We doen de hokey cokey
En we gaan maar door
En zingen daarbij in koor
Ooooh de hokey cokey
Terwijl ik met mijn armen wapperend naar voren huppel, zie ik vanuit mijn ooghoeken hoe mijn driejarige dochter mij met een misprijzende blik opneemt. Met haar armen over elkaar staat ze stil in een kring vol dansende ouders en peuters. Lichtelijk gegeneerd door haar overduidelijke weerzin, pak ik haar hand en moedig haar aan mee te doen. Tevergeefs. We zijn op de peutergymles die, los van de danssessie, voor haar het hoogtepunt van de week is. Het uitgestippelde parcours legt ze op geheel eigen wijze af: achterstevoren glijdend van een bank die is bedoeld om af te lopen, staand in de ringen die dienen als schommel. Ik vind het prima, het is haar feestje.
Dat geldt niet voor de andere deelnemers, de eigen peuterwil botst elke les hevig met de behoefte van ouders om het gebaande pad te volgen. Een vader zette na de les zijn krijsende, oververmoeide peuter in de hoek. 'Hij is soms een beetje recalcitrant. Dat moeten we natuurlijk niet hebben,' zei hij grappend. De andere ouders knikten instemmend. Natuurlijk niet. Kinderen moeten wel gehoorzamen.
Toen mijn oudste zoon drie was, moest hij ook doen wat ik zei. Weigerde hij en ontstak in woede, dan liet ik hem afkoelen op de trap. Want al ruim voor ik kinderen kreeg, zag ik supernanny Jo Frost de naughty chair veelvuldig toepassen in haar televisieprogramma. Het leidde altijd tot keurig opgevoede kinderen en die wilde ik ook. Bij ons ontaardde de afkoeltrap alleen keer op keer in een fysieke worsteling, zoon bleef er niet zitten, gilde, krijste, sloeg en schopte nog harder.
De strijd zorgde voor een knoop in mijn buik, maar wat was het alternatief? Hoe leerde ik mijn kind waar de grens lag zonder hem te straffen? Ik schreef over mijn worsteling, leerde een alternatieve manier van opvoeden kennen en zag in dat mijn zoon angst, verdriet en onzekerheid uitte in woede. Dat hij rustiger werd als we hem lieten uitrazen bij ons in de buurt, als we zijn gevoelens benoemden. En ik ontdekte hoezeer ik vanuit mezelf redeneerde als ik hem strafte voor zijn gedrag.
Ik wilde niet over de rug van kinderen mijn gelijk halen
Deze aanpak heeft het bij ons thuis een stuk gezelliger gemaakt, dus toen een aantal pedagogen en journalisten de stoutstoel aan de kaak wilde stellen, deed ik mee. De digitale actiegroep kreeg de stevige titel #stopjofrost, wie weet konden we daarmee meer ouders laten zien dat al die strijd niet nodig is, dat er andere manieren zijn.
Dat bleek een grove onderschatting. Ik begaf me in een mijnenveld. Net als borst- of flesvoeding, thuis of in het ziekenhuis bevallen, werken of thuisblijven, bleken er ook twee stoutstoelkampen te bestaan: voor of tegen. We werden uitgemaakt voor kinderknuffelaars, en softies, we zouden geen grenzen stellen, kinderen altijd hun zin geven en daardoor verantwoordelijk zijn voor alle ontspoorde jongeren. Citaten en tweets werden uit hun context gerukt en gebruikt om een punt te maken. Ik zou bovendien anderen de maat nemen, iets waar ik extreem voor waak, want opvoeden is a hell of a job. Ik gaf het al snel op, ik wilde niet over de rug van kinderen mijn gelijk halen en vooral niet langer het gevoel hebben dat ik zelf in de stouthoek werd gezet.
‘In uit, in uit gooi het er maar uit’ zing ik een week later ondertussen pirouetjes draaiend. Mijn dochter is erbij gaan zitten, ze wacht rustig tot het dansen voorbij is. Ineens besluit ik naast haar te gaan zitten. 'We mogen het zelf weten toch, mama?'
Ja, we mogen het zelf weten.