Twee jaar voordat Jorik Amit (24) werd geboren, kreeg zijn moeder óók een relatie met een vrouw. “Ik ben daarom opgegroeid met één vader en twee moeders, samen met mijn jongere broer. We woonden met z’n allen in hetzelfde huis. Ik krijg wel eens de vraag of dat niet verwarrend voor mij was: drie ouders die allemaal een mening hebben. Maar ik heb er juist van genoten. Ik kreeg extra veel aandacht, en elke ouder had me iets anders te bieden. De één nam me mee naar buiten: zeilen of schaatsen, de ander is weer heel muzikaal en de derde is creatief en houdt van lezen. Hierdoor heb ik me heel breed kunnen ontwikkelen.”
Perfecte oplossing
Dat is ook de ervaring van Dora Laheij (21), die opgegroeid is met vier ouders: een koppel van twee moeders en een koppel van twee vaders. “Ze zijn alle vier heel verschillend, hebben andere kwaliteiten. Waar ik ook mee zit, er is altijd wel iemand die me daarmee kan helpen. Ik heb automatisch ook heel veel familie, waardoor ik eerder in aanraking ben gekomen – en begrip heb gekregen – voor allerlei soorten mensen.” Dora werd geboren nadat haar alleenstaande moeder de volgens Dora “perfecte oplossing” bedacht. “Mijn moeder komt uit een groot gezin. Ze zag haar broers en zussen allemaal kinderen krijgen, en wilde zelf ook niets liever. Maar ze had geen partner en riep altijd dat ze dacht dat die er nooit zou komen. Ze speelde met het idee om het op een andere manier aan te pakken; een vriend van haar leek haar wel een goede vader voor haar kinderen. Toen ze dat aan een vriendin vertelde, vertelde die het – zonder dat zij dat wist – aan hem door. Zo is het balletje gaan rollen; hij en zijn vriend vonden het een erg leuk plan. Toen ik anderhalf was, kreeg ik er nog een broertje bij, die is van mijn andere vader. Op mijn vierde kreeg mijn moeder toch wél een partner; een vrouw. Eerder had ze er niet voor uit willen komen dat ze op vrouwen viel. Ik zie haar als mijn tweede moeder.”
Niet schadelijk?
Harde cijfers zijn er nog niet, maar Stichting Meer dan Gewenst ziet dat het aantal meeroudergezinnen snel groeit. De belangstelling voor informatiedagen over andere vormen van ouderschap is de afgelopen vijf jaar sterk gegroeid, zo melden zij. Van ongeveer honderdtwintig belangstellenden, vooral lesbische vrouwen, naar negenhonderd homo’s, lesbiennes en single hetero’s per jaar. Op dit moment staat in de wet dat kinderen maar twee juridische ouders kunnen hebben.
Dit moet veranderen, zo stelde de staatscommissie Herijking Ouderschap onder leiding van oud-burgemeester Aleid Wolfsen eind vorig jaar. In 2013 vroeg het kabinet hen om een advies over de modernisering van het familierecht. De staatscommissie, bestaande uit onder meer juristen, pedagogen en sociologen, wilde kinderen die in dit soort gezinssituaties opgroeien juridisch goed beschermen, maar niet eerder dan nadat zij hadden vastgesteld dat alternatieve gezinsvormen in principe niet schadelijk zijn voor kinderen.
Eén keer zei iemand: Die met die rare ouders
Voor de jonge Dora was haar situatie de normaalste zaak van de wereld. “Als kind speelde ik ‘moedertje-moedertje’, omdat ik ‘vadertje-moedertje’ niet snapte,” lacht ze. “Ik ben er gelukkig nooit mee gepest op school. Eén keer heb ik iemand horen zeggen ‘die met die rare ouders’. Dat raakt me niet, die wist gewoon mijn verhaal niet. Voor mij was het juist ideaal. Niet lang na mijn geboorte heeft mijn moeder het huis naast mijn vaders gekocht. Je kunt binnendoor van het ene naar het andere huis. Als er ergens een snoeppot leeg was, of als ik daar ruzie had, ging ik naar de andere kant. Als ik een goed cijfer haalde, dan kreeg ik daar vier keer gejuich van. Maar: een slecht cijfer meld ik niet eens meer, dan krijg ik vier keer gezeur. En alles vier keer moeten vertellen, dat kan ook vermoeiend zijn.” Dat ze in twee gezinnen woonde, vond Dora geen probleem. “Ik ging dubbel op vakantie, dubbel uit eten, dubbel weekendjes weg. Welk kind wil dat nou niet? Met twee paar ouders is het misschien alsof je gescheiden ouders hebt, maar dit is volgens mij veel vrediger.”
Maximaal vier ouders
Maximaal vier ouders moeten het gezag over een kind kunnen krijgen, zo luidde het uiteindelijke advies van de staatscommissie. Die mensen moeten dan wel vóór de conceptie aan de rechter een meerouderschapsovereenkomst laten zien, waarin afspraken zijn gemaakt over onder meer zorg- en opvoedingstaken en de verdeling van de financiële lasten. Het kind mag in maximaal twee huishoudens wonen. Om het belang van het toekomstige kind te waarborgen, wordt een bijzonder curator benoemd, die de rechter moet adviseren over de zorgvuldigheid van het traject.
Notaris Hélène Faasen is blij met het advies. Ze heeft een praktijk in Amsterdam en ondersteunt al meer dan twintig jaar mensen die alternatief ouderschap overwegen; van advies vooraf tot hulp bij het opstellen van overeenkomsten. “Kinderen leven al in meeroudergezinnen, dat is de realiteit. Voor een kind zijn het gewoon zijn ouders. Maar de buitenwereld accepteert die drie of vier mensen niet altijd allemaal als ouder, en dat hangt deels samen met dat dit juridisch niet goed geregeld is. Waarom mag bijvoorbeeld de ene ouder wel en de andere ouder niet een paspoort voor het kind aanvragen, een spaarrekening openen of beslissingen nemen bij de dokter? Eén of twee van zijn ouders zijn in dit soort situaties ‘onzichtbaar’. Dat is niet alleen in praktische zin lastig, maar ook gevoelsmatig.”
Jorik kan zich hier zeker iets bij voorstellen. “Ik denk dat dat hetzelfde is als bijvoorbeeld met het homohuwelijk. Je wordt als gezin erkend in wie je eigenlijk ook bent. Dat is ook het enige nadeel dat ik kan opnoemen van het meerouderschap: dat de buitenwereld het soms maar vreemd vindt. Ook in crisissituaties is het prettig als er iets formeels is geregeld waar je op terug kunt vallen. Stel dat mijn tweede moeder in het ziekenhuis belandt, dan heb ik nergens een stem in. Andersom geldt hetzelfde als er iets met mij gebeurt. We zijn formeel ‘niets’ van elkaar.”
Faasen: “Wanneer je als ouder geen gezag hebt over je kind, kan dat inderdaad onzekerheid of problemen opleveren bij ernstige gebeurtenissen zoals een scheiding of een overlijden. Je wordt dan afhankelijk van de ouders die wél het gezag hebben. Als dat misloopt, zien jij en je kind elkaar misschien niet meer, of worden broertjes en zusjes uit elkaar getrokken. Dat is dus juist waarom dit voorstel voor kinderen zo belangrijk is; dat zou een kind niet zo maar mogen overkomen.” Een juridische ouderschapsband met het kind biedt meer zekerheid dat ouders en kind ook tijdens het opgroeien van het kind met elkaar verbonden blijven, zegt ook de staatscommissie.
Meer problemen?
Critici waarschuwen voor meer ruzie tussen de betrokken ouders als zij allemaal het gezag krijgen. Zo schreef prof. dr. Ido Weijers, emeritus hoogleraar jeugdbescherming aan de Universiteit Utrecht, in een ingezonden opiniestuk in NRC: ‘Het risico op gecompliceerde vechtscheidingen wordt erdoor vergroot en daarmee vormt het voorstel juist een bedreiging voor het belang van het kind. In het veld is er allang consensus dat als er iets bevorderlijk voor de vechtscheiding en schadelijk voor het kind is, dit de gang naar de rechter is.’
Joriks ouders bewezen dat het gelukkig ook anders kan. Hij was rond de twaalf toen zijn biologische ouders en zijn tweede moeder uit elkaar gingen. “Dat ging heel vreedzaam, met veel respect voor elkaar en voor ons. Vanaf dat moment pendelde ik heen en weer tussen twee huizen, het was vanzelfsprekend om dat te doen. Voor mijn broertje en mij was het nog praktisch ook; wij zaten op school in de stad waar mijn tweede moeder ging wonen. We zijn altijd als gezin met elkaar verbonden gebleven. We vieren nog steeds met z’n allen de verjaardagen en feestdagen.” Faasen: “Ik zie in de praktijk vaak dat als één ouderpaar uit elkaar gaat, de andere ouder of het andere ouderpaar een extra tandje bijzet, in het belang van de kinderen. Natuurlijk kan het ook in meeroudergezinnen flink misgaan. Maar als alle ouders straks het gezag hebben, kunnen ze ook állemaal worden bereikt door de rechtspraak en door de hulpverlening. En in het uiterste geval kan de rechter het kind beschermen door het gezag terug te brengen naar één of twee ouders.”
Meningsverschillen
Zetten gezagsaanspraken de meerouderconstructie niet al vóór een eventuele scheiding onder druk? Want wie formeel het gezag heeft, wil dat misschien ook wel in alledaagse situaties laten gelden. Faasen denkt juist dat het tegenovergestelde het geval is. “Als mensen allemaal starten vanuit een stabiele en veilige situatie, gaat het bespreken van allerlei zaken veel beter. Je hebt dan allemaal een gelijkwaardige positie. Is dat niet zo, dan kan dat toch onbewust een rol spelen. Mensen kunnen daar onzeker of zenuwachtig van worden, en dan reageer je vaak minder handig bij meningsverschillen. Dat brengt onnodige onrust in gezinnen.”
Meningsverschillen, daar weet Dora alles van. “We hadden over de week verdeeld papa- en mamadagen, maar we aten ook een paar keer per week met alle ouders. In mijn puberteit werd dat teruggedraaid naar één keer per week, omdat het me te veel werd. Ik ging graag in discussie, en met vier ouders vond ik dat overweldigend. Mijn moeders en mijn vaders hadden af en toe toch wel verschillende ideeën over de opvoeding, dat maakte het er niet makkelijker op.
Dat ging over dingen als bedtijd, telefoongebruik, de manier waarop ik me kleedde. Toen het ze een keer te ingewikkeld werd, schakelden mijn ouders een bemiddelaar in. Dat vond ik goed van ze, maar ook heftig, al die volwassenen die het eens even over mij gingen hebben.” Faasen komt vaker tegen dat er een – formele of informele – mediator wordt ingeschakeld. “Deze ouders hebben meestal van tevoren een uitgebreid plan opgesteld over hoe ze het ouderschap gaan aanpakken, ook op het vlak van onenigheid. Je moet er ook wel het juiste type voor zijn. Het is teamwork, je moet kunnen delen, veel willen overleggen en bereid zijn om hulp te vragen als dat nodig is.”
Ook de ouders van Dora gingen niet over één nacht ijs. “Ze hebben eerst veel gesprekken met elkaar gehad, ze zijn langs de opa’s en oma’s gegaan, zelfs samen op vakantie geweest. Ze wilden weten of ze wel dezelfde ideeën hadden over de opvoeding, en nadenken over welke afspraken ze moesten maken. Dat was een proces van zo’n anderhalf jaar. Doordat zij er zo goed over nagedacht hebben, alles op een rijtje hadden, het met elkaar eens waren, konden ze het zo doen. Als dat niet zo is, wordt het lastiger denk ik. Stabiel zijn is belangrijk. Een kind tussen allemaal instabiele mensen zetten lijkt me geen goed plan.”