Het is niets nieuws onder de zon, en het is zeker niet voor het eerst dat politici als Wilders en Baudet (en hun entourage) de pers verdacht maken. Het lijkt zo uit het politieke handboek van Donald Trump te komen die tijdens zijn campagne in 2016 (en tot op de dag van vandaag) alle kritiek in de media bestempelde als ‘fake news’. Sommige mensen wezen er ook op dat Wilders allicht (ook weer volgens de methode Trump) ophef probeerde overschreeuwen met nieuwe ophef (de hernieuwde aandacht voor wangedrag van Dion Graus moest uit beeld). Dat kan zomaar waar zijn, behalve dan dat Wilders deze tactiek al in de vingers had voordat Trump in 2015 afdaalde met de roltrap in Trump Towers om zijn kandidatuur voor het presidentschap bekend te maken.
Fascistoïde politici
Is het niet wat overdreven om Wilders en Baudet meteen weer voor fascistisch uit te maken? Neen. Het is niet voor het eerst dat ze dit soort aanvallen op de pers doen en waarschijnlijk ook niet voor het laatst, er is sprake van een patroon. Dit in combinatie met herhaaldelijke aanvallen op wetenschap, onze parlementaire democratie, de rechtspraak en het onderwijs geeft voldoende reden de PVV en Forum voor Democratie op z’n minst fascistoïde te noemen, óók als ze niet alle vakjes van de fascisme-checklist van Umberto Eco aantikken.
Voor de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) was deze laatste aanval genoeg reden om Wilders uit te nodigen voor een gesprek over diens laatste tweet. Is dat genoeg en lost dat wat op? Volgens mij niet. Maar wat dan wel?
Allicht is de juridische aanpak een optie. Ik ben geen jurist maar ik kan me indenken dat een aangifte wegens haatzaaien best kans maakt. En er zijn meer dan genoeg goede journalisten in Nederland om in kaart te brengen welke gevaarlijke uitingen Wilders, Baudet, hun partijgenoten én hun aanhang in de afgelopen jaren gedaan hebben. Als je vervolgens constateert dat bijvoorbeeld Farmers Defense Force en Viruswaanzin deze vorm van communiceren hebben overgenomen is er een patroon te herkennen.
De NOS rijdt inmiddels al enige tijd met busjes zonder logo en heeft beveiliging nodig. In Lunteren werd een persfotograaf met een shovel de sloot in geduwd. Zomaar twee voorbeelden. Laten we dat patroon dus niet afdoen als onschuldig. Woorden hebben gevolgen en één gek is voldoende. Juist politici (die in dit geval allebei met beveiliging te maken hebben) zouden het gewicht van hun woorden moeten kennen. Het is een bewuste keuze van de heren om anderen in gevaar te brengen. Omdat kritische journalisten ze voor de voeten lopen willen ze het podium ontruimen met hun verbale shovel. Aanpakken die hap.
De rol van de media
Tegelijkertijd moeten we kijken naar de keuzes van media en redacties, al was het maar voor de journalisten die daar hun werk doen. Nederland is wat betreft de opkomst van radicaal- en extreemrechtse partijen een bijzonder land. Na de moord op Fortuyn en de valse beschuldigingen (ook naar de pers) die daarop volgden, durfden veel outlets te lang niet kritisch te zijn. Daarop volgde Wilders, die de media vanaf het begin verdacht maakte, maar nooit wilde praten. En als hij dan toch eens kwam mocht hij bij Jinek over zijn katten komen kletsen.
Dan heb je ook nog de politiek gemotiveerde media aan rechterzijde die later in Baudet een verlosser zagen omdat die wél overal aan wilde schuiven. Het waren in eerste instantie GeenStijl, TPO, WNL en de Telegraaf die hem groot maakten ten tijde van het Oekraïne-referendum. Kort daarna was het fenomeen Thierry overal welkom, maar vergat men kritische vragen te stellen. Ik schreef daar al over in 2017 in een stuk getiteld De kritische vragen die niemand stelt aan Thierry Baudet, en hoewel de retoriek veranderde bleef de essentie van dat stuk nog jaren actueel. Er hadden alarmbellen af moeten gaan, maar een belangrijk deel van de media deed daar niets mee.
Dan de rol van de pers in de afgelopen jaren. Baudet bloeide op door al die aandacht en (dat is vooralsnog een mazzeltje) radicaliseerde steeds meer. Toch waren er redacties die, gedreven door ophef en een kortzichtige behoefte aan kijkcijfers, hem en de zijnen bleven uitnodigen. De redactionele keuzes van talkshows leidden vooral tot blikvernauwing. Ik noem (willekeurig) partijen als de PvdA, de ChristenUnie en de Partij voor de Dieren, die maar wat graag zoveel aandacht zouden hebben gekregen, maar blijkbaar niet voldeden aan de behoefte naar sensatie. Dat is die programma’s aan te rekenen; collegajournalisten en -redacteuren worden heden ten dage bedreigd, méde door die sensatiezucht.
Wat nu?
Ik denk oprecht dat het geen kwaad kan eens te kijken naar mogelijk juridische maatregelen om fascistoïde politici aan te pakken. De journalistieke wereld zal met zichzelf in gesprek moeten. Waarom geven we politici die de journalistiek in gevaar brengen (en daarmee ook de rechtstaat en de democratie) te veel aandacht en te weinig weerwoord? Die vraag dient vooral op het bordje te komen van hoofdredacteuren, uitgevers en televisiezenders.
Het zelfverzonnen en door jezelf veroorzaakte argument dat iemand die het goed doet in de kijkcijfers en/of de peilingen niet genegeerd mag worden kan niet voldoende zijn om fascisten keer op keer uit te nodigen en zo je eigen graf te graven. Journalisten moeten voor elkaar opkomen, elkaar kritisch aanspreken en de ruimte krijgen om hun werk te doen. Want zij staan uiteindelijk in de frontlinie. Met alle risico’s van dien. Fasciststoïde politici zwijg je dood of schrijf je kapot. De tussenweg bestaat niet.