Twaalf verhalen vormen samen de nieuwe bundel Slaapwandelen bij daglicht van Anneloes Timmerije. De vertellingen cirkelen allemaal om een paar centrale thema’s: waarachtig contact tussen mensen, misverstanden en geheimen, om afscheid nemen, vergankelijkheid en dood. Dat klinkt als zware kost, maar niets is minder waar. Het proza van Timmerije is kraakhelder, fris als een lentedag, waarop verwondering en nieuwe waarnemingen het bekende overstemmen.
S-M-L-XL
* * * *
Anneloes Timmerije, Slaapwandelen bij daglicht
Hardcover, 224 p., €18,95, De Geus, ISBN 978 90 445 2624 0
Zo lezen we in ‘Liegen mag’ over een kleindochter die nog lange tijd gesprekken voert met haar gestorven opa – échte, niet-ingebeelde gesprekken welteverstaan. Totdat opa opeens ophoudt te praten, zonder dat ze weet waarom. Ze denkt dat het aan háár ligt dat hij langzaam in de vergetelheid verdwijnt: ‘Ik ken zijn stem nog, hoor zijn tred op het krakende parket, maar misschien kan ik volgende week niet meer zien hoe hij, net uit bed, thee zet voor oma: gestreepte pyjama vol kreukels, het witte haar warrig voor zijn ogen, doorgezakte voeten in scheefgelopen sloffen.’
In het daaropvolgende verhaal ‘Raven’, even wrang als verrassend, horen we vervolgens het relaas van opa, die uit de doeken doet waarom het contact met zijn kleindochter verloren raakt. Hij draagt een geheim met zich mee en die zijn niet welkom in het hiernamaals. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is door zijn beslissing een verrader, Hendrik Raven, een dag later geliquideerd dan de bedoeling was. Een paar dagen later ontdekt hij dat Raven op die laatste, extra dag nog acht mensen heeft verraden die ondergedoken zaten in een achterhuis. ‘Misschien had ik in de loop van mijn leven hun namen kunnen vergeten, laten vervliegen, net als de namen van zijn andere slachtoffers, als niet een van hen dat dagboek had geschreven.’
Het ontroerende slotverhaal ‘Winkelwetten’ gaat over het oprechte contact tussen een AH-caissière en een oude klant, meneer Mus, een man met een Indisch verleden. ‘Kunstenaars zijn slaapwandelaars bij daglicht,’ zegt meneer Mus tegen de kassadame. ‘Ze leven hun dromen.’ Misschien is het wel daarom dat de tedere vertellingen in deze bundel, ondanks hun soms rauwe werkelijkheid, iets levendigs maar ook dromerigs over zich hebben.