Het nieuwe woonzorgbeleid zet ouderen met lage inkomens in de kou

Ouderenhuisvesting is tegenwoordig een lokale opdracht, waarbij ouderen met zorgvraag zoveel mogelijk op maat bediend worden. Mooie plannen zijn in de maak, maar de minstvermogende ouderen vallen buiten de boot. Wethouder: “Ik zou het voor die mensen ook graag willen, maar de belegger wil – logischerwijs - rendement zien.”

Hans de Waal is wethouder in de gemeente Woensdrecht, een gemeente in de zuidwesthoek van Noord-Brabant, met zo’n 21.500 inwoners, verdeeld over vijf woonkernen. De laatste jaren wordt De Waal regelmatig aangesproken door bekenden die vragen waar ze met hun ouders heen moeten. “Vroeger hadden we hier enkele bejaardentehuizen en dat functioneerde best behoorlijk. Maar sinds de scheiding tussen wonen en zorg, vanaf 2013, zijn er daar enkele van gesloten.” Sindsdien blijven de senioren in Woensdrecht met een lichte zorgvraag thuis wonen, met hulp van mantelzorgers en buurt. Maar als de zorgvraag zwaarder wordt, is er een probleem. Want de verzorgingstehuizen die wel open bleven, waar dergelijke zware zorg nu beschikbaar is en die dus in feite verpleeghuizen werden, zitten bomvol. Vertrek naar een instelling in het naburige Bergen op Zoom lijkt voor sommigen de enige optie. “Een mooi voorbeeld van falend beleid”, vindt De Waal. “De zorg in verpleeghuizen is veel kostbaarder, waardoor we nu volgens mij duurder uit zijn dan voorheen.” Vandaar dat de wethouder op zoek ging naar een manier om wonen buiten een instelling in combinatie met de mogelijkheid van zwaardere zorg mogelijk te maken in zijn gemeente.

Twee vliegen

Hij raakte in gesprek met Paul Witteman van adviesbureau InoCare, die daar wel raad mee wist. Witteman heeft het concept Residentieel Transmuraal Wonen bedacht. Woonzorgcomplexen waar ouderen betaalbaar kunnen wonen en waar zorg naar zwaarte kan worden afgenomen. Daartoe wil Witteman regionale diagnostische centra ontwikkelen, waar huisartszorg, (snelle) diagnose en simpele tweedelijnszorg beschikbaar is. Daarnaast zoekt Witteman samenwerking met instellingen voor thuis- en pleegzorg, om het aanbod compleet te maken, tot aan 24-uurs zorg toe. De zorg wordt, naargelang de zwaarte, op aanvraag aangeboden vanuit de bestaande wettelijke regelingen. Voor ‘butlerdiensten’ als de kapper, de pedicure of de boodschappendienst betalen de bewoners extra. “Zo slaan we alle vliegen in één klap”, aldus Witteman. “We ontlasten de Spoedeisende Hulp, voorkomen onnodige bedbezetting in het ziekenhuis en verschaffen ouderen alle diensten die ze nodig hebben in moderne woningen, geschikt voor bewoning door mensen met een zorgvraag. Bijkomend voordeel: zaken als huishoudelijke verzorging, begeleiding en dagbesteding kunnen hier geconcentreerd, dus zonder veel reistijd, plaatsvinden.” Volgens Witteman sluit zijn concept naadloos aan bij een problematiek waar veel gemeenten mee worstelen. “Gemeenten moeten betaalbare woningen realiseren voor ouderen, waar zorg – ook zwaardere zorg – beschikbaar is en zo doorstroming op hun woningmarkt bewerkstelligen. En ze zoeken naar werkende oplossingen.”

Samenwerking

Om oplossingen gaat het inderdaad. Want er ligt een grote opdracht met betrekking tot de bouw van zorgwoningen. Er zijn al jaren te weinig woningen die geschikt zijn voor senioren met een zorgbehoefte. Ondertussen rukt de vergrijzing op. In 2012 was het aandeel 65-plussers 16 procent; in 2041 – als naar verwachting de top wordt bereikt, zal dat zo’n 26% zijn. In absolute aantallen een groei van 2,7 naar 4,7 miljoen mensen, die gemiddeld ook nog eens ouder zullen zijn: het aandeel 75-plussers op de totale bevolking zal in diezelfde periode verdubbelen van 7 tot ruim 14 procent. Het overheidsbeleid – scheiding van wonen en zorg en de decentralisaties in de langdurige zorg – heeft de zaken in de tussentijd verder op scherp gezet. Ouderen moeten langer thuis wonen en doen dat ook. Jaarlijks zo’n 12.000 mensen gaan vanaf 2015 niet meer naar een verzorgingstehuis, becijferde de Raad voor de leefomgeving en- infrastructuur begin 2014 in een advies aan de overheid. Maar met name in de grote steden wonen veel van die mensen in ongeschikte, verouderde etagewoningen. En vereenzaming is hard bezig volksvijand nummer 1 te worden. Mooie klus voor de woningcorporaties, zou je zeggen. Gelukkig verkeren die sinds vorig jaar weer in een gunstige kapitaalpositie en maken ze volop plannen om tot mooie nieuwe, en vooral bij de doelgroep aansluitende projecten te komen. Daarnaast proberen ze het privaat initiatief op dit gebied te stimuleren.

Op de derde editie van Expeditie Begonia, onlangs op 11 oktober georganiseerd door Kenniscentrum Aedes-Actiz van de samenwerkende woon- en de zorgbranches, werden meer dan 60 initiatieven gepresenteerd waarmee vooral de variatie aan mogelijkheden voor zorgwoningen werd gevierd: er zijn flexibele woonconcepten waar ouderen zelf aan mee kunnen bouwen (C3), zelfregie-woongroepen, verzorgingstehuizen die een tweede leven krijgen en woonprojecten opgezet door burgerinitiatieven op het gebied van zorg en welzijn. En er is het zeer succesvolle initiatief Knarrenhof van zelfbenoemd ‘projectmensch’ Peter Prak. Prak wil hofjes zoals ze vroeger werden gebouwd realiseren voor ouderen, maar dan uitgerust met modern comfort en gedragen door lokale samenwerking. Met honderden leden, meer dan 5.000 ‘geïnteresseerden’ in 72 gemeenten en een eerste hof in aanbouw in Zwolle, is dit een veelbelovend project geworden dat nationale dimensies heeft gekregen.

Hardste klappen

Helaas is dat maar een leuk klein hoofdstuk in het hele verhaal. Want de woningcorporaties zelf hebben hun kapitaalpositie dan wel op orde, maar ze bouwen al jaren de helft minder dan ze in 2011 deden, het laatste jaar voor de kredietcrisis doordrong tot de Nederlandse woningmarkt. Daardoor is het tekort aan seniorenwoningen alleen maar gegroeid. En het volume dat met initiatieven als bovenstaand gerealiseerd wordt, compenseert dat tekort geenszins. Het zijn vooral de ouderen in de laagste inkomensgroepen die daar de dupe van zijn. TV-programma De Monitor constateerde eind vorig jaar dat ouderen met een smalle beurs in een steeds kleinere vijver moeten vissen naar een passende woning. En de Woonbond liet onlangs nog weten geregeld signalen te krijgen van ouderen die geen geschikte woning kunnen vinden. Feit is dat de hardste klappen van het overheidsbeleid bij de minst vermogenden vallen. Zij wonen in de slechtste woningen, zij hebben de minste mogelijkheid om hun woning aan te passen en zij waren degenen die tot voor kort het vroegst naar een verzorgingstehuis gingen en daar het langst bleven zitten. Het is de Woonbond daarbij een doorn in het oog dat de productie van woningen met zorgfunctie door de woningcorporaties niet meer centraal wordt bijgehouden. Trip: “Eerst creëert men een enorm woonprobleem voor mensen op hoge leeftijd met een zorgbehoefte en vervolgens neemt men het zicht op dat probleem weg.

Driehoeksoverleg

Een partij die actief met die opdracht aan de slag ging, is ouderenhuisvester Habion. Habion maakt naam met het verschaffen van een tweede leven aan leegkomende bejaardentehuizen. Bekend is het verhaal van de Benring, een verzorgingstehuis in het Gelderse Voorst, waar VVT-organisatie Trimenzo de handdoek in de ring moest gooien. Habion zette eind 2013 een bord voor de deur neer met daarop: ‘Te sloop wegens gebrek aan belangstelling’, organiseerde een inspraakavond en kreeg prompt 400 Voorstenaren op de koffie. De bewoners zetten een woonzorgcoöperatie op om hun ouderen en anderszins kwetsbare medeburgers onderdak te bieden. Trimenzo had aangegeven dementerende ouderen te gaan verplaatsen naar het verpleeghuis in het naburige Twello. Maar de coöperatie eiste dat dementerende ouderen in de Benring konden blijven en zo geschiedde. Wat in Voorst lukte, lukt ondertussen op meerdere plekken in Nederland, zodanig dat het transformeren van verzorgingshuizen wel eens Habions core business zou kunnen worden.

De relatie van Habion met de zorginstellingen is gekanteld. “We waren leverancier van gebouwen aan zorginstellingen. We gaven hen de sleutel en daarna hadden zij carte blanche in die gebouwen. In de nieuwe wereld ligt het eigenaarschap bij bewoners en de lokale samenleving, waarbij de zorgpartner leverancier is in de keten. Dat is zowel voor de zorgorganisatie als voor Habion ingewikkeld”, stelt Boerenfijn. Uit hoofde van die nieuwe activiteit zit hij tegenwoordig regelmatig aan in driehoeksoverleg met zorg- en welzijnsverleners en bewoners. “Het is vaak bloed, zweet en tranen. Maar door onderling te blijven afstemmen kun je iets creëren waar bewoners werkelijk voor willen gaan.” Helaas, daar schort het nog wel eens aan. “Wat wij, nu we hier steeds meer bedreven in raken, zien is dat partijen nog vaak moeite hebben om samen met ons daadwerkelijk tot oplossingen te komen die werken voor bewoners. “In De Molenhof in Zwolle heeft die situatie er uiteindelijk toe geleid dat de zorgorganisatie die daar actief was, zich heeft teruggetrokken”, aldus Boerenfijn. “Zij konden hun visie op wonen en zorg onvoldoende kwijt in het nieuwe concept dat we samen met bewoners en lokale samenleving hebben ontwikkeld”. Een nieuwe zorgpartner is daar nu actief. “Ik besef dat de omschakeling lastig is”, vervolgt hij, “maar de wensen van bewoners en lokale samenleving als uitgangspunt nemen is altijd ons vertrekpunt. Alleen dan lever je werkelijk een relevante bijdrage aan Het Nieuwe Oud worden.”

Spelletjes

Ook Paul Witteman van InoCare zoekt voor zijn plannen samenwerking, met gemeenten en lokale zorgpartijen. En ook dat valt niet altijd mee. “Ik heb al meegemaakt dat ik een VVT-instelling een offerte vroeg voor het leveren van zorg in een project dat wij aan het plannen zijn en dat ze met een prijs kwamen waarvan ik stijf achterover viel. Dus vroeg ik een andere instelling iets verder uit de buurt, die exact hetzelfde pakket 20 procent goedkoper aanbood. Wat denk je, pal daarna komt die eerste instelling ongevraagd met een prijs die weer net iets lager lag. Het zijn dat soort spelletjes waar ik voortdurend tegenaan loop, terwijl we toch met z’n allen bezig zouden moeten zijn om oplossingen te realiseren voor de mensen waar het om gaat.” Het woonzorgproject dat Witteman in Woensdrecht hoopt te realiseren, zou in die gemeente het woonprobleem voor veel ouderen op kunnen lossen. Dat wil zeggen: voor de ouderen uit de middengroepen, die de woningen in het project straks kunnen betalen. Voor de laagste inkomensklasse, moet wethouder De Waal toegeven, wordt het complex te duur. “Ik zou het voor die mensen ook graag willen, maar de belegger die het project financiert wil – logischerwijs – een rendement zien. Wij kunnen wel opvang garanderen in het verpleeghuis als mensen met een laag inkomen zover zijn dat ze serieuze zorg nodig hebben. En als het goed is zal door dit project de druk op onze verpleeghuizen ook afnemen, maar meer kunnen wij als gemeente niet doen.”

Het is de wrange realiteit achter de decentralisaties. Gemeenten doen hun best, maar de samenwerking die nodig is om projecten te realiseren waarmee ook de minst vermogende ouderen geholpen zijn, komt niet of nauwelijks tot stand. En dus zullen deze ouderen het tot op veel hogere leeftijd dan voorheen – met hulp van mantelzorg, wijkverpleging en de mensen om hen heen – zelf uit moeten zingen in een woning die doorgaans niet voldoet aan de eisen, tot het echt niet meer kan. Zij behoren tot de verliezers van de participatiesamenleving.

Dit verhaal verscheen eerder in Skipr

Mijn gekozen waardering € -

Sinds 2012 als freelancer gespecialiseerd in de zorg, haar besturing en de werking van het stelsel. Wilde ooit eigenlijk ornitholoog worden.