit dat ik meerdere dingen kan. Spreken bijvoorbeeld kan ik goed, een zaal bezig houden kost me geen moeite, omdat ik zo lang toneel en cabaret heb gedaan. Ik durf te zeggen dat ik nog steeds een zeker performance heb. Maar ik kan misschien beter zeggen waar ik niet zo goed in was, waar anderen in uitblinken, mensen die beter zijn. Want ik heb me ook nooit ingezet op het uitblinken.
Ik ben een oktoberkind, was altijd de jongste van de klas. Ach, het was sowieso een rommeltje, in de oorlog, op al die scholen. Heel braaf was ik niet, maar ik bleef ook nooit zitten. Voor de talen haalde ik steevast hoge cijfers, met wiskunde had ik meer moeite, daar heb ik me uiteindelijk doorheen moeten slaan. Als je je bedenkt dat ik het echt heel vervelend vond, deed ik het nog best goed, met een zeven. En ik werd meestal klassenvertegenwoordiger, dat soort dingen. Werd overal wel de hoofdkabouter, om het zo maar even te noemen. Dat ik een meisje was deed daar weinig toe. Tenminste, ik was me daar niet van bewust. Een leider? Ik heb me dat nooit zo afgevraagd.
Als sociaal geograaf ben ik cum laude afgestudeerd en ben heb daarna tien jaar als wetenschapper aan de universiteit gewerkt. Maar ja, toen kwam de politiek langs. En als je daar eenmaal ‘ja’ op zegt, kun je niet meer promoveren. Tenzij je alles opgeeft aan privéleven en dat wil ik niet, dat heb ik er altijd hartelijk bij gedaan.
Ik heb een hele ingewikkelde familie. Ik ben als enig kind opgegroeid in het huis van mijn grootouders, omdat mijn joodse vader weggevoerd werd. Op mijn tiende hertrouwde mijn moeder met een weduwnaar, en werd ik ineens de oudste van vijf. Geen enkel probleem, toen al bewoog ik me makkelijk in verschillende werelden. Toen al bezat ik een aangeboren optimisme en vrolijkheid, hoewel ik best wist hoe erg het kon zijn. Want ook die tweede vader stierf plotseling. Zat mijn moeder op haar vierendertigste met vijf kinderen, en weinig geld. Desalniettemin, of misschien juist daarom: zolang het nog niet zo erg is, blijf ik vrolijk.
Toeval
Ik zakte voor het toelatingsexamen van de toneelschool. Ze suggereerden dan maar een jaartje rond te kijken, want ik was nog zo jong. Maar ik woonde in Leidschendam, tief in de provincie, en wilde daar weg, ik wilde naar Amsterdam. Dus koos ik een studie die je niet in Leiden kon doen. Ik dacht: als je daar in Leiden blijft hangen, kom je er nooit meer weg. Ik koos sociale geografie, een brede studie, daar kon je journalist mee worden. En vervolgens toneeljournalist. Zo had ik het in mijn hoofd. Geen idee of ik een succesvol actrice zou zijn geworden. Het lijkt me in elk geval niet leuk om géén succes te hebben. Dat wil niet zeggen dat ik geen bijrollen wil spelen, wel dat ik niet graag gezegd wil krijgen wat ik moet doen. Dat ligt me niet. Kan me eigenlijk niet goed voorstellen hoe ik dat zou moeten doen.
Ik zat in de vrouwenbeweging, werd een bekend persoon, viel in het oog. Ik werd lid van de eerste kamer, was korte tijd staatssecretaris, ging terug naar de universiteit, daarna naar het Europees Parlement, werd minister en keerde vervolgens terug naar het Europees Parlement. Ik ben uiteindelijk meer bestuurder dan politica. Ik houd niet zo van strategie, van onderlinge competitie. Sommige mensen worden daar echt door voortgestuwd, ik heb dat helemaal niet. Ik houd ook niet van spelletjes. Gewone spelletjes, ik vind er niks aan. Ganzenborden, kan me echt niets schelen.
Inzet
Ik werk altijd hard. Als ik iets doe, doe ik het gepassioneerd. Ik ben een lange periode minister geweest, en dan wordt je na afloop gevraagd: wil je dat nog een periode doen. Nee, want de manier waarop ik het deed maakte een gewoon menselijk leven onmogelijk. Ik deed het met passie en inzet, maar moest daar toch wel heel veel voor inleveren. Dan heb je geen vriendenkring meer. Tenminste, je vrienden zitten in de wachtkamer. Als je dat dan nog een keer vier jaar doet, dan zijn ze weg. Dat vind ik ontmenselijkend.
Het is een klein wereldje, die postzegel van het Binnenhof. Heel beperkt. Het was een verademing terug te kunnen naar Europa. Hoewel alles veel langer duurt daar, brengt dat wel het voordeel met zich mee dat je meer als wetenschapper kan werken. Daar werd ik ook weer commissievoorzitter. Niet dat ik daar op aanstuurde. Maar ik hoor dat ik dingen anders doe dan anderen. Minder formeel. Hoor dat mensen graag met mij samenwerken, of onder mij.
Ik vraag me niet bij alles af of ik er zin in heb. Dus doe ik nooit iets tegen mijn zin. Het is geen topsport, laten we wel wezen: ik heb toch geen echte topbanen gehad. Ik heb collega’s die heel veel ambitie hebben, die een carrière plannen. Ik niet. Ik heb veel energie. Ik doe dingen gepassioneerd, maar ik zal niet denken: als ik nu met die en die ging praten, of daar en daar naartoe, dan is dat goed voor mijn carrière. Die gedrevenheid mis ik. Altijd gebeurt alles bij toeval. Toeval heeft een veel grotere rol gespeeld dan planning. Ik ben erg voor carrièreplanning van vrouwen, maar ben daar zelf niet zo’n goed voorbeeld van. Als ik mensen hoor die op al hun vijfentwintigste weten dat ze de politiek ingaan; dat is me totaal vreemd.
Er zijn veel dingen waarvan ik het fijn vind dat ik aan de wieg heb gestaan, of dat ene duwtje heb gegeven. Maar trots, al die persoonlijke vlaggetjes, dat zegt me eigenlijk niets.
Misschien -omdat niemand zei dat ik het hoefde te doen- ik heb een boekje geschreven: Het persoonlijke is politiek; over mijn drijfveren, waar het bij mij echt om gaat: discriminatie, de vrouwenbeweging, de strijd tegen racisme, fascisme. Dat heeft te maken met het feit dat ik het kind was van een joodse vader die om niets anders dan dat hij een jood was is vermoord. Dat heeft een enorme impact gehad op mijn moeders leven, en daardoor op mijn leven. Het feit dat mijn moeder een vrouw was, in een verkeerde tijd geboren, en niet vanzelfsprekend naar school ging, of kon studeren. Dat mijn Russische grootvader nooit meer terug naar huis kon. De droefheid van migranten heb ik aan den lijve meegemaakt, dat heeft mijn leven gekleurd. En dat heb ik opgeschreven in dat boekje. En daar ben ik trots op. Omdat ik het zelf goed vond.
Spijt
Mijn stille ambities heb ik eigenlijk allemaal verwezenlijkt. Terwijl er nog steeds nieuwe ambities geboren worden, die ik verwacht ook allemaal nog te verwezenlijken. Ik heb ideeën genoeg. Televisieprogramma’s, een boek met korte verhalen. Het is niet klaar en afgelopen.
Er zijn best dingen geweest de ik ook had willen doen. Maar het kwam niet langs en ik deed toch al zoveel dingen tegelijk. Dus dat is geen spijt. Ik had het wel geambieerd om een tijd echt in het buitenland te wonen, New York, Parijs, Rome. Maar het heeft zich niet voorgedaan, is niet langsgekomen. Ook omdat mijn situatie het niet mogelijk maakte. Ik heb ook nog een gezin gehad, heb twee kinderen min of meer opgevoed. En er moest natuurlijk wel brood op de plank komen. Er heeft nog nooit iemand voor mij betaald.
Toen ik studeerde waren er jonge vrouwen die het overkwam dat ze zwanger werden. Die vrouwen hielden overal mee op, werden huisvrouw en moeder. Dat was de schuld van die tijd. Ik ben door de mazen van die tijd heen gekropen. Ik heb lang gewerkt onder de mannen, zonder dat ik me realiseerde dat dat zo bijzonder was. In de vrouwenbeweging werd je door elkaar geschud, zag je dat de meeste vrouwen ergens in een val lopen. Dat motiveerde me in de politiek.
Ik heb niet het idee dat er een verkeerd beeld van me is neergezet. Niet dat ik het altijd leuk vond om neergezet te worden als de persoon die ik wel ben. Er is een positief aspect waar ik nog steeds op wordt aangesproken, door veel migranten. Asielzoekers, integratie, dat was mijn portefeuille. Kennelijk had ik een uitstraling die mensen het gevoel gaf dat ik hun positie verdedigde. Daar spreken mensen me nog steeds over aan. Dat vind ik leuk. Wat dat betreft: die tijd was erg prettig. We leven nu in een uiterst benepen, angstige, provinciale situatie.
Als je bent zoals ik, een uitgesproken persoon, dan krijg je wel eens nare brieven. Er werd met regelmaat ’s avonds opgebeld dat ze vergeten waren me te vergassen. Maar het deed me niet zoveel. Ik dacht altijd: nou ja, dat is dan de prijs. Het heeft me nooit weerhouden om me uit te spreken over alles.
Genen
Ik heb erg talentvolle kinderen. Maar misschien moet je voor de genen veel verder terug gaan, vele generaties verder terug. Mijn dochter heeft een grote bos haar. Waar zij die vandaan heeft is mij niet duidelijk.
Mijn vader was een intellectueel, maar ik heb hem nooit gekend. De energie van mijn moeder herken ik in mezelf. Het niet zeuren, het doorgaan, ondanks het noodlot. De mannen die uit haar leven verdwenen, verdwenen door het noodlot. Terwijl de mannen die uit mijn leven, of beter: naar de achtergrond verdwenen, daar had ik toch echt zelf de hand in gehad. De mannen in mijn leven bewonder ik zeer. Ik voel me aangetrokken door mensen die een lichte bezetenheid voor iets hebben. Een man die in de coulissen op me wacht, daar zit ik niet op te wachten.
(Artikel verscheen eerder ook in Talent/Uitblinker senior)