Het koor met Shirma Rouse als solist zingt spirituals en gospelklassiekers als Amazing Grace en Wanna Be Happy – met uitstapjes naar hits van Michael Jackson en Luther Vandross. Aan het einde van de dienst staat het overwegend witte en grijze publiek nog net niet op de banken. Maar wie goed kijkt, ziet ogen die sprankelen en handen die driftig meetikken met het ritme van de zang. Niet gek, voor een nuchtere protestantse gemeente in het hart van de Achterhoek. Maar wat moet je ook, als veertien in chic zwart gehulde zangers en zangeressen je zo gepassioneerd meenemen in hun liefde voor God.
Maar wat, vraag ik Shirma een paar dagen later in een Amsterdams café, wat als je nou níet in God gelooft? Moet je per se religieus zijn om iets van gospelmuziek te begrijpen? Shirma: ‘Heel veel mensen ervaren gospel als iets hoopvols, ze zeggen tegen mij: ‘Shirma, ik vóel iets, maar ik kan er de vinger niet op leggen, wat ís dat nou toch?’ Nou, voor mij is dat de spirit die je raakt. Of nog simpeler gezegd: het is liefde.’ De Rotterdamse gaat verder: ‘Gospel gaat over hoop, optimisme en dankbaarheid. Over de positieve dingen van het leven zien. Over stoppen met klagen.’ Enthousiast: ‘Joh, ik heb zoveel geleerd van gospel music. Ik dan dagen met je praten erover.’
En is het dan anders om gospel te zingen dan soul of jazz? Shirma: ‘Ik kan nooit ‘zomaar’ zingen. Het gevoel dat ik erin leg is altijd hetzelfde, of het nou in een kerk is of daarbuiten. Maar gospel zingen is voor mij wel een egoistische en egocentrische ervaring. Als ik gospel zing, dan doe ik dat puur voor mezelf en voor Hem (wijst naar boven, red.). Dan is het leuk hoor, dat je mee kan genieten, maar voor mij is het echt een lofzang naar God.’
Gospel is liefde dus, maar toch vooral de liefde voor God. Is dat altijd zo geweest? Wie gospel wil begrijpen wage een sprong in het verleden.
Overtocht
Het is 1600 en de Nieuwe Wereld verkeert in crisis. Een jaar na de ontdekking van Amerika bezitten Europese kolonialen een eindeloze hoeveelheid land, maar te weinig mankracht om al die kostbare tabak en katoen te kunnen verbouwen. De Engelsen bedenken een oplossing: er worden contractarbeiders ingescheept, Europese mannen en vrouwen die soms als straf maar vaker vrijwillig de oversteek wel willen maken. Ze betalen hun overtocht af door een aantal jaren te werken voor de koloniale landeigenaren. Dat leven blijkt niet al te best. Al gauw verspreiden verhalen over beroerde werkomstandigheden zich overzee en interesseren steeds minder Europeanen zich voor het onzekere en verre Amerikaanse avontuur.
De koloniale plantagehouders worden afhankelijk van een andere instroom: die van West-Afrikanen. Maar het karakter van de arbeidsrelatie tussen landeigenaar en landarbeider verandert. Eigenaren vinden contractarbeiders eigenlijk maar lastig: ze hebben te veel rechten en kunnen nog in opstand komen ook. Is het niet slimmer en winstgevender om die rechten wat meer in te perken? Zoveel haken en ogen zijn er niet: Afrikanen vallen niet onder het Engelse recht en zijn bovendien lang niet allemaal christelijk. Recht en reden genoeg om van contractarbeid over te gaan op een systeem van eigendom en gedwongen arbeid. Slavernij. Morele haken en ogen? Die ziet de blanke elite even niet.
De trieste oversteek die tienduizenden West-Afrikanen gedwongen moesten maken, was de eerste belangrijke factor voor het ontstaan van de muziek die gospel zou gaan heten. De tweede factor was het christelijke geloof.
Door het werk van Portugese missionarissen was het Christendom geen onbekende langs de Westkust van Afrika. Maar het meerendeel dat de overtocht maakte, was aanhanger van verschillende kleinere volksreligies. Christelijk werden Afro-Amerikanen pas in de Nieuwe Wereld, onder invloed van evangelische protestantse predikers.
De spiritual
Het christelijke geloof bood slaafgemaakte mannen en vrouwen hoop en houvast. Verhalen uit de Bijbel werden zingend doorgegeven: van generatie op generatie, want lezen hadden de meesten nooit geleerd.
Zingen tijdens het werk of bij religieuze samenkomsten was een manier om elkaar te bemoedigen en de moraal hoog te houden. De teksten vertelden over Bijbelse gebeurtenissen waarmee de slaven zich konden identificeren:
When Israel was in Egypt’s land: Let my people go,
Oppress’d so hard they could not stand, Let my People go.
(Uit: Go Down Moses)
En het zingen had een tweede functie. Slaafgemaakte Afrikanen gebruikten de samenzang om met elkaar te communiceren. Zónder dat de plantagehouder er weet van had. Met gecodeerde boodschappen vertelden ze elkaar over de Underground Railroad: een netwerk van geheime vluchtroutes naar het vrije Noorden. De River Jordan, die in talloze spirituals wordt genoemd, staat voor de rivier de Mississippi of de Ohio: de gemarkeerde grens tussen het Beloofde vrije Land en de onvrije zuidelijke (slaven)staten.
Deep River,
My home is over Jordan.
Deep River, Lord.
I want to cross over into campground.
Oh, don’t you want to go,
To the Gospel feast;
That Promised Land,
Where all is peace?
(Uit: Deep River)
Call & response
Zo onstond uit een mix van sociale omstandigheden, religieuze toewijding én overgebleven Afrikaanse invloeden een muzikaal genre dat de ontwikkeling van de muziek tot in onze eeuw mede zou bepalen. De gospel, de blues en de jazz, maar ook de soul en de funk, de rock ’n roll, de hiphop en de rap: allemaal zijn ze schatplichting aan die vroege spiritual zoals die door Amerikaanse West-Afrikanen op de plantages werd gezongen.
Denk aan de call and response: het spel tussen zanger en achtergrondkoor, of tussen instrumentalisten in de jazz. Of de achtergrondkoortjes in de soul. Het gebruik van syncopen. De pentatonische toonladder in de blues. Elementen uit de spiritual die in later ontwikkelde stijlen terug te horen zijn. En in de ritmes vind je de Afrikaanse invloeden terug, stelt Shirma Rouse. ‘De gospel maar ook de blues vind je heel erg terug in de West-Afrikaanse muziek: Senegalees, Congolees, Ghanees. Ook in de traditionele muziek van Curacao, waar je geen gospel hebt, zie je dat terug: dezelfde ritmes, de 12/8ste partoontjes in de salsa, de clave. Het gaat om de opvulling van de kwart of achtse noten: dat maakt het ritme anders.’
Je herkent de spiritual verder aan aan de herhaling in de tekst, legt de Rotterdamse uit. Zingend: ‘That little light of mine, I’m gonna let it shine, that little light of mine, I’m gonna let it shine’. De opbouw is vaak eenvoudig: a, a, a, a, of a, b. Ook de handclap en de footstamp, overblijfselen uit de Afrikaanse ring shout (de totale overgave in religieuze aanbidding), komen in sommige spirituals terug.
Fisk Jubilee
Hoe ontwikkelde dit nieuwe muziekgenre zich van de plantages in het Zuiden van Amerika naar de grote concertpodia over de hele wereld? Toen de slavernij in 1865 eindelijk werd afgeschaft, had niet iedere Afro-Amerikaan zin om de spiritual met trots de wereld in te brengen.
Het zijn in 1867 drie blanke Amerikanen uit het Noorden die voor het eerst een grote verzameling ‘slave songs’ op papier zetten en die bundelen in Slave Songs of the United States. In het voorwoord schrijven de samenstellers hoe lastig zij dat vonden, omdat ‘de stemmen van gekleurde mensen een specifiek soort kwaliteit hebben waarbij niets anders in de buurt komt.’ Nauwelijks te vertalen naar het papier’, volgens de onzekere auteurs. ‘Het beste wat we kunnen, is nog altijd een ‘fain shadow of the original’.’
Maar een slim groepje studenten van Fisk University in Nashville keert in 1871 het tij. Hun universiteit krijgt de financien niet rond, waarop de Fisk Jubilee Singers besluiten te gaan optreden voor geld. Dat gaat zo goed, dat zelfs Europa wordt veroverd en andere zwarte Amerikaanse studenten zich aangemoedigd voelen hetzelfde te gaan doen. Zo krijgen de liedjes een publiek dat aanzienlijk breder is dan het publiek uit de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Ook binnenslands verspreidt de muziek zich verder vanwege de migratie richting Noorden van grote groepen Afro-Amerikanen rond de eeuwwisseling.
In Chicago ontdekt niet veel later de jonge domineeszoon Thomas Andrew Dorsey zijn talent als bluespianist. Hij speelt veel en met succes in deze seculiere muziekstijl, maar komt mede onder invloed van zijn moeder in conflict met zijn religieuze loyaliteit. Zijn ‘oplossing’ is een creatieve: hij begint de spirituals uit de kerk te combineren met elementen uit de blues. De ‘blue note’ bijvoorbeeld. Shirma Rouse legt uit wat dat is: ‘In de blue note zit de pijn die zo typisch is voor de blues. Het gaat om de benadering van de noot, de emotie. Hij kan alleen worden gezongen of gespeeld met instrumenten die kunnen ‘buigen’.’ De blue note zit als het ware net tegen de gewone noot aan. Een gecontroleerd en ingehouden maar tergend stemgeluid.
De naam die dit nieuwe genre krijgt: gospel music.
Goo spell
Gospel is de Engelse vertaling van het woord ‘Evangelie’ en betekent letterlijk ‘goed nieuws’ (‘goo spell’). Hoop, optimisme en dankbaarheid, Shirma Rouse sprak er eerder al over. Dankbaarheid voor het einde van de verschrikkelijke periode van slavernij. Voor het nieuwe vrije leven. ‘Het zijn testimonies, blijken van waardering’, zegt Shirma. ‘Zo van: Heer, je hebt me er doorheen gebracht, I will praise your Holiness my God. Maar óók van dat je nu sterk moet zijn.’ Zingend: ‘I just can’t give up now, I’ve come too far from where I started from.’ ‘De spirituals waren er om het vol te houden’, zegt Shirma. ‘De gospel is er om je dank te betuigen.’
Een belangrijk verschil met de spiritual is dat Dorsey in zijn muziek meer ruimte geeft aan een actieve solovoice. De nadrukt ligt op een solist die voorzingt en een achtergrondkoor dat woorden of zinnen herhaalt. Daardoor is ook de voor gospel kenmerkende ruimte voor improvisatie onstaan. De structuur krijgt een populaire vorm: die van couplet en refrein. ‘Vergeet niet’, waarschuwt Shirma, ‘dat je in de gospel óók walsjes en blanke hymnes terughoort. Gewone vierkwartsmaten.’ De gospel is door meer beïnvloed dan blues en spirituals alleen, wil ze maar zeggen. ‘Wij gebruiken zelfs dingen van Händl in de kerk.’
Die Kerk is begin twintigste eeuw overigens niet zo blij met de vernieuwers Dorsey en co. Schoorvoetend accepteren ze de eerste instrumenten (piano, tamboerijn) bij de zondagse dienst. Maar het binnenhalen van de seculiere en ‘duivelse’ (blues)muziek gaat veel congregaties een stap te ver. Laat staan het spelen én verkopen van de heilige muziek búiten de hoge muren van de kerk. Ondanks die felle weerstand durft Thomas Dorsey het aan om zijn eigen gospellabel op te richten: de Dorsey House of Music.
Let me tell you ‘bout this girl
De gospelmuziek wordt binnen no time immens populair. Rosetta Tharpe treedt op in nachtclubs en de grote theaters: Carnegie Hall, Apollo. Een steeds breder en multiraciaal publiek begint zich voor de gospel te interesseren. Mahalia Jackson, queen of gospel, zingt alles van Dorsey en zou een paar decennia later dienst grootste hit ‘Precious Lord, Take my Hand’ zelfs zingen op de begrafenis van Martin Luther King.
En de gospel ontwikkelt zich verder. Gospelartiesten als Sam Cooke en Ray Charles worden zo populair onder een steeds breder wordend publiek, dat het religieuze karakter van de muziek niet meer voldoet aan de wensen van de tijd. Gospelgroepen veranderen hun naam. De Gospel Starlighters worden James Brown and the Famous Flames. Gospelnummers worden omgetoverd tot liefdesliedjes: ‘Let me tell you ‘bout this Man I know’ wordt ‘Let me tell you ‘bout this girl I know’. Atlantic Records is begin jaren ‘50 een van de eerste labels die de nieuwe trend oppakken, met groepen als the Clovers en the Drifters.
In 1954 heeft Ray Charles een grote hit met I Got a Woman – ook van oorsprong een gospelsong (‘My Jesus Is All the World to Me’), met een nieuwe, niet-religieuze tekst. Niet lang daarna gaat ook Sam Cooke, inmiddels populair tieneridool in Afro-Amerikaanse én Europees-Amerikaanse kringen, over van gospel op seculiere muziek. Onder luid protest van de Afro-Amerikaanse kerkgemeentes, die moeten accepteren dat hun heilige muziek nu niet alleen buiten de kerken wordt gespeeld, maar ook haar devotionele, religieuze karakter verliest. Atlantic-topman Jerry Wexler doopt het nieuwe genre om tot rhytm and blues (R&B), om het denegrerende race music niet meer te hoeven gebruiken. De term ‘soul’ wordt pas later populair.
Black struggle
Vóór de veranderende jaren ’50 was muziek in Amerika, net als praktisch ieder onderdeel van het politieke, maatschappelijke en culturele leven, onderverdeeld in twee werelden: zwart en wit. Nu is het alsof de muziek, met het loslaten van het religieuze karakter, voorzichtig de grenzen van de segregatie doobreekt. In de coulissen staat Aretha klaar, en Otis, James, Etta, Nina, Elvis. Allemaal artiesten met roots in de gospel, die met hun nieuwe muziek de wereld zullen veroveren, maar ook een belangrijke rol zullen gaan spelen in de civil rights movement van de jaren ’60.
Zo zijn de R&B, de soul en andere neo-gospelstijlen altijd sterk verbonden gebleven met de Afro-Amerikaanse gemeenschap en de black struggle. In de roerige jaren ’60, maar ook nog vandaag. Niet voor niets uitten meerdere soulartiesten op North Sea Jazz hun zorg over de recente shootings in Amerika. Zoals een geëmotioneerde Pharell tijdens zijn optreden op North Sea Jazz: ‘They are killing us back home’. Zwarte muziek gaat niet meer (alleen) over religie, hoop en dankbaarheid. Misschien wel veel meer over frustratie. In elk geval liggen de roots nog steeds onmiskenbaar verankerd in de slaventijd en de moeilijke sociaal-maatschappelijke context waarin veel Afro-Amerikanen (hebben) moeten leven.
—
Luistertips van Shirma
‘Behalve -uiteraard- Mahalia Jackson en Rosette Tharpe, moet je Aretha’s eerste plaat uit 1954 luisteren: Precious Lord. En haar album Amazing Grace uit 1972. Verder: de Clark Sisters, Shirley Ceasar. En, meer van nu: Kirk Franklin, Tamela Mann (‘Take Me To The King’) en Le’Andria Johnson. Extra tip van uw redacteur: de cd-box From Sacred to Secular – a Soul Awakening (History of Sul Records, 2015). Acht (!) cd’s + boekje met achtergrondinformatie en geschiedenis. Van de allereerste platen uit de jaren ’20 tot klassiekers van Sam Cooke, Bettye Lavette, Wilson Pickett, Bobby Womack en vele vele anderen.
Gospel in Nederland
‘Gospel wordt in Nederland niet serieus genomen als aparte muziekstroming. Er zijn genoeg goede artiesten, maar ze worden niet gedraaid op de mainstream radiostations.’ Dat zegt Donna Lewis, spil in de Nederlandse gospel- en soulscene, manager van Rouse en oprichter van het Amsterdamse ZO! Gospel Choir. ‘Voor Nederlanders is gospel ‘Oh Happy Day’ uit Sister Act, altijd verbonden met religie’, vertelt Lewis verder. ‘Dat klopt natuurlijk wel, maar gospel is méér dan religie alleen: het is een muzikaal genre dat in Nederland meer aandacht en waardering verdient.’
De eerste gospelgroep in Nederland die, inmiddels vijftien jaar geleden, op grote festivals en poppodia als Paradiso stond, was die van Donna Lewis’s zus: de Berget Lewis Gospel Train. Inmiddels is er natuurlijk het succes van the Gospel Sessions, met gitaristen Onno Smit en Paul Willemsen en de Amerikaanse zangeres Michelle David. Zij hebben met hun zeer goed ontvangen Volume 1 en 2 de gospel in Nederland beter op de kaart gezet. En ook het ZO! Gospel Choir is succesvol met optredens op grote festivals en televisie-uitzendingen. Afgelopen North Sea Jazz verzorgde het koor nog een optreden samen met Kamasi Washington en het Metropole Orkest.
Verder luisteren naar Nederlandse gospelariesten? Luister eens naar Sharon Tera, Dwight Dissels, Abigail Martina of Shelton Telesford.