Zelden zal een journalist het geweer opnemen, met granaten gooien en de vijand in de loopgraven met een bajonet achtervolgen. George Orwell deed het in de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) en schreef er een boek over: Saluut aan Catalonië. Het is een documentaire over gewone mensen die voor de goede zaak strijden, maar slachtoffer worden van politieke verdeeldheid, militaire onkunde en de vervolgingsdrift van de stalinisten.
Eind 1936 ziet Orwell het prille begin van een socialistische staat in Barcelona, een stad die de revolutie uitbundig viert. Winkels zijn gemeenschappelijk bezit, kerken worden afgebroken en burgers spreken elkaar aan met ‘je’ of ‘kameraad’. Overweldigend, ontroerend, vindt Orwell het. Dat Franco met steun van Mussolini en Hitler de revolutie de kop wil indrukken, maakt de jonge Engelsman furieus. Sinds 1930 kregen de fascisten steeds meer grond onder de voeten, dit keer is het tijd om de generaal en zijn huurlingen ‘de zee in te jagen’. Orwell, die als freelance journalist in Spanje verblijft, meldt zich aan als militielid bij de Partido Obrero de Unificación Marxista (POUM), een socialistische partij.
Met een verroest geweer en een groep Spanjaarden die niet weet hoe je moet schieten – ‘ze hebben minder samenhang dan een kudde schapen’ – vertrekt hij naar het slagveld in de heuvels rond Zaragoza. Orwell is gekomen om heldendaden te verrichten, maar het leven als soldaat blijkt zo eentonig ‘als dat van een kantoorbediende’. Maandenlang doet hij niets anders dan wachtlopen, hout sprokkelen en rillend van de kou in een loopgraaf zitten. Een chaotische aanval op een stelling van de fascisten biedt enige afwisseling. Orwell heeft iemand gedood met een handgranaat. Waarschijnlijk. Hij weet het niet zeker: het was te donker om zijn slachtoffer goed te kunnen zien, maar hij hoorde ‘een diabolische uitbarsting van gegil en gekreun’, die weinig aan de verbeelding overlaat.
Orwell stapt snel over het incident heen, wat hem afstandelijk maakt, veel meer een soldaat dan een journalist of een schrijver. Op andere momenten is hij bewonderenswaardig menselijk, zoals op de dag dat hij in het vizier verschijnt van een scherpschutter. Een schot valt en een kogel doorboort zijn hals. Terwijl Orwell bloedend en hulpeloos op de grond ligt, denkt hij aan de man die hem wilde ombrengen: ‘Ik kon geen boosheid tegen hem voelen. Ik wist dat ik hem, omdat hij een fascist was, zou hebben doodgeschoten als ik de mogelijkheid had…’ De gebeurtenis brengt Orwell tot een dieper inzicht: aan het front verdwijnen de tegenstellingen tussen soldaten omdat ze hun ellende delen, hetzelfde lot beschoren zijn.
De strijd op leven en dood schept soms een onwerkelijk gevoel van kameraadschap. Als Orwell even buiten Huesca een vijandelijke soldaat ziet, weigert hij de trekker over te halen. De reden is opvallend: de broek van de man zakt af. ‘Een man die zijn broek niet kan ophouden, is geen ‘fascist’. Hij is duidelijk een medemens, vergelijkbaar met jezelf, en je voelt niet de behoefte om op hem te schieten.’
De oorlog is verder alles wat hij ervan verwacht. Kogels doen pijn, lijken stinken, mannen die onder vuur liggen zijn vaak zo bang dat ze zichzelf bevuilen. En altijd is er de stank van de latrines waardoor je voortdurend naar huis verlangt. ‘Hier zijn we, soldaten van een revolutionair leger, die de democratie verdedigen tegen het fascisme. We voeren een oorlog die ergens over gaat, en de details van ons leven zijn net zo smerig en vernederend als het in de gevangenis zou kunnen zijn, laat staan in een burgerleger.’
Ernest Hemingway als makkelijke held
Dat hij militair is, maakt Orwells waarneming gekleurd. In Saluut aan Catalonië lezen we niets over de vele lynchpartijen en massa-executies, ook door de republikeinen, die naar schatting aan meer dan zesduizend priesters en monniken het leven hebben gekost. Orwell zegt later dat hij geen harde bewijzen had voor deze misdaden, maar hij twijfelt er niet aan dat ze hebben plaatsgevonden. Opvallend is ook dat Orwell de Spaanse gastvrijheid tegenover de buitenlandse strijders benadrukt, terwijl Ernest Hemingway, correspondent in dienst van een persagentschap, juist de vreemdelingenhaat van de Spanjaarden beschrijft. Niettemin bestaan er meer overeenkomsten dan verschillen tussen beide schrijvers. Ook Hemingway identificeert zich sterk met de oorlog van de gewone man tegen het fascisme, wat resulteert in zijn For Whom the Bell Tolls, de roman over een Amerikaanse vrijwilliger die zich aansluit bij de Spaanse republikeinse strijders.
Onduidelijk blijft of Orwell en Hemingway elkaar aan het front hebben ontmoet. Bekend is dat Hemingway bewondering koesterde voor Orwell, al vond hij Saluut aan Catalonië ‘een te politiek boek’ om er een recensie aan te wijden. Omgekeerd had Orwell weinig met de oorlogsverslaggever als ‘tough guy’. De door drank en vrouwen omgeven Hemingway speelde net zo goed een rol, namelijk die van de makkelijke held, iemand die zich kan verschuilen achter de moraal van zijn opdrachtgever.
Dat Orwell de pen verruilt voor het geweer, rechtvaardigt hij vanuit zijn gespleten persoonlijkheid. Hij is ten eerste een burger, iemand die leuzen mag kalken, politiek mag bedrijven, zelfs oorlog mag voeren als hij dat nodig acht. In de tweede plaats is hij schrijver, een onafhankelijk denker ‘die zich afzijdig houdt, de dingen die gebeuren beschrijft, en de noodzakelijkheid ervan toegeeft, maar weigert zich te laten misleiden over hun ware aard’. Bovendien is Orwell op eigen initiatief in Spanje, hij is niet gebonden aan een persagentschap en in die zin een vrije geest.
De Spaanse burgeroorlog lijkt Orwell fataal te worden door het schot in zijn hals. Maar de Engelsman zwijnt: de kogel miste een ader tot op een millimeter. Hij herstelt en keert terug naar Barcelona, waar vrijwel niets over is van de gedroomde arbeidersstaat. De revolutie was deels een toneelstuk, realiseert hij zich, van welgestelden die zich voordeden als proletariërs maar die nu hun bezit weer opeisen.
De brede coalitie tegen Franco is uit elkaar gevallen en in de straten heerst wetteloosheid. De anarchisten vechten met de Guardia Civil, de socialisten van de PSUC en de POUM betrekken hun stellingen, en de door Stalin gesteunde communisten grijpen de macht. Wat volgt is een nietsontziende zuivering: leden van de POUM verdwijnen achter de tralies, worden gefolterd of vermoord.
Orwell moet vluchten en houdt zich dagenlang schuil in de straten van Barcelona. Hij slaapt, hoe symbolisch, op de koude stenen van een ruïne, voor hij het land verlaat dat hij zo graag van de fascisten had willen bevrijden. Na slechts zes maanden.
De oorlog gaat verloren: het moet hebben gevoeld als een vernedering, maar ondanks alle ontberingen is Orwell niet ontgoocheld. ‘Merkwaardig genoeg heeft de hele ervaring me eerder meer dan minder vertrouwen gegeven in de menselijke waardigheid.’ Dat de stalinisten in Spanje zo snel korte metten maakten met de POUM, was volgens Orwell mede het gevolg van hun succesvolle lastercampagne. Zonder één argument lukte het om de POUM-socialisten af te schilderen als verraders, als vrienden van de fascisten.
Oorlog en een vrije pers gaan niet samen, concludeert Orwell. Wie dat niet gelooft, moet de Spaanse kranten erop naslaan. Heel wat ‘journalisten’ volgen de partijlijnen. Ze verzinnen gevechten die nooit plaatshadden, verzwijgen honderden dodelijke slachtoffers, en hebben er geen moeite mee om helden af te schilderen als lafbekken.
Hoewel zijn dagboeken in Spanje in beslag zijn genomen – ze zouden zich nog altijd in de archieven bevinden van de Russische geheime dienst – voltooit Orwell zijn Saluut aan Catalonië. De uitgave van het boek is een debacle: van 1938 tot 1950 worden niet meer dan duizend exemplaren verkocht. Het publiek vreest een socialistische revolutie en is allesbehalve geïnteresseerd in de Spaanse burgeroorlog, tot frustratie van Orwell, die veel politiek opportunisme om zich heen ziet. Mensen kiezen de kant van de partij die ze op dat moment het beste uitkomt, of het nu communisten of fascisten zijn. De intelligentsia geven vooral om geld en hun eigen veiligheid. ‘Ze kunnen ‘pro-oorlog’ of ‘anti-oorlog’ zijn, maar in beide gevallen houden ze er geen realistisch beeld van de oorlog op na.’
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt en Duitse bommenwerpers in 1940 over Londen vliegen, is Orwell bijzonder pessimistisch. Een fascistische wereldheerschappij komt griezelig dichtbij. De kans bestaat dat Hitler of Mussolini hun versie van de geschiedenis universeel geldig maken: ‘Voor alle praktische doeleinden zal de leugen dan waarheid zijn geworden.’
1984 is al eerder gebeurd
Hij begint aan 1984, een roman over de vermorzeling van het individu door een totalitair regime. Een verhaal dat het vrije Westen bevestigt door zijn verontrustende tegenbeeld, maar ten onrechte wordt gezien als uitsluitend een afschrikwekkend toekomstbeeld. Immers, beschavingen gebaseerd op de slavernij hebben vierduizend jaar bestaan, maar over de slavernij zelf, over die honderden miljoenen slachtoffers, is vrijwel niets terug te vinden. Orwell kent slechts twee namen van slaven: Spartacus en Epictetus. ‘De rest is in volledige stilte verdwenen.’ Met andere woorden: 1984 had al eens eerder plaats, als een doodgezwegen geschiedenis. Veelal onttrokken aan de ogen, het verstand en het geweten van de moderne Westerse burger.
Orwells denkbeelden maken hem in elk tijdperk actueel. Hij doorgrondt de psyche en het gevaar van de dictatuur, maar ook de kwetsbaarheid en de gebreken van het individu. Het is wonderlijk dat hij er als eenling in slaagt om zijn ideeën wereldwijd te verspreiden. Dat vereist schrijverschap, zelfkritiek maar vooral moed. In een dagboekfragment uit 1940 zegt Orwell niet te vluchten als Hitler voet aan wal zet in Engeland. ‘Er zijn al veel te veel van die verbannen ‘anti-fascisten’. Het is beter om te sterven als het nodig is, en ‘misschien kun je eenmaal dood als propaganda meer betekenen dan naar het buitenland gaan en min of meer ongewenst te leven van de liefdadigheid van anderen.’
Wat leerde Orwell van de Spaanse Burgeroorlog? In de kern is het onmogelijk om bij een oorlog neutraal te blijven, zelfs als de strijdende partijen misdaden begaan. Het maakt wel degelijk verschil wie er wint, omdat de overwinnaars bepalen hoe de wereld eruit zal zien. Het idee van een Spaanse socialistische republiek leidde tot haat en onvrede bij miljonairs, kardinalen, hertogen en andere bevoorrechte burgers. ‘In feite was het een klassenoorlog’, schrijft Orwell. ‘Als die was gewonnen, had het de zaak van de gewone man versterkt. Maar hij ging verloren en over de hele wereld wreven aandeelhouders zich in de handen. Dat was de echte kwestie: al het andere was schuim op het water.’
Noten
– Stalin schijnt 1984 nooit te hebben gelezen, het is zelfs de vraag of hij Orwell überhaupt kende.
– In het Nederlandse standaardwerk, George Orwell in zijn tijd, betoogt de auteur dat Orwell geen fascist zag in Franco. (blz 93) Dit lijkt in tegenspraak met wat Orwell schrijft in Saluut aan Catalonië. Franco en Hitler worden in een adem genoemd, wat hun ‘naaktere en ontwikkelder fascisme’ betreft. (blz 160)
Bronvermelding
Saluut aan Catalonië, George Orwell, Van Gennep, Amsterdam, 1984 George Orwell in zijn tijd, dr. Th. J. Hooning, J.A. Boom en Zoon, Meppel, 1968 Een olifant omleggen, George Orwell, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1973 Dagboeken (1931-1949), George Orwell, Privédomein nr. 277, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2014 The Mysterious (Un)meeting of George Orwell and Ernest Hemingway, John Rodden and John Rossi, The Kenyon Review (literair tijdschrift), vol. 31, no. 4, Gambier, 2009 Looking back on the Spanish War, George Orwell, Newroad, Londen, 1943, libcom.org, orwellsociety.com Uitgelichte foto van Orwell: (Copyright Cassowary Colorizations, Wikimedia Commons)