Gesel over de journalistiek

‘Geen vak voor bange mensen – Over journalisten en andere barbaren’ van collega’s Hammelburg en Van Liempt heb ik met plezier gelezen. Maar is het ook een goed boek?

De ervaren journalisten Bernard Hammelburg en Paul van Liempt schreven een boek met een dubbele vraag, in hun eigen woorden: ‘hoe werken journalisten, en hoe ondergaat de samenleving ons werk?’ Om eraan toe te voegen: ‘Beetje navelstaren, dus…’

Ze schrijven over journalistieke benaderingen en werkwijzen, hete hangijzers en grensgevallen. Leuk voor mensen die veel met journalisten van doen hebben, voornamelijk voorlichters en journalisten zelf. Die zijn nogal met elkaar in de weer, blijkt ook in dit boek.

Na een aantal algemene, anekdotische hoofdstukken van samen zo’n 75 bladzijden volgen 160 pagina’s met interviews met nieuwsmakers: Arnoud Boot, Sylvester Eijffinger, Toon Gerbrands, Geert-Jan Knoops, Jan Marijnissen, Ton Planken, Jan-Dirk Sprokkereef, Jeroen van der Veer en Leon de Winter.

Ja, je ziet het goed, interviews met negen mannen op leeftijd, in vraaggesprekken afgenomen door twee heren op leeftijd en hier gerecenseerd door een man op leeftijd (1960). Die er dus zeer van genoten heeft. Omdat het zo herkenbaar is voor mannetjes (en vrouwtjes misschien ook) die de ‘gouden tijd’ van de journalistiek hebben meegemaakt. Toen ze nog het monopolie had op de Nederlandse nieuws- en meningvoorziening.

 Lekker boekie

Die willekeurige selectie steunt op het werk van Van Liempt en Hammelburg voor BNR Nieuwsradio. Ze hadden het hartstikke druk, maar wilden toch graag een boek produceren.

Een onderhoudend samenraapsel is het gevolg, van soms zwakke (ons-kent-ons) tot – de meeste – informatieve en scherpe interviews. Haal daar een serie citaten uit, voeg anekdotes toe voor wat beschrijvende hoofdstukken; hussel dat door elkaar met kop-noch-staart en gooi er een kaft omheen.

Hupsakee, heerlijk boekie om in de trein of voor het slapen gaan te lezen. Heb er zeer van genoten, kan het andere jounalistenmannetjes op leeftijd zeer aanbevelen. Prettig is de kritische aanpak van de – vaak keihard werkende en allerminst luie – maar zo gehaaste en daardoor slordige journalistiek. Hoofdstuktitel: ‘Lekken, lallen, leuteren, lullen.’

Op grond van de beschreven aanpak en vorm kun je er een geestige conclusie uit halen op de twee vragen van de schrijvers: journalisten rotzooien maar wat aan, zijn opportunistisch, niet in staat om hypothesen te formuleren, laat staan die grondig te onderzoeken en tot een redelijke conclusie te komen.

Dat was waarschijnlijk ook helemaal niet de bedoeling van Hammelburg en Van Liempt. Het leest gewoon lekker weg, leuk voor de leestafel van Nieuwspoort, mocht er even niets te kakelen zijn voor journalisten en hun politieke maatjes.

Harde citaten

Geen vak voor bange mensen bevat vele boeiende citaten. Althans voor mij, van de oude garde. Verrassend, ontwapenend, soms zelfs – meestal onbedoeld – geestig.

Leon de Winter: over zijn diepe wens om Israël te laten ‘overleven’ en de inhoud van zijn columns: ‘En dan ben ik inderdaad op zoek naar feiten die mijn gevoel versterken.’

En: ‘Eigenlijk zou ik een directe lijn moeten hebben naar Radio 1; Ik wil continu inbreken, even m’n mening even. Ik zit soms de hele dag hardop tegen de radio te praten. Als een halvegare.’

Jan Marijnissen: ‘Die bewindspersonen komen altijd met drie voorlichters en een chauffeur. En dat is allemaal bedoeld om jullie in te pakken en om die minister uit de wind te houden.’

En: ‘Ik heb echt heel wat interviews de mist in zien gaan omdat de presentator maar half wist waar het over ging.’

En over zwakte van Haagse journalistiek: ‘Ik vind het ook een belediging van de lezer om elke keer maar weer een anonieme bron op te voeren…Misschien heeft die journalist het wel verzonnen.’

En het klapstuk: ‘Het referentiekader van bijna alle parlementaire journalisten zijn de collega’s. Als die de volgende dag tegen jou zeggen: ‘Wat had jij een goed verhaal zeg!’, dan heb jij een goede dag.’ (Overigens kent Marijnissen zelf kennelijk ook slechts Haagse journalsitiek)

Geert-Jan Knoops: over het verschil tussen NL en VS: ‘Als The Wall Street Journal je belt, komen ze anders binnen met een verhaal. De journalisten bereiden zich heel goed voor, overstelpen je met een berg aan feitenmateriaal en houden het altijd zakelijk…

…Ik heb goede ervaringen met Reporter, Brandpunt en Zembla,die werken ook vanuit gedegen feitenkennis.’

Maar dan, een door veel geïnterviewden genoemd punt, het papagaaien: ‘Zodra een verhaal in de wereld komt, nemen nieuwsdiensten het over en wordt het door andere media overgenomen, zonder verificatie.’

Sylvester Eijffinger: over de nieuwsshows op tv: ‘Media maken een selectie op basis van meningen die ze wensen te horen. …Alleen Buitenhof niet.’

Twee vermaarde Azijnbode-journalisten worden van stal gehaald: Jan Blokker die ik nog dagelijks mis, en Ben de Graaf die recent weer even mocht opkomen bij het afscheidsfeestje van Jack van Gelder.

Ben de Graaf: ‘Die lezer zal mij een rotzorg zijn. Ik maak mijn stuk, ik bereid me goed voor, ik oriënteer me goed, ik gooi al jaren mijn maximum erin en dan gaat zo’n lezer me vertellen wat ik verkeerd gedaan heb!’

Jan Blokker: ‘Heel veel journalisten zijn slonzig, slordig, gemakzuchtig en kwaadsappig. Ze worstelen met een groot gebrek aan kennis en proberen in hun artikelen veel te vaak een vooropgestelde theorie bevestigd te krijgen.’

Mijn gekozen waardering € -

Peter Olsthoorn schreef boeken over internet, Google en The Power of Facebook,Œ artikelen over ICT, media (internet vooral), inlichtingendiensten en innovatie. Hij spreekt over deze onderwerpen, treedt op als dagvoorzitter en interviewer op het podium. Was journalist in Oost-Europa, correspondent en oprichter van netkwesties.nl.