Gisteren begon als de dag van Josif Stalin. Dat hij eindigde als de dag van Hugo Chavez heeft men ondanks het tijdperk van supersnelle sociale media niet zo zien aankomen als de dood van Stalin. Laten we het allemaal maar op toeval hadden. Zo werkt de geschiedenis. Bovendien is meer dan één dode ook maar een statistiek.
Naast 60 jaar kunnen we ook 100 jaar terug in de tijd gaan: nog zo'n mooi rond getal. We komen uit in 1913, het jaar waarover Florian Illies onlangs een prachtig boek samenstelde. En waarin over 'Zufall' veelvuldig wordt gerept.
De boeiendste vorm van toeval had plaats in januari 1913, in het Weense park van Slot Schönbrunn. Daar liepen Josif Stalin en Adolf Hitler. De wereld wist niet wie het waren, laat staan dat ze kennis hadden van elkaar.
Ze waren zelf nog niet eens wie ze werden. De 34-jarige Stalin ging nog door het leven onder zijn Georgische naam Dzjoegasjvili, al heeft hij in Wenen voor het eerst een brief met 'man van staal' ondertekend (hoewel zijn vrienden hem bij zijn dichtersnaam 'Sosso' noemden). Maar het zittende regime was nog tsaristisch. Dat hij op instigatie van Lenin twee maanden in Wenen verbleef en zich in een huis op de Schönbrunner Schloßstraße 30 ophield, deed niet vermoeden Stalin tien jaar later een enorm rijk zou leiden.
En Hitler, dat was nog een jonge pseudokunstenaar van 23 jaar. Schilderen was zijn droom, daarvoor was hij in 1907 naar Wenen vertrokken. Slagen deed hij niet, maar met de de verkoop van enkele werken en wat nevenactiviteiten kon hij rondkomen. Vanaf de Meldemannstraße wandelde hij dan regelmatig naar het park om te overpeinzen waar het was misgegaan en wat hij aan zijn leven zou kunnen veranderen.
Volgens zowel Illies als de Britse historicus Simon Sebag Montefiore is de kans klein dat ze elkaar daar ooit getroffen hebben.
Stalin en Hitler waren niet de enige toekomstige (wereld)leiders in de hoofdstad van de Donaumonarchie. Ook de 20-jarige Josip Broz, later bekend als Tito, verbleef in januari 1913 in Wenen. De latere maarschalk van Joegoslavië werkte als mechaniciën en als testcoureur voor Daimler.
Op de momenten dat Leon Bronsjtejn, beter bekend als Trotski, niet als oorlogscorrespondent voor een Kievse krant op de Balkan bivakkeerde of zich als leider van de Russische Revolutie voordeed, hield hij zich ook in Wenen. Trotski zat dan vooral te schaken in het Weense Café Centraal. Hitler was op dat moment de armoedigste van allemaal. Hij keek volgens zijn Weense vriend August Kubizek vaak naar het rijtuig van keizer Franz Joseph, die van Schönbrunn naar de keizerlijke residentie Hofburg ging.
Zo kwamen honderd jaar geleden, in januari 1913, mogelijk ook op dezelfde dag, vier mensen op dezelfde plek samen die tientallen miljoenen doden op hun geweten hebben. Franz Joseph startte immers door de moordaanslag op zijn neef en troonopvolger Franz Ferdinand de Eerste Wereldoorlog, Tito heeft van 1945-1980 vooral op de Balkan huisgehouden en de zuiverende praktijken van Stalin en Hitler zijn bekend.
Laten we het maar op toeval houden.