‘Mócht u de neiging voelen om uw kind aan te halen, onthoud dan dat moederliefde een gevaarlijk instrument is!’ Psycholoog John Broadus Watson kon er begin vorige eeuw niet vaak genoeg op hameren: het tonen van affectie aan kinderen dient geen enkel doel en het is uiterst onverstandig om ze te knuffelen, te kussen of op schoot te nemen. Volgens Watson – en vele van zijn collega’s uit die tijd – leidt ‘sentimenteel’ fysiek contact tussen ouders en kinderen slechts tot het overbrengen van ziektes en leverde het ook nog psychische stoornissen op tijdens de volwassenheid.
Deze stellingen prikkelden de nieuwsgierigheid van een andere Amerikaanse psycholoog: een zekere Harry Harlow. Die wilde wel eens uittesten wat precies het effect is van wel of geen fysiek contact tijdens de kindertijd. Daarom scheidde hij begin jaren zestig tientallen rhesusaapjes vlak na de geboorte van hun moeder, en gaf ze er twee namaakmoeders voor terug: een koude, harde van ijzerdraad met een melkfles, en eentje van zachte badstof zonder melk.
Om een lang en triest verhaal kort te maken: de apenweesjes bezochten draadstaalmama uitsluitend om te drinken. De rest van de tijd klemden ze zich angstig vast aan zachte badstofmama. Als ze niet van pure ellende doodgingen, groeiden de arme kleintjes uiteindelijk op tot zwaar contactgestoorde apen, zonder het geringste benul van liefde, warmte en verbondenheid.
‘Mócht u de neiging voelen om uw kind aan te halen, onthoud dan dat moederliefde een gevaarlijk instrument is!’
Eenmaal zelf moeder geworden, smeten ze hun baby’s in een hoek en keken er niet meer naar om. Of ze trokken hun jonkies gillend en krijsend aan een achterpootje door het laboratorium.
Harry Harlow is de geschiedenis ingegaan als een van de wreedste wetenschappers van de twintigste eeuw. Maar hoe huiveringwekkend ook, zijn experimenten waren van onschatbare waarde voor de dwalende Westerse mens: dankzij fundamentele waarheden over het belang van aanraken die Harlow aan het licht bracht, werd het beleid in weeshuizen, kinderziekenhuizen en andere jeugdinstellingen drastisch bijgesteld. Onfrisse beweringen van psychologen als Watson verdwenen voorgoed naar het rijk der fabelen en het werd gelukkig normaal om baby’s en kinderen te knuffelen.
Social grooming
Natuurlijk hadden we dit al veel eerder kunnen weten. Mits we de moeite hadden genomen om de natuur – ook buiten de muren van een laboratorium – als onze ultieme leermeesteres te zien. Juíst apen tonen ons hoe belangrijk aanraking is. Aangenaam fysiek contact is de belangrijkste reden waarom ze elkaar urenlang vlooien. Wetenschappers van nu noemen dit gezellige gefrunnik social grooming. Met hygiëne heeft het weinig te maken: de hoeveelheid tijd die apen besteden aan het vlooien van soortgenoten (zo’n 20 procent!) staat in geen enkele verhouding tot de tijd die nodig is om eventuele vlooien, teken of klittende takjes uit andermans vacht te pulken. Bovendien hebben apen niet zo veel parasieten.
Het gaat ze puur om het sociale contact: vlooien verstevigt familie- en vriendschapsbanden, je kunt er ruzies mee goedmaken of voedsel en seks mee ‘kopen’. Het is een smeermiddel voor constructieve samenwerking binnen de groep en het sociale cement van elk apennetwerk, ook onder seksegenoten.
Hoe groter de groep, hoe meer tijd er wordt uitgetrokken voor uitgebreide vlooisessies
Bij de gelada’s (een grazende baviaanachtige uit Ethiopië) zijn vrouwtjes die elkaar regelmatig vlooien vriendinnen voor het leven. Ze schieten elkaar altijd te hulp in conflictsituaties. Dominante groepsleden vallen daarom niet graag een ondergeschikte aan met veel vlooivrienden en – vriendinnen.
Bij gewone bavianen is zelfs vastgesteld dat het aantal en de intensiteit van hun vriendschappen bepalend is voor hun voortplantingssucces: er sterven minder bavianenbaby’s als hun moeder veel tijd uittrekt voor het vlooien van anderen. Door vaak en geduldig te groomen, schept een aap voor zichzelf een omgeving waarin hij zich veilig en vertrouwd voelt en weet hij dat hij kan terugvallen op anderen.
Dat apen de onbetwiste groomkampioenen van het dierenrijk zijn, heeft alles te maken met de complexiteit van hun relaties. Hoe groter de groep, hoe meer tijd er wordt uitgetrokken voor uitgebreide vlooisessies. Aanraking vermindert namelijk ook de aanmaak van stresshormonen cortisol en adrenaline. Het lichaam ontspant zich, omdat een aanraking zegt: ik vind jou aardig, dus rustig maar, je staat er niet alleen voor, ik help je om deze last te dragen.
Volgens psycholoog James Coan zijn mensen en apen er in evolutionair opzicht op gebouwd om klussen samen te klaren, en aanraking maakt dat ze daar ook toe bereid zijn. Evolutionair antropoloog Robin Dunbar stelt zelfs dat de menselijke spraak niet is ontstaan tijdens het samen jagen, maar tijdens het samen groomen. Zowel groepen als individuen blijven gezond door het geven en ontvangen van fysieke aandacht. Een ‘dure’ activiteit, want zowel de gever als de ontvanger kunnen niets anders doen zolang er wordt gegroomd.
Voelen met vacht, veren en huid
Alle gewervelde dieren hebben zenuwen die tactiele sensaties op het lichaam kunnen ontvangen. Bij vogels zitten in de ‘haarzakjes’ waaruit hun veren groeien vele zenuwuiteinden, die informatie ontvangen uit de ‘nerf’ van elke veer. Veren zijn dus gevoelige tactiele organen, die voortdurend informatie geven over snelheid en richting tijdens het vliegen. Ze zorgen er voor dat vogels zelfs de lichtste aanraking kunnen waarnemen.
Hetzelfde geldt voor vachten: elk haartje werkt nauw samen met de onderliggende huid en vormt zo een omhullend tastorgaan. Snorharen zijn nóg gevoeliger dan gewone vachtharen: elke snorhaar bevat ruim 2.000 zenuwuiteinden en vertellen een dier in het donker net zo veel als een paar mensenogen op klaarlichte dag!
Ook wij mensen kunnen communiceren met onze huid, dat met een oppervlak van twee vierkante meter verreweg ons grootste orgaan is. Bij aanraking worden bepaalde drukreceptoren in de huid geactiveerd, de Paciniaanse lichaampjes. Die sturen vervolgens signalen naar een belangrijke zenuwbundel in onze hersenen: de nervus vagus, ook wel ‘de zwerver’ genoemd, omdat de vertakkingen van zijn zenuwuiteinden zich door ons hele lichaam bevinden en in verschillende organen uitmonden, waaronder ons hart. De vagus zorgt ervoor dat bij aanraking onze bloeddruk lager wordt en ons hart rustiger klopt. Zo legt de huid voortdurend verbindingen tussen geest, lichaam en buitenwereld. Onze huid is dus een uiterst geavanceerd orgaan, dat zelfstandig beslissingen neemt op zowel fysiek als geestelijk niveau. Denk maar aan het blozen dat je diepste zieleroerselen verraadt, of het kippenvel op je armen vlak voordat je beseft dat er gevaar dreigt.
Een veilig gevoel
Aanraken en aangeraakt worden is van levensbelang voor elk levend wezen op deze planeet. Daarom knabbelen paarden, ezels en zebra’s elkaar zachtjes in de manen, krauwen vogels elkaars koppie en geven vissen zich gewillig over aan een grondige poetsbeurt. Knaagdieren doen het, de voltallige familie marterachtigen doet het, stokstaartjes, kangeroe’s en vleermuizen doen het en zelfs bijen en mieren doen het! Alle dieren die er levenslange monogame relaties op nahouden doen het, om te voorkomen dat hun huwelijk ten onder gaat aan ruzie, voedselnijd of onverschilligheid.
De drang om aan te raken en aangeraakt te worden is zelfs zó sterk, dat het niet beperkt blijft tot de eigen soort: mensen aaien graag een hond of kat en apen ook, als ze de kans krijgen. Het genieten van aangenaam fysiek contact kan zelfs infantiele vormen aannemen. Een kat die op schoot ligt en geaaid wordt, masseert met beide voorpootjes ritmisch je bovenbenen, in zoete herinnering aan zijn kindertijd, toen hij zo het toeschieten van zijn moeders melk stimuleerde. Aanraken en aangeraakt worden is van levensbelang voor elk levend wezen op deze planeet. Het vangen van een kip gaat steevast gepaard met grote paniek, maar ligt de hen eenmaal in je armen met je vrije hand op haar rug, dan voelt ze zich meteen bebroed en dus veilig.
Ook vissen vinden het lekker om te worden aangeraakt, maar uiteraard niet door vissers. In alle wereldzeeën zijn zogenaamde poetsstations, waar kleine poetsvisjes dienstbaar knabbelen aan de lichamen van andere, vaak veel grotere vissoorten. Zo maken ze eventuele wondjes schoon en verwijderen ze losse schubben en parasieten. De ‘klanten’ dommelen ondertussen een beetje weg en laten het poetsvisje zelfs hun geopende bek binnen zwemmen. Er is ongeveer net zo veel kans dat zo’n grote vis een klein poetsertje opeet, als dat een mensenvrouw zich vergrijpt aan haar lievelingskapper: nihil. De meeste mensenvrouwen zijn namelijk niet voor niets behoorlijk close met hun kapper. Iemand die zijn handen door je haar haalt en aandachtig je hoofd masseert, maakt gevoelens van vertrouwen en intimiteit bij je los. Niet zo vreemd dus dat veel vrouwen graag hun hart uitstorten in een kapsalon!
Knuffelhormoon oxcytocine
Die gevoelens van vertrouwen hebben alles te maken met een stofje dat je hersenen aanmaken tijdens prettige aanraking: oxytocine, het ‘knuffelhormoon’. Het is de tegenhanger van stresshormonen adrenaline en cortisol, die er voor zorgen dat je bloeddruk stijgt en je lichaam wordt klaargemaakt om te vechten of te vluchten. Oxytocine geeft juist een gevoel van veiligheid, rust, verbondenheid en vertrouwen en doet zowel je hartslag als bloeddruk dalen. Het verdrijft angstgevoelens, zorgt dat je pijn beter verdraagt, bevordert je leervermogen en maakt je genereuzer tegenover anderen.
Oxytocine komt vrij als je iemands hand vasthoudt, tijdens een goede massage, bij een dikke pakkerd en tijdens seks. Ook ná seks gaat de aanmaak van oxytocine trouwens nog door: hoe beter een orgasme, hoe meer oxytocine er vrijkomt. Zo kun je van een fantastische vrijpartij dus nog dagenlang profijt hebben.
Vrouwen die net moeder zijn geworden, maken grote hoeveelheden van deze stof aan: tijdens het zogen, verzorgen en knuffelen van hun baby stroomt de oxytocine zó rijkelijk, dat het een moeder-kind band smeedt die met geen tien paarden uit elkaar te trekken is. Tijdens bevallingen zorgt oxytocine ervoor dat de baarmoeder samentrekt, waardoor de geboorte op gang komt. Het hormoon stimuleert ook de toeschietreflex van melk, en bevordert zowel de spijsvertering als weefselherstel.
Oxytocine levert in feite de biologische bouwstenen voor menselijke relaties, omdat het maakt dat je je dichter bij de ander voelt. De farmaceutische industrie is zeer geïnteresseerd in oxytocine, want misschien is er een medicijn van te maken waardoor autisten zich beter kunnen inleven in de gevoelens van anderen. Autisten en mensen met soortgelijke ‘asociale’ stoornissen maken namelijk aantoonbaar minder oxytocine aan dan andere mensen, met alle pijnlijke misverstanden vandien.
Toch heeft oxytocine ook een minder knuffelig kantje: het zorgt er tevens voor dat zowel mensen als dieren zich agressiever gedragen tegenover individuen die geen deel uitmaken van de eigen groep.
Volgens Tiffany Field, directeur van het Touch Institute bij de medische faculteit van Miami, wordt het belang van aanraken in het ‘ontwikkelde’ Westen tot in medische kringen aan toe gebagatelliseerd. Field en haar collega’s hebben echter wetenschappelijk bewezen dat aanraking leidt tot pijnvermindering. Kinderen met reumatische artritis die een maand lang dagelijks een kwartier werden gemasseerd door hun ouders waren aantoonbaar minder gespannen en maakten ook minder stresshormonen aan, doordat hun gewrichtspijn sterk afnam. Vrouwen die tijdens een bevalling elk uur een rugmassage van een kwartier krijgen, ervaren minder pijn tijdens het baren. Bovendien duurt hun bevalling korter.
Aanraking versterkt ook je immuunsysteem: massage leidt zowel bij vrouwen met borstkanker als AIDS-patienten tot extra aanmaak van immuuncellen, die kankercellen en virussen te lijf gaan. Zuigelingen die vaker worden aangeraakt dan andere baby’s, groeien sneller. Verder werkt aanraking prestatieverhogend: na een massage lossen volwassenen wiskundige vraagstellingen met minder fouten en in kortere tijd op dan vóór een massage.
Volgens dokter Field is massage trouwens niet alleen goed voor de ontvanger, maar ook voor de gever. Bij een studie aan waarvoor twintig kinderen met leukemie dagelijks werden gemasseerd door hun ouders, voelden de ouders zich na een maand veel minder depressief, terwijl bij hun kinderen het aantal witte bloedlichaampjes beduidend was toegenomen.
Extreem belangrijk
Van alle zintuigen is de tastzin het eerst ‘klaar’, zelfs al voor de geboorte. Al roepen ouders nog zo vaak ‘niet aankomen!’, hun baby’s, peuters en kleuters verkennen de wereld eerst op de tast. Ze graaien met mollige knuistjes naar alles wat nieuw is en stoppen het in hun mond. Niet om te eten, maar om nòg beter te kunnen voelen. Zo leren ze het verschil tussen zwaar en licht, ruw en glad, warm en koud, hard en zacht. Later, in hun volwassen leven, krijgen deze fysieke concepten veelzeggende abstracte betekenissen: hard kan dan ook moeilijk betekenen, zwaar staat voor serieus, gladjes betekent makkelijk, warm is lief, licht is moeiteloos, ruw is onaangenaam, zacht is fijn, koud is gevoelloos.
Lichaamstaal is de eerste (èn de laatste!) taal die we spreken. We kunnen leven zonder gehoor en zicht, en ook zonder ruiken en proeven, maar niet zonder voelen. Bij vrijwel alle Roemeense weeskinderen die onder de knoet van de Ceaucescu’s zonder enig liefdevol fysiek contact moesten opgroeien in bijna concentratiekampachtige weeshuizen, is sprake van ernstige ontwikkelingsstoornissen. Zelfs het feit dat deze arme weesjes begin jaren negentig met duizenden tegelijk werden geadopteerd door liefdevolle Amerikaanse en Europese families, kon dat gemis niet goedmaken. Het merendeel van hen kampt nog altijd met het gebrek aan aanraking in hun babytijd, wat tot uiting komt in autistische stoornissen.
Aanraking is ook extreem belangrijk voor menselijke communicatie. Hoe krachtig non-verbale lichaamstaal is, blijkt wel uit het onderzoek van psycholoog Matthew Hertenstein: hij zette twee rijen proefpersonen tegenover elkaar en liet de ene rij door middel van aanraking een emotie communiceren aan de andere – geblinddoekte – rij. Alleen de onderarmen en handen van de geblinddoekte personen mochten worden aangeraakt. En wat bleek? Emoties als liefde, dankbaarheid, sympathie, woede, afkeer en angst werden door de geblinddoekte proefpersonen feilloos herkend.
Daarna werd er nog een derde groep proefpersonen aan het onderzoek toegevoegd: neutrale toeschouwers. Zonder enige informatie vooraf konden de toeschouwers bij het zien van de aanraking van andermans arm foutloos aangeven om welke emotie het ging!
Verloren Geluk
In maart 2011 overleed op 84-jarige leeftijd de schrijfster van een boek uit 1975 dat op mij een onuitwisbare indruk heeft gemaakt. Jean Liedloff, auteur van ‘Op zoek naar het verloren geluk’ (The Continuum Concept) belandde in haar jonge jaren min of meer toevallig in de Venezolaanse jungle en raakte zó gefascineerd door de opvallend vredelievende Yekuana-indianen, dat ze tweeënhalf jaar bij hen bleef wonen om hun geheimen te doorgronden. Dat is haar heel goed gelukt.
In haar boek zet ze helder uiteen wat ruim voldoende aanraking en lichaamscontact tijdens de eerste levensjaren met een mens doet: Yekuana-baby’s worden constant (!) door hun moeder gedragen en slapen ’s nachts bij haar in bed. Hierdoor ervaren deze baby’s een enorme dosis veiligheid en geluk. Eenmaal in de kruipfase verkennen ze steeds vaker op eigen initiatief de wereld, in de geruststellende wetenschap dat mama’s veilige schoot altijd beschikbaar is. Hierdoor neemt hun onafhankelijkheid snel toe. Yekuana-kinderen leren zo al op zeer jonge leeftijd zelfredzaam te zijn en zelf initiatieven te nemen. Ze vragen nooit meer aandacht dan nodig is, barsten van het zelfvertrouwen, hebben een rotsvast vertrouwen in anderen en willen graag meedoen en bijdragen. Ze vechten nooit en maken zelfs geen ruzie!
Volgens Jean Liedloff vinden alle grote problemen waar de Westerse wereld mee worstelt, hun oorsprong in onze opvoeding. Pasgeboren baby’s worden in onze ziekenhuizen veel te gemakkelijk van hun moeder gescheiden. Thuis moeten ze in hun eigen bedje op een eigen kamertje slapen. In dit beangstigende isolement huilen ze zichzelf in slaap. Melk krijgen ze alleen op vaste tijden, niet wanneer ze daar zelf behoefte aan hebben. Kleine kinderen worden weggehouden bij de (leerzame!) normale activiteiten van volwassenen en worden geacht om zich – helemaal in hun eentje- in een box te vermaken met koude, levenloze speeltjes. Er worden opvoedingstechnieken op hen losgelaten die hun natuurlijke vermogen tot leren en zelf ontdekken alleen maar in de weg zitten.
Aangezien wij volgens Liedloff de belangrijke ‘in-arms’-fase hebben gemist die indianenkinderen wèl krijgen, blijven we de rest van ons leven onbewust op zoek naar die weldadige hoeveelheid onvoorwaardelijke moederliefde en fysieke affectie. Als we die niet vinden, dan gaan we aan de drugs of aan de drank. Of we ontwikkelen andere eigenaardige verslavingen en zoeken compensatie in de vorm van geld, macht, succes en goedkeuring. Of we proberen onze partner te dwingen om een liefdevolle, altijd beschikbare Yekuana-moeder voor ons te zijn…
Aanraken taboe?
Tiffany Field van het Touch Institute onderschrijft de bevindingen van Liedloff van harte: ‘In culturen waar veel en makkelijk wordt aangeraakt, is onder volwassenen aantoonbaar minder agressie dan in landen met veel taboe’s op het gebied van aanraken. Diverse onderzoeken hebben een duidelijk verband aangetoond tussen te weinig fysieke affectie gedurende de kindertijd en fysiek geweld onder volwassenen.’ Die landen met veel taboe’s op het gebied van aanraken zijn vooral te vinden in het vrije Westen.
Uit angst om voor pedofiel te worden uitgemaakt, durven tegenwoordig steeds minder mensen een kind aan te raken. In Amerika hebben veel scholen een ‘No Touch Policy’: leraren mogen de leerlingen niet aanraken, en hetzelfde geldt voor leerlingen onderling. Zo kan het gebeuren dat een vijfjarig meisje berispt, omdat ze een klasgenootje omhelsde wiens oma net was overleden. Als een kind zich met een geschaafd knietje tot juf of meester wendt, dan plakken die daar in géén geval eigenhandig een pleister op. Dat moet zo’n kindje zelf doen, terwijl juf of schoolverpleegster toekijkt en instructies geeft.
Opvallend is ook, dat door de ‘No Touch Policy’ hele legertjes van aanraak-professionals als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten. Scholen sturen ‘moeilijke’ leerlingen tegenwoordig naar de schoolmasseur, in de hoop dat het kind daar rustiger van wordt. In Zweden, dat al heel lang een ‘No Touch Policy’ heeft, wordt op 70% van de kinderdagverblijven kindermassage aangeboden door professionele kindermasseurs m/v. Zo wordt aanraking steeds meer ‘geprofessionaliseerd’, waardoor het steeds abnormaler wordt om elkaar ‘gewoon’ aan te raken. Alsof we ons nog niet genoeg van onze natuurlijke roots hebben losgescheurd!
Uiteraard kan aanraking ook bijzonder ongepast zijn. Recente schandalen rond seksueel misbruik liggen ook in ons land nog vers in het geheugen. Maar is de huidige rabiate angst voor aanraking niet een véél te hoge prijs om te betalen? Volgens Matthew Hertenstein wel, gezien het overrompelende wetenschappelijk bewijs voor de krachtige en positieve effecten van aanraking op zowel ons lichaam als onze geest. Je hoeft maar naar vlooiende apen te kijken om te weten dat Hertenstein gelijk heeft… Die vredig dichtzakkende oogjes, de rust en het vertrouwen die zo’n frunnikend duo uitstralen: aanraken en aangeraakt worden maken het leven de moeite waard!
Image Fabian Blank | blankerwahnsinn | https://unsplash.com/photos/xPHjMxI8zKo