Helemaal in het uiterste oosten van Zuid-Afrika, enkele kilometers voor de grens met Swaziland ligt tussen enorme eucalyptus bossen en glooiende graslanden een piepklein modderig dorpje met een ouderwets Shell pompstation, een slachterij, wat winkels, maar liefst vijf kerken en een café. Het gehucht heet Amsterdam maar heeft verder weinig overeenkomsten met onze kosmopolitische hoofdstad.
“Als je er doorheen rijdt, mis je het bijna. Zo klein is het”, lacht André Grobbelaar (59) terwijl zijn vrouw Carol (58) de porseleinen kopjes met rooibosthee bijschenkt in hun huiskamer die door de donkerbruine meubels, het hoogpolige tapijt, schilderijen met vredige landschappen en de grote staande klok een oudhollandse sfeer uitademt. De roots van André en Carol liggen echter respectievelijk in Duitsland en Schotland.
Schotse roots
Amsterdam heeft sowieso meer Schotse dan Nederlandse roots. Zo vestigde de Schot Alexander McCorkindale zich er in de 19de eeuw en doopte het Roburnia, naar de Schotse dichter Robert Burns. Hij wilde in het gebied grootschalige industrie en honderden boerderijen bouwen, haalde zo’n vijftig Schotten naar de regio maar nadat hij plotseling in 1872 overleed, kwam er van de grootste plannen niets meer terecht en trokken de meeste Schotten weg.
De meningen lopen uiteen waarom het dorp vervolgens in 1881 Amsterdam werd gedoopt. Volgens officiële lezing zou dit zijn geweest om het oude vaderland te eren dat de ‘Nederlandstalige’ Boeren had gesteund tijdens de net gewonnen eerste Anglo-Boerenoorlog. Anderen beweren dat de Zuid-Afrikaanse president Paul Kruger het dorp tijdens een bezoek zo doopte omdat het vele water hem aan de Nederlandse hoofdstad deed denken.
Puur willekeur
De meerderheid van de ‘Amsterdammers’ is er echter van overtuigd dat het puur willekeur was. Bij het passeren van het dorp zou Kruger de Schotse naam niets hebben gevonden, zijn meereizende secretaris Eduard Bok hebben gevraagd waar die vandaan kwam en toen diens antwoord ‘Amsterdam’ was, het dorp dus zo hebben genoemd.
“De dagboeken van mijn overgrootvader kun je erop nalezen. Die was erbij”, vertelt de in blauwe polo en beige pantalon geklede Colin Forbes (52), één van de laatste nazaten van de Schotten, zittend in zijn tuin vol kleurige bloemenstruiken en indrukwekkende palmen op zijn maar liefst 5600 hectare grote landgoed terwijl op de gevel van zijn spierwitte Kaaphollandse boerenhuis achter hem 1860 prijkt, het jaartal waarin de Forbes zich in het gebied vestigden.
Zuid-Afrikaans prairiestadje
Nederlands journalist en voormalig anti-apartheidsactivist Bart Luirink publiceerde in 1996 een aardig boek over Amsterdam waarin hij het omschreef als ‘een Zuid-Afrikaans prairiestadje (…) met twee verharde straten met rood bestoven zanderige zijwegen, twee supermarkten, een benzinestation en een politiebureau.’
Op twee nieuwe, door Chinezen gerunde, supermarkten na, lijkt er in de afgelopen negentien jaar weinig te zijn veranderd. Zo lijkt Luierinks beschrijving van twee gescheiden werelden ook nog aardig te kloppen: de blanken in hun boerderijen en de bar van Hotel Amsterdam (tegenwoordig de Robert Burns Inn) en de zwarte bevolking in hun township Kwa-Thandeka. Ook is driekwart van de jongeren nog altijd werkloos en is de dienstverlening vanuit de overheid weinig verbeterd, een situatie die je overigens in steeds meer Zuid-Afrikaanse plattelandsdorpjes tegenkomt.
Afgebrand gemeentehuis
Twee jaar terug staken protesterende inwoners uit onvrede zelfs het gemeentehuis in brand en werden dertig demonstranten gearresteerd. “Terwijl wij vreedzaam demonstreerden, begon de politie met rubber kogels op ons te schieten”, vertelt fruitverkoper Josfina Nkosi (67) die op een houten tafel voor de ingang van de openbare bibliotheek van Amsterdam appels, bananen en pruimen heeft uitgestald.
“We moesten rennen voor ons leven”, verzucht de bejaarde marktkoopvrouw in lange jurk en met een doek om haar hoofd waar grijs kroeshaar onderuit piept. Haar belangrijkste wens is de bouw van een markthal want bij regen moet ze nu simpelweg haar biezen pakken en verdient die dag verder niets, in een regio die bekendstaat om de mist die tussen de bergen blijft hangen en een bovengemiddelde regenval.
Geen kansen
“Met regen worden ook al die onverharde wegen onbegaanbaar”, stelt ook jeugdleider Lucky Masina (28) die destijds de demonstratie leidde. Hij geeft ons een rondleiding door Kwa-Thandeka waar het gros van de bewoners nog altijd in krakkemikkige huizen leeft en er regelmatig problemen zijn met stromend water en elektriciteit. “In dit dorp zijn geen kansen, zelfs niet voor jongeren die hun school hebben afgemaakt”, vertelt de lange, tengere in rode werkbroek en polo geklede jeugdleider. Het is een klacht die in de hele township wordt herhaald.
Ook veel blanke inwoners zijn ontevreden. Zo vertellen de Grobbelaars hoe het dorpscentrum er vroeger keurig bijlag met nette trottoirs en een goed werkend afwateringssysteem. “Maar niets wordt door de huidige overheid meer onderhouden”, moppert Carol die het onbegrijpelijk vindt dat het gemeentehuis er na de brand nog altijd als een ruïne bijligt.
Een meenneemmaaltijd
Was Amsterdam eerder een dorp van schaapsboeren, veel zijn inmiddels weggetrokken of overgestapt op koeien. Dit laatste geldt ook voor Forbes, wiens vader destijds nog zesduizend schapen hield. “Schapen zijn te gemakkelijk te stelen. Je vangt er één en de rest volgt. Men noemt ze daarom ook wel meeneemmaaltijd”, grapt de boer, die ook als internist in het regionale ziekenhuis werkt.
Dan betrekt zijn gezicht en begint hij over de werkloosheid. Forbes ziet het somber in, niet alleen met Amsterdam maar met heel Zuid-Afrika. “Jongeren worden niet goed opgeleid en weten niet hoe ze moeten werken”, stelt de internist en zegt sinds kort stukjes land aan werknemers over te dragen waarna hij ze traint in het zelf boeren. “Dit land moet veranderen want het is te ongelijk.”
Op het vliegveld
Ondertussen doen Chinezen en Indiërs in Amsterdam wel goede zaken maar moeten waken voor verwarring over de plaatsnaam. “Wekenlang zaten we onlangs te wachten op een bestelling, bleek die op het vliegveld te liggen om naar Nederland te vliegen”, schatert de Indische supermarkteigenaar Arshad Goolam (35).
Het dorp is ook een populaire doorvoerhaven voor in Swaziland in grote hoeveelheden geproduceerde marihuana en in Zuid-Afrika gestolen auto’s. “De wagens rijden ze hier vlakbij door een enorm gat in het grens hek waarna ze naar heel Afrika gaan”, weet Koos van Oudtshoorn (54), eigenaar van het ouderwetse Shellstation.
Rare naam
Ondertussen zijn veel Zuid-Afrikaanse steden, dorpen en straten – die vernoemd waren naar kolonisten of tijdens de apartheid aan de macht zijnde politici – de afgelopen jaren van naam veranderd, bijvoorbeeld de in Pretoria gelegen wijk Verwoerdburg die tegenwoordig Centurion heet, de stad Pietersburg die Polokwane is gedoopt en het vijftig kilometer van Amsterdam gelegen stadje Piet Retief dat tegenwoordig eMkhondo schijnt te heten.
Ook Forbes is weleens door een journalist gebeld met de vraag of Amsterdam van naam moest veranderen. Het kan de internist weinig schelen. “Hoewel destijds de Schotten waarschijnlijk not-amused waren over de naamsverandering en het een rare naam blijft voor zo’n klein gehucht.”
Amsidamu
Verschillende mensen zijn zich zelfs niet bewust van de achtergrond van de plaatsnaam. “Amsterdam is toch iemands achternaam”, zegt Phumlani Dlongolo (37) terwijl hij op een muurtje in Kwa-Thandeka zit te roken. “Heb je in Nederland ook een Amsterdam?”, vraagt kapper Chief Malinga (33) met oprechte verbazing terwijl hij in de hoofdstraat in zijn van golfplaten gefabriceerde kappershok het kroeshaar van een klant kortwiekt met een tondeuse die zijn stroom haalt uit een op de grond staande auto-accu.
Jeugdleider Masina vertelt dat veel inwoners het dorp eigenlijk ‘Amsidamu’ noemen, een verbastering van Amsterdam naar het Swazi, de taal die door de meerderheid wordt gesproken.
Fan van Ajax
Sommige jongeren vinden de officiële naam juist stoer en zeggen fan te zijn van Ajax Amsterdam, waar het amateurvoetbalteam zelfs naar schijnt te zijn vernoemd.
Andere Amsterdammers opperen dat de overheid van de naam gebruik zouden moeten maken en van het dorp een toeristische trekpleister zou moeten maken, hoewel er – op de naambordjes met Amsterdam en een volgens legendes van een reus afkomstige enorme voetafdruk in een verderop gelegen rots na – in Amsterdam weinig bezienswaardigheden zijn.
Amsterdam adopteren
De 70-jarige Amsterdammer Fanyana Msibi is apentrots op de naam. De bejaarde man met een grijze baard, cowboyhoed en spijkerblouse vertelt in geuren en kleuren hoe het gebied destijds voor zes dekens en dertig koeien van het Swazi-volk zou zijn gekocht en ‘Paul Kroeg’ het vervolgens Amsterdam doopte. Terwijl Msibi door de aan zijn nek bungelende verrekijker de modderige straatjes van Kwa-Thandeka afspiedt, op zoek naar zijn drie koeien, wenst hij dat ‘ons Amsterdam’ een betere band zal krijgen met zijn Amsterdam. Lachend knalt hij met zijn lange leren zweep, wanneer zijn koeien hem weer hebben ingehaald, en roept dat de Nederlandse hoofdstad het Zuid-Afrikaanse dorp maar moet adopteren. “Ons Amsterdam is immers een baby in vergelijking met jullie Amsterdam.”
2015 © CompassMedia
Fotografie: Jeroen van Loon