Hotel Faber, een rustiek familiehotel uit het begin van de afgelopen eeuw waar op zondagen thé dansants werden gegeven, staat er nog. Evenals de fraaie, classicistische gevel van de oude Rijks HBS: in dit gebouw brachten sinds 1901 de leerlingen van gemeentelijk internaat Instituut Hommes hun middelbare schooltijd door. Maar verder herinnert in Hoogezand-Sappemeer, het verarmde industriestadje in Oost-Groningen, weinig aan de internaatsjongens die hier tot 1974, toen ‘Hommes’ werd gesloten, vast onderdeel waren van het straatbeeld. De imposante instituutsgebouwen zijn verdwenen, net als de sportvelden en de tennisbaan.
Saaie woonwijk
Op deze plaats aan de Parallelweg – aan de spoorlijn tussen Groningen en Nieuweschans – verrees een saaie woonwijk, Hommeshof. Alleen een bankje, waarin oude gevelstenen en het timpaan met de tekst ‘Instituut’ zijn verwerkt, verwijst nog naar de aanwezigheid op deze plaats van wat eens de beruchtste kostschool van Nederland was.
De internaatsjongens werden ‘tuten’ genoemd: in de hoogtijdagen van Hommes waren het er een stuk of honderd. Ze stamden uit welgestelde families en kwamen uit plaatsen als Aerdenhout en Wassenaar, maar ook uit Bandoeng, Djakarta, Addis Abeba en Buenos Aires. Het waren zoons van ondernemers, van medisch specialisten, hoge ambtenaren en diplomaten, ze waren niet zelden van adel en hadden namen als Dorhout Mees, Van Wulfften Palthe, D’Aulnis de Bourouill, Bischoff van Heemskerck, David von Franquemont of Rosenberg Polak. Slechts een enkeling kwam uit de buurt, zoals de Friese boerenzoon Theo Hiddema, die later een bekend advocaat zou worden. En allemaal voelden ze zich geïsoleerd in dat tuchthuis in de verre Groninger Veenkoloniën, verbannen naar een andere wereld.
Rooie Sien
‘Ik was een ventje van twaalf toen ik op Hommes kwam,’ zegt Dick Nooy (63), zoon van de Amsterdamse actrice Beppie Nooy (1919-1979). ‘Het eerste jaar had ik enorme heimwee.’ Zijn moeder Beppie, begin veertig, gescheiden en zeer succesvol, speelde eind jaren vijftig avond na avond Rooie Sien. Ze had geen tijd om voor haar recalcitrante jongste zoon te zorgen. Gefortuneerde vrienden brachten haar op het idee om de jongen op Hommes onder te brengen. Nooy: ‘Ooms en tantes spraken er schande van: hoe kon ze haar kind dit aandoen?’ Als Beppie optrad in Groningen, 15 kilometer verderop, mocht hij naar de voorstelling. Na afloop bracht Rudi Falkenhagen, die in Rooie Sien de rol van Ko Breman speelde, de kleine Dick in de artiestenbus terug naar Hoogezand.
De tuten waren herkenbaar aan hun blazers, hun rood-wit-zwarte Hommes-mutsen, hun badge en hun Hommes-sjaals. En ze onderscheidden zich in deze plattelandsgemeenschap door hun grote mond. Die geaffecteerd pratende rijkeluisjongens waren niet voor niets naar deze uithoek van Nederland gestuurd: een groot aantal van hen was onhandelbaar en dreigde te ontsporen. ‘Ik had foute vrienden en voerde op school niets uit,’ zegt Dick Nooy. Het dure Instituut Hommes, onder de strenge leiding van directeur A.J. Büller en diens echtgenote, was in de ogen van veel wanhopige ouders een ‘laatste kans’.
Emeritus hoogleraar stadssociologie Lodewijk (‘Lo’) Brunt (68), die eind jaren vijftig vier jaar op Hommes doorbracht, was in zijn woonplaats Haarlem een onmogelijke puber. Lo had een voorliefde voor jazz en beatnik-literatuur en hing graag de bohémien uit. Hij werd van verschillende scholen gegooid.
De tuten waren herkenbaar aan hun blazers, hun rood-wit-zwarte Hommes-mutsen, hun badge en hun Hommes-sjaals. En ze onderscheidden zich in deze plattelandsgemeenschap door hun grote mond.
‘Ik was niet te handhaven,’ zegt hij, terugblikkend in een Amsterdams café. Wat was zijn probleem? ‘Mijn vader was er nooit. Hij was altijd op reis, maar hij was wel heel streng. Ik dacht: waar bemoei jij je mee?’ Vrienden wezen Brunts ouders op het bestaan van Instituut Hommes, dat vernoemd was naar de oprichter, de Veendammer onderwijzer Jan Hommes. Het Instituut genoot faam als hard, gesloten ppvoedingsgesticht voor jongens die niet wilden deugen. Brunts moeder vond het, zoals wel meer moeders, vreselijk om haar kind, veertien jaar nog maar, uit huis te plaatsen. Lodewijk Brunt zelf beseft nu, ‘met de wijsheid van de ouderdom’, dat er destijds weinig anders opzat. ‘Op Hommes moest je geen grappen maken. Ze hebben mij er grondig gedisciplineerd. Van de weeromstuit nam ik school serieus.’
Gribusoord
Het stonk vreselijk in de Veenkoloniën. Niet gehinderd door milieuregels loosden aardappelmeel-en strokartonfabrieken grote hoeveelheden afvalwater rechtstreeks in de kanalen, waaronder het Winschoterdiep in Hoogezand-Sappemeer. De stinkende bruingele drab en het borrelende schuim konden centimeters dik worden. De rottingslucht bleef hangen in je kleren, vertelt Brunt. ‘Maar na een tijdje wende je eraan.’
Hoogezand-Sappemeer was in die jaren ‘een gribusoord van jewelste’, zegt advocaat Theo Hiddema (67) in zijn monumentale kantoor aan de Amsterdamse Herengracht. De zestienjarige Theo schrok zich een hoedje toen zijn vader, een welvarende Friese boer, hem op een zondagmiddag, zonder dat hij was gewaarschuwd, bij Hommes afleverde. Wat hij zag, was filmisch: ‘We kwamen aanrijden via dat stinkende diep en ineens dook er een mooi landhuis op, met prachtige sportvelden. Daar stond een stoet luxe auto’s, Jaguars en Bentleys, en knaapjes met cricketbats en tennisrackets, met ernaast hun deftige, wenende moeders.’ Hiddema was een nakomertje en zijn vader had geen zin in ‘nog een puber’. Wegens ‘ongezeglijkheid’ werd Theo al vroeg uit huis geplaatst.
Dat hij op Hommes terechtkwam, kwam door een oom die hier z’n hbs-diploma in sneltreinvaart had gehaald. Het regime van directeur Büller, die 27 jaar aan Hommes was verbonden, was volgens Hiddema ronduit tiranniek: ‘Tegenwoordig zou de minister er de ME en de onderwijsinspectie op afsturen.’ Het begon al bij het ontbijt. Büller en zijn vrouw zaten aan het hoofd van de tafel, met naast zich twee van de oudste jongens, die een lint om hadden. Die jongens moesten klikken. ‘En er was altijd wel wat te klikken, bijvoorbeeld als iemand iets had gestolen uit andermans kast.’ Büller marcheerde op die momenten door de eetzaal, tussen de tafels door, en bulderde dat de dader naar voren moest komen. Hiddema: ‘Als zich dan niemand meldde, dat was ijzingwekkend.’
‘We kwamen aanrijden via dat stinkende diep en ineens dook er een mooi landhuis op, met prachtige sportvelden. Daar stond een stoet luxe auto’s, Jaguars en Bentleys, en knaapjes met cricketbats en tennisrackets, met ernaast hun deftige, wenende moeders’ (advocaat Theo Hiddema, bracht middelbare schooljaren door op Instituut Hommes)
Büller, groot en intimiderend, sloeg. Hiddema: ‘Dat gebeurde, dat weet ik zeker, met toestemming van de ouders. Ik heb jongens gezien met bloedend oor omdat Büller ze met z’n zegelring had geraakt.’ Lodewijk Brunt: ‘Büller kon ontzettend driftig worden. Dat arrogante van ons sloeg hij er gewoon uit.’
Bas Vos (72), directeur van de Taxicentrale Amsterdam, oud-directeur van de HEMA en de Holland Media Groep, en oud-huisarts in Sappemeer, was in zijn studententijd surveillant op Hommes. Hij begeleidde de jongens bij hun huiswerk: na school van vijf uur tot half zeven en ’s avonds na de maaltijd nogmaals. Heel strikt. ‘Ze hadden geen schijn van kans iets anders te doen. Bij slechte cijfers deden we er een schepje bovenop.’
Vos vond het op Hommes ‘ontzettend leuk’, maar hij herinnert zich veel verbaal geweld. ‘En zo’n brutale jongen uit het Gooi kreeg weleens een draai om z’n oren, inderdaad. Maar Büllers discipline was wel helder: ja was ja en nee was nee.’ Veel van die jongens waren thuis enorm verpest en verwend. Vos: ‘Op die kostschool in dat troosteloze gebied, waar verder geen fluit te doen was, moesten ze zich wel schikken.’
Jaloers
Aanvankelijk volgden de internaatsleerlingen een interne vijfjarige hbs-opleiding op Hommes. Vanaf 1951 gingen ze, op een door Hommes beschikbaar gestelde fiets, langs het Winschoterdiep naar de Rijks HBS, later het Dr. Aletta Jacobs Lyceum, in Sappemeer. Op die middelbare school mengden ze met de ‘boeren’, de lokale jeugd. ‘Veel van die jongens uit het dorp waren jaloers omdat wij meer succes hadden bij de dames dan zij,’ zegt Henry Buis (66), zoon van een ‘havenjongen’ uit Vlaardingen. Buis was in 1962 naar Hommes gestuurd ‘omdat ik wel hersens had, maar geen interesse voor de Slag bij Nieuwpoort’. De dorpsmeisjes, van wie een groot aantal zelden buiten de provinciegrenzen kwam, vonden die tuten ‘anders’, ‘interessant’.
Lieneke Luyckx (55), dochter van de bloemist, raakte met jongens van Hommes bevriend. Die tuten waren in haar ogen vlotter: ‘Vaak knap ook en in vergelijking met de Groninger jongens hadden ze betere manieren.’ Hoewel dat laatste relatief was. Ooit gaf ze een opdringerige tuut (‘met een zeer bekende naam’) een klap omdat hij handtastelijk werd tijdens een klasseuitje. In Hoogezand doen nu nog verhalen de ronde over die keer dat een groep boeren, na afloop van een schoolfeest in het Parkhotel, op hun Puchs en Kreidlers op ‘tutenjacht’ gingen. Een aantal tuten werd gepakt en in elkaar geslagen. Anderen konden schuilen in het ouderlijk huis van Lieneke Luyckx.
Volgens Theo Hiddema voelden de tuten zich ‘ver verheven boven dat boerenvolk’. ‘Zeer ongepast natuurlijk. Maar dat Gronings knauwt ook zo, je verstond ze helemaal niet.’ Andere bewoners van Hommes zaten daar minder mee. Zij nodigden, na Büller eerst om toestemming te hebben gevraagd, dochters van plaatselijke notabelen uit – de huisarts, de directeur van een van de hier gevestigde scheepswerven – voor dansavonden in Hotel Faber en kregen verkering. Een enkele relatie leidde tot een huwelijk. Het onderwijs aan het ‘Aletta’, waar naast de hbs ook een gymnasiumopleiding (later: vwo) kon worden gevolgd, was voortreffelijk.
Lodewijk Brunt denkt met veel warmte terug aan zijn leraar Nederlands, de heer Zuideveld. De jonge Lo publiceerde in het Handelsblad gedichten in de rubriek ‘Eigenwijs’. ‘Zuideveld las die en vijlde mijn smaak bij. Dat hij contact had met de dichter A. Marja maakte op mij diepe indruk.’ Het waren niet de jongens die zich interesseerden voor jazz en literatuur, zoals Brunt, die op Hommes bovenaan stonden in de pikorde. De goede sporters gaven de toon aan, vooral de hockeyers van IHHC (Instituut Hommes Hockey Club), een ploeg die landelijk op hoog niveau speelde. Zij kregen van directeur Büller privileges en meer vrijheid. Ook Eddy Ligeon (75), afkomstig uit Suriname, blonk uit in sport, vooral in atletiek en volleybal. Ligeon denkt met nostalgie terug aan zijn tijd op Hommes. Bovenmatig streng vond hij het er niet: ‘De discipline sloot goed aan bij de Surinaamse manier van opvoeden.’
Grote vaart
Ligeons moeder was in Suriname vroeg gestorven en zijn vader werkte op de grote vaart. Hij werd voor zijn opleiding – Eddy moest apotheker worden – naar een oom in Groningen gestuurd, ‘want Amsterdam, dat was sodom en gomorra’. De oom leek een verblijf op Hommes verstandiger. De kosten – bijna 8.000 gulden – kon de familie opbrengen omdat de Surinaamse gulden toen zo sterk was. Op straat werd hij door kinderen wel eens nageroepen: ‘rare Chinees’.
Maar op Hommes voelde Ligeon zich geaccepteerd. Van discriminatie merkte hij niets. Toen hij een keer in de paasvakantie nergens naartoe kon, nam Goswin Lüps hem mee naar kasteel Biljoen in Velp. Daar woonde Goswins familie. ‘Die jongen z’n moeder kwam uit de Hongaarse adel. Aan tafel werd geklingeld en Frans gesproken.’
Wie is nou zo’n ervaring gegund, vraagt Theo Hiddema retorisch. ‘Je zat op Hommes met allemaal jongens van zeer gekende ouders. We kregen de schoonheid van de formele omgang aangeleerd, deels op kosten van het socialistisch gemeentebestuur. Dat is toch enig?’ Hiddema hield aan Hommes serieuze levenslessen over. Zo raakte hij er voorgoed zijn ontzag voor autoriteiten kwijt. ‘Op heel jeugdige leeftijd leer je de verraderlijke en kwetsbare kanten van de menselijke soort kennen. Daar word je wel cynisch van. In mijn strafpraktijk is die ervaring mij trouwens heel goed van pas gekomen. Als ik nu zo’n keurige rechtbankpresident ontmoet, dan zie ik Büller voor me.’
Toen Eddy Ligeon een keer in de paasvakantie nergens naartoe kon, nam Goswin Lüps hem mee naar kasteel Biljoen in Velp. Daar woonde Goswins familie. ‘Die jongen z’n moeder kwam uit de Hongaarse adel. Aan tafel werd geklingeld en Frans gesproken’
Onttakeling
Wie rotzooi trapte, moest dat ene weekeinde in de drie weken dat de jongens naar huis mochten op Hommes blijven en het woordenboek overschrijven. De rest van de tuten zwermde uit over Nederland. ‘Thuis kwam je in een heel andere sfeer,’ zegt Henry Buis, die later in verschillende landen zou werken als directeur voor General Motors en Renault Nissan. ‘Als je dan weer weg moest, dat was niet zo makkelijk.’ Voor anderen werd Hommes een nieuw thuis. Dick Nooy verbleef er tussen zijn twaalfde en achttiende. Als hij terug was in Amsterdam, voelde hij zich daar een vreemde. ‘In Hoogezand lag mijn basis, daar hoorde ik.’ Op zondagavonden kwamen veel tuten elkaar weer tegen, in hun internaatskloffie op het station van Amersfoort, het overstappunt voor de trein naar Groningen.
In het gemeentearchief van Hoogezand-Sappemeer is een deel van de geschiedenis van Instituut Hommes opgeslagen in kartonnen dozen. Uit getypte en handgeschreven brieven van ouders, het gemeentebestuur en de schoolleiding van het Dr. Aletta Jacobs Lyceum wordt de langzame, maar onvermijdelijke onttakeling van Hommes duidelijk. Vanaf eind jaren zestig nam het aantal jongens snel af. Diplomaten namen hun kinderen mee naar het buitenland en plaatsten hen daar op nieuwe, internationale scholen.
Bovendien paste de strenge aanpak van Hommes niet meer bij de anti-autoritaire geest van de jaren na 1968. Onder druk van de omstandigheden werden de toelatingseisen versoepeld, waardoor het Instituut steeds vaker te maken kreeg met extreme gevallen: jongens met zware gedragsstoornissen, die door de rector van het Dr. Aletta Jacobs Lyceum wegens hun ‘corrupte mentaliteit en ernstig wangedrag’ van school werden gestuurd en ook van Hommes werden verwijderd.
Smeekbedes
De wanhopige smeekbedes van de ouders om hun zoons een laatste kans te gunnen, werden door de rector en het gemeentebestuur niet gehonoreerd. Bloemistendochter Lieneke Luyckx maakte het verval van Hommes mee. ‘Begin jaren zeventig brachten de tuten de drugs naar Hoogezand,’ herinnert zij zich. ‘Hoogezand werd een heus drugscentrum, met veel hasj en lsd. Het werd er niet beter op.’
In 1972 was het exploitatietekort opgelopen tot 133.845 gulden. Burgemeester en wethouders achtten de instandhouding van het Instituut niet langer verantwoord. Het voorstel van Büller om Hommes ook open te stellen voor lagere schoolleerlingen en voor meisjes ‘om zo beter de gezinssfeer te benaderen’, maakte geen indruk. Toen Hommes definitief de deuren sloot, in 1974, waren er nog acht tuten over. Directeur Büller was toen al vertrokken, naar Breda.
Eddy Ligeon, woonachtig in het Groningse plaatsje Zuidhorn, ziet enkele kameraden van destijds nog altijd. En Henry Buis was ooit bij een Hommes-reünie ‘op een schip in ’t Daip’. Andere voormalige tuten, gepensioneerd en met genoeg tijd, sporen elkaar op via internet en mailen elkaar over vroeger. Honderden mannenlevens, onlosmakelijk verbonden met Instituut Hommes.
Lodewijk Brunt zegt dat hij veel aan Hommes heeft gehad. ‘Ik heb er geleerd om mij staande te houden en onder druk te blijven observeren. Van een boze einzelgänger maakte Hommes een sociale jongen.’ Tussen Theo Hiddema en diens vader kwam het uiteindelijk goed. ‘Hij heeft nog mogen meemaken dat mijn naam op het bord prijkte van advocatenkantoor Moszkowicz.’
Voor Henry Buis heeft de periode op Hommes ‘alleen maar positief uitgepakt’. Buis: ‘Ik heb er geleerd wat discipline is.’ De schaarse keren dat hij terug is in Hoogezand, rijdt Buis altijd even langs de plaats waar Instituut Hommes stond, aan de Parallelweg. Dan neem ik een kijkje bij dat hofje.’ Behalve die bank met het timpaan en daarop het woord ‘Instituut’ is daar niets te zien. Maar dat geeft niet, de ‘herinneringen aan Hommes zitten in het hoofd. ‘En die,’ zegt Henry Buis, ‘zijn onuitwisbaar.’
Eerder verschenen in: Elsevier