FRANEKER – De zeilende chartervaart met passagiers had het de afgelopen acht jaren moeilijk. De effecten van de kredietcrisis lijken nu langzaam uit te werken, al maken teruggelopen omzetten en aanscherpende regelgeving het voor velen moeilijk om de bakens te verzetten. Toch krabbelt de branche uit het dal. Er wordt zelfs geïnvesteerd. “In de zeezeilvaart zit perspectief,” zegt Jan Bruinsma van de Tallship Company. Onlangs liet hij de topzeilschoener ‘Antigua’ met tien meter verlengen voor de vaart op Spitsbergen.
Jan Bruinsma en de Antigua
Het was in de jaren tachtig dat de Franeker Jan Bruinsma met zijn boltjalk ‘Elbrich’ de eerste zeemijlen aflegde als zeilvaartondernemer. In 1990 ruilde hij het tjalkje in voor de ‘Elisabeth’, in 1912 onder dezelfde naam gebouwd bij de Gebroeders Geleijns te Roodevaart. Samen met zijn broer en compagnon Jelle bouwde Bruinsma deze Zeeuwse klipper om tot één van de eerste ‘luxe’ passagiersklippers. Hiermee braken zij met het tot dusver jeugdherbergachtige karakter van de ‘bruine vloot’. Zij herkenden het verlangen van de klanten naar meer comfort. De Elisabeth behoort nog altijd tot de inmiddels vier schepen tellende vloot van de Tallship Company. “Nog geen jaar geleden hebben we de klipper helemaal leeggehaald en opnieuw ingericht,” aldus Bruinsma.
Schepen verbranden
De Elisabeth is een binnenschip, maar de Artemis, de Atlantis en de Antigua, de andere drie schepen van de rederij, zijn zeeschepen. Want: “Op zee ligt het leeuwendeel van onze omzet. Daar kan je je richten op uiteenlopende klantengroepen en agenten uit de hele wereld.” Over de topzeilschoener Antigua zegt Bruinsma: “Met dit schip voeren we net als met de andere twee voornamelijk in de Oostzee en langs evenementen als de Kieler Woche, Sail Bremerhaven, Sail Amsterdam. We kregen van de schoener Oosterschelde een verzoek: of we van hen de Spitsbergenvaart wilden overnemen. Dat schip vaart in een stichtingsvorm en dan schijn je om de zoveel tijd iets nieuws te moeten verzinnen. We hebben er over moeten nadenken, natuurlijk. Als je je richt op Spitsbergen verbrand je alle schepen achter je, letterlijk. In één keer raak je al je oude klanten kwijt. Zoiets kun je volgens mij alleen doen als je meerdere schepen in de vaart hebt, anders is het afbreukrisico veel te groot.”
“We konden een aantal vaste klanten overzetten naar de andere schepen, dat scheelde een stuk. Evenzogoed was het een gok. Het is een heel ander verhaal, varen boven de poolcirkel. Wél een goed verhaal! Een aantal Nederlandse, Duitse en Amerikaanse reisbureaus boekt de Antigua tussen juni en midden oktober met zestiendaagse reizen rond het eiland Spitsbergen. De twee weken die overblijven varen we via internet met individuele reizigers. Niet van de Nederlandse markt, daarin doen we bijna niets. Vooral veel Engelsen en Duitsers.”
“Op Spitsbergen zelf hebben we weinig concurrentie. Alleen de Noorderlicht van Ed en Ted Ritzema zie je daar. Goede collega’s. Verder zie je er alleen grote cruiseboten, want bij hoofdstad Longyearbyen heb je een vliegveld en een wisselhaven. Nou ja, stad. Tweeduizend inwoners en een paar pieren die in zee steken. In de zomer is het zeilweer er heel redelijk. En het wordt nooit nacht. Bij de tochten rond het eiland gaan we vooral voor anker. Een paar keer per dag varen we met zodiacs naar de vaste wal. De doelgroep vindt dat prachtig. Het past bij hen: mensen, vaak senioren, die de wonderen van de natuur willen zien – en daar het geld voor hebben.”
Van stapelbedden naar lage bedden
Iedere winter komt de Antigua terug naar Nederland. “We vinden het prettig om het schip in de buurt te hebben voor onderhoud en refits. Zoals nu. We verlengen het schip met tien meter. Daarvoor hebben we een aantal goede redenen. De belangrijkste is de regelgeving. We hadden eigenlijk een waterdicht schot te weinig. Met de verlenging lossen we dit probleem gemakkelijk op. Ten tweede waren de watertanks en de hutten toe aan renovatie. Daarnaast wilden we de klanten extra comfort bieden. We krijgen steeds meer senioren. In het verlengde deel bouwen we acht tweepersoonshutten zonder stapelbedden. De bemanning krijgt ook meer ruimte. Ze draaien daar een lang seizoen en zaten met acht man als haringen in een ton.”
“We krijgen veel meer opslagruimte in het verlengde stuk. Dat is wel fijn. Nu kunnen we alle drank in Nederland kopen en verzegeld opbergen. Vorig jaar namen we alle bier en wijn mee buiten de verzegelingskast. Wisten wij veel dat de Noren daar zo op gebeten zijn? Alleen sterke drank, dachten wij. Enfin, in Tromsö namen ze alles in beslag. Tachtig vaten bier! Op het retedure Spitsbergen moesten we alles opnieuw inkopen.”
Gevecht met de tijd
“Het schip heeft ineens veel meer drijfvermogen en ligt bijna een halve meter hoger op het water. We moeten dus ballast toevoegen. We hebben genoeg te doen voordat het seizoen begint. Het is een gevecht met de tijd. In mei moet het schip weer terug naar het noorden. Dat is mogelijk dankzij Scheepsreparatie Friesland, die in Harlingen de nieuwe sectie heeft gebouwd, en Balk Shipyard op Urk, die het stuk er vorige week tussen heeft geplaatst. Gaastmeer Design hielp ons met het ontwerp en de stabiliteitsberekening en met een nieuw zeilplan. We zijn er heel tevreden over.”
“Extra rendement brengt dit op de korte termijn allemaal niet op. Je moet toch denken aan een ton of vier aan investering. We leveren een beter product, het schip wordt mooier, beter en meer waard. Niet dat er kopers zijn voor historische zeilschepen! Ik doe dit omdat het leuk is, avontuurlijk en laat ik eerlijk zijn, het varen daar is goede handel. Een artikel als dit hebben we eigenlijk niet nodig. De klanten komen langs andere wegen en het is niet onze stijl om op te scheppen. Maar jullie hebben gelijk: het mag verteld worden dat er in de chartervaart ondernemerschap bestaat en dat er weer wordt geïnvesteerd.”
Info: www.tallship-company.com
Foto’s Inge van Hesteren