Door secularisatie en kerkverlating voelde menige christelijke geloofsgemeenschap zich de afgelopen decennia gedwongen de dogmatische veer wat op te rekken. Men kon zich immers tegenover de gemeenschappelijke vijand – het mondaine, westerse, neoliberale, kapitalistische monster – maar beter verenigd opstellen.
Paus Franciscus is de schismatiekste niet
Hoewel veel protestantse verbanden zich ondertussen langs allerlei mini-axioma’s ongehinderd verder vertakten, was er ook evident sprake van wederzijdse toenadering. Die manifesteerde zich onder andere tussen protestanten en katholieken. Met zijn aanwezigheid bij de opening van het Lutherjaar in het Zweedse Lund bijvoorbeeld, maakte paus Franciscus in 2016 duidelijk binnen de katholieke kerk geen toekomst te zien hardliners en leerstellig chagrijn. Dat hij zelf de schismatiekste niet was, wisten we natuurlijk al. In 2014 bood hij zijn verontschuldigingen aan voor fouten die tegenover pinksterkerken waren gemaakt en beleed hij een jaar later schuld voor vervolging en systematische achterstelling van de Italiaanse Waldenzen sinds de 15e eeuw. Ondertussen werd er in Rome ook nog eens een pleintje naar Luther vernoemd. Het kon maar duidelijk zijn.
Op een bepaalde manier waren er vanuit het protestantisme – ik beperk me tot het Nederlandse protestantisme – ook amicaliteiten. Ik heb het niet over het gezamenlijk diaconaal werk met katholieken of de oecumenische verbanden door het land; die zijn hoofdzakelijk op het conto te schrijven van de Raad van Kerken. Evenmin heb ik het over excuses aan de katholieke sector vanwege onhoffelijk gedrag in het verleden (en daar is heus aanleiding voor, legde ND-Vaticaancorrespondent Hendro Munsterman al eens uit).
Een zweem van ongemak
Het gaat me om een heel ander soort avances. Toen ik in 2017 van protestant katholiek werd, begon het me steeds vaker op te vallen: de talrijke protestanten die bekenden hartstikke verliefd te zijn op het katholicisme maar over wier gelaten een zweem van ongemak trok als hun werd gevraagd wanneer ze dan zouden toetreden.
Het boekje Flirten met Rome dat in 2017 verscheen, biedt op dat vlak een aardig inkijkje. De lezer ontmoet er negen prominente protestanten die uit de doeken doen wat ze hebben met de paus, de roomse ethiek, de Moeder Gods, het bisschopsambt, de liturgie, het mysterie.
De titel van dit boekje is even treffend als misleidend. Treffend omdat het woord ‘flirten’ goed rijmt met wat het negental doet, namelijk flirten. Misleidend omdat je op negen flirts toch de blijde verwachting mag grondvesten dat er ten minste één in een relatie uitmondt. Het blijkt vergeefse hoop; voor zover bekend zijn alle scribenten nog immer protestant.
Het is exemplarisch voor het protestantse scharrelwerk hier te lande. Na wat pootjebaden in de katholieke zee, krijgt men koudwatervrees. In plaats van de diepte in te duiken, blijft men wat dralen langs de waterkant.
Na wat pootjebaden in de katholieke zee, krijgt de protestant koudwatervrees
RKK en PKN houden onderlinge uitwisselingen niet bij
Met harde statistiek is het allemaal niet te onderbouwen. De Rooms-Katholieke Kerk noch de Protestantse Kerk in Nederland houdt bij hoeveel leden er jaarlijks uit elkaars kaartenbakken worden overgenomen. Eveneens wordt niet genoteerd hoeveel protestanten zich per jaar enthousiasmeren voor de roomse sector.
Wat de katholieken wel registreren, is het aantal mensen dat jaarlijks toetreedt tot de kerk; de afgelopen jaren waren dat er tussen de vier- en vijfhonderd. Volgens een wat oudere telling van omroep KRO-NCRV zou een derde van deze ‘nieuwe katholieken’ een protestantse achtergrond hebben. Als je dat doorrekent naar de huidige cijfers, zouden per jaar zo’n honderdvijftig protestanten de overstap maken.
Hoe deze rekensom zich dan weer verhoudt tot het aantal verliefde protestanten is praktisch niet onderzoekbaar, en het is allemaal ook niet zo interessant. Waar het om gaat, is dat de verhalen van flikflooiende protestanten talrijk zijn en die van flikflooiende katholieken schaars.
Waar het om gaat, is dat de verhalen van flikflooiende protestanten talrijk zijn en die van flikflooiende katholieken schaars
Wie om te beginnen de sfeer onder de Nederlandse clerus peilt, stelt voorzichtig vast dat men er de laatste jaren eerder terugtrekkende dan toenaderende bewegingen maakt. Ik zag het recentelijk nog in mijn eigen woonplaats Amersfoort gebeuren. Kardinaal Eijk trok in 2021 pardoes de katholieke stekker uit een samenwerkingsverband met protestanten dat al jarenlang heel prettig functioneerde. Geen geld meer voor, luidde de toelichting. Kwestie van prioriteiten, dachten niet weinig parochianen en gemeenteleden. Eerder al traineerde de kardinaal in dezelfde stad een proces om tot gemeenschappelijk pastoraat te komen, trok hij de pastorale opdracht van de oecumenisch uitgezonden straatpastor in en beëindigde hij de wekelijks met protestanten georganiseerde eucharistieviering.
Van de gewone katholieken, de oecumenische types daargelaten, krijg je wat minder goed hoogte. Ze denken ongetwijfeld van alles van het protestantisme, maar treden er niet zozeer mee op de voorgrond. Ik vat namens hen samen: ‘Ons Lieve Heer houdt van ons allemaal, ook van protestanten, alaaf en houdoe.’
Wat stelt die flirt nou helemaal voor?
Oké, katholieken zijn niet verliefd op protestanten, protestanten wel op katholieken – en wie bepaalt vervolgens dat zij dan maar katholiek moeten worden? Nou, dat ligt erg eenvoudig want niemand schrijft dat voor. Maar na jaren protestants gefoefel de balans opmakend vraag je je toch af: wat stelt die flirt nou helemaal voor? Er zijn wel allemaal lieve woordjes maar ze lijken er niet op gericht de ander mee onder de lakens te krijgen.
En met die lieve woordjes valt het op de keper beschouwd misschien ook wel mee. Ik moet bijvoorbeeld denken aan het fenomeen van de zichzelf tot katholiek bevorderende protestant. Hij zegt: ten diepste ben ik ook katholiek. Met een beetje goede wil zou je er liefdestaal in kunnen lezen – ‘och, was ik toch jou!’ – maar een goed verstaander weet dat de betekenis elders ligt. Over het algemeen drukt men er niet zozeer mee uit tot de Rooms-Katholieke Kerk te (willen) behoren, als wel tot de ‘ene algemene christelijke kerk’: de gemeenschap van christenen wereldwijd.
Langs die lijnen wordt er ook door menig protestants theoloog volop over gefantaseerd. Een aantal van hen betoogde bijvoorbeeld in het bundeltje Wij zijn ook katholiek (2007) met een weinig aan de verbeelding ruimte biedende stelligheid dat de Protestantse Kerk in Nederland als geheel ook gewoon katholiek want algemeen was.
Het roept de vraag op waarom men dat per se ‘katholiek’ wil noemen en – om verwarring te voorkomen – niet ‘algemeen’, als dat er uiteindelijk toch mee bedoeld wordt.
De Rooms-Katholieke Kerk heeft bij mijn weten het woord ‘katholiek’ nooit laten octrooieren, maar iedereen met een lichtontwikkeld taalgevoel kan bedenken dat de zichzelf katholiek etiketterende protestant een bijwoord voorwendt terwijl een eigennaam wordt gebruikt. Hij zou het, puur op dit gevoel af, vandaag niet moeten willen gebruiken
Het priesterboordje onder de protestantse kin
Naast het semantische aspect van het woord ‘katholiek’, of wie er al dan niet aanspraak op mag maken, is er ook het religieus-inhoudelijke aspect. Dat valt het beste te illustreren met een paar voorbeelden van recente rituele en liturgische ontwikkelingen in het protestantse landschap, waarvan er vele aantoonbaar afkomstig zijn uit het katholieke domein. Ook daarbij zweeft op de achtergrond de vraag, in hoeverre je dit alles als een onderdeel van een flirtpoging kunt beschouwen.
Ik heb het bijvoorbeeld over de kledij van de dominee. De zondagse plunje (al naar gelang de heersende mode een fikse pruik of een trendy pantalon) werd een zwarte toga en vervolgens een witte linnen albe waaroverheen men een stola in de liturgische kleur van het jaar drapeerde.[7] Ik heb het over het priesterboordje dat op een dag onder des dominees kin prijkte. Over de opmars van (religieuze) kunststukken, de paaskaars en het rek met gedachteniskaarsjes in protestantse bedehuizen. Het idee van een protestantse heiligenkalender. De introductie van de kerstnachtviering, de Goede Week, Eeuwigheidszondag, een wekelijkse ‘viering van Schrift en Tafel’ (waar een maandelijkse of zelfs minder frequente viering gebruikelijk was). Zomaar ineens een pleidooi voor een meer zintuiglijke liturgie. Dikke boeken, studiedagen en bijeenkomsten rondom Maria – en sinds kort ook een viering van de annunciatie. Biechtmogelijkheden, een nationale nieuwjaarszegen (als een soort Urbi et Orbi van de Lage Landen), retraite, meditatie, pelgrimage. Ik heb het zelfs over de stichting van eigen kloosters, tot in Friesland toe, met getijdengebeden en al.
De zondagse plunje (al naar gelang de heersende mode een fikse pruik of een trendy pantalon) werd een zwarte toga en vervolgens een witte linnen albe waaroverheen men een stola in de liturgische kleur van het jaar drapeerde
De paus staat steeds meer in de protestantse belangstelling
Speciale aandacht verdient wat mij betreft de hedendaagse protestantse perceptie van de heilige vader. Ging hij vanaf de zestiende eeuw door het leven als de antichrist – en voor een kleine groep protestanten is hij dat nog steeds –, sinds Benedictus XVI mag het pontificaat zich in een nog altijd aanwakkerende belangstelling verheugen. Benedictus’ driedelige Jezusbiografie bijvoorbeeld vond onder protestanten gretig aftrek. De in 2015 door zijn opvolger uitgebrachte milieu-encycliek Laudato Si’ geldt voor menig protestant als hét ethisch richtsnoer hoe zich te verhouden tot de geschapen werkelijkheid.
Het gaat nog verder. Sommige protestanten, merkte Vaticaankenner Munsterman laatst op, spreken vrijelijk over ‘onze paus’ wanneer ze Franciscus bedoelen. Het zij ze niet misgund, opmerkelijk blijft het. Wat voor het woord ‘katholiek’ geldt, is op een bepaalde manier kennelijk ook van toepassing op het hoofd van de katholieke kerk.
Met de nodige tamtam uit de katholieke kast
Voormalig EO-presentator Andries Knevel, die een paar jaar geleden met de nodige tamtam uit de pauselijke kast kwam, maakte over zijn kerkvorstelijke fascinatie in 2016 een televisieserie met de wellicht onbedoeld dubbelzinnige titel In de ban van de paus. Het audiovisuele werkstuk bood aardige inkijkjes, maar het meest inzichtgevend van de hele reeks was misschien toch wel het interview dat hij er naderhand over gaf aan dagblad Trouw. Aan Knevel werd gevraagd wat hij in alle gesprekken met katholieken gemist had. Zijn antwoord: “De helderheid. Het niet-paradoxale. Eigenlijk vroeg ik de hele tijd: zeg nou eens precies hoe het zit.”
In dat antwoord schuilt wellicht het begin van een verklaring voor de ‘flirt’ die maar niet in een vaste relatie wil uitmonden. Immers, de corebusiness van de Rooms-Katholieke Kerk is het tegenovergestelde van wat de protestantse Knevel wil: het niet-heldere, het paradoxale, de verbeelding, het mysterie. Vroeg of laat zijn alle rituelen, kledingstukken en overige absurditeiten van deze kerk daar uitdrukking van. Het eucharistiale toverwerk, de totaal irrationele Mariadevotie en het curieuze klerikalisme vormen, met al die andere gekkigheid, het totaalpakket van de katholieke praxis, die op zijn beurt weer cirkelt om het grote mysterie.
De corebusiness van de Rooms-Katholieke Kerk is het tegenovergestelde van wat de protestantse Knevel wil: het niet-heldere, het paradoxale, de verbeelding, het mysterie
Men mag het geloof beleven zoals men dat wil
Het staat alle mensen, protestanten evenzeer als katholieken, vrij het geloof te beleven zoals men dat wil. Daarbij is er geen wet die verbiedt elkaars rituelen en gewaden te imiteren, en dus ook geen subparagraaf die de nabootsing afwijst van religieus erfgoed afkomstig uit een traditie waar men ooit zelf deel van uitmaakte. Ten slotte is de heilige vader er de man niet naar dat hij de patenten op al z’n roomse uitvindingen gaat claimen. Echter is het vanuit katholiek perspectief bekeken op z’n minst merkwaardig dat er al decennialang zo rijkelijk uit de paapse inventaris wordt geleend zonder dat er nu eens een boeketje bloemen terug naar Rome gaat.
Daar komt bij dat de leentjebuur in papenland niet altijd tot onverdeelde vreugde van de katholieken zelf is. Het witte boordje onder de protestantse kin bijvoorbeeld leidde destijds tot irritatie bij een aantal katholieke geestelijken. Een priester zei het vervelend te vinden dat hij voortaan op straat zou moeten uitleggen dat hij géén dominee was. Ze hadden de katholieken eerst wel om feedback mogen vragen, vond hij.
Daarvoor is het inmiddels wat aan de late kant. Waarvoor het nooit te laat is: katholiek worden. Nogmaals, dat hoeft natuurlijk niet, maar het lijkt mij na al die jaren flirten een mooie stap om te tonen dat het menens is. Het is er bovendien naar het schijnt ook prima zalig worden, en ik moet me vergissen of het kan tegenwoordig zelfs uit genade.
Het is in de RKK naar het schijnt ook prima zalig worden, en ik moet me vergissen of het kan tegenwoordig zelfs uit genade
Een andere, misschien passender overweging lijkt mij dat protestanten trouw blijven aan hun protestantse wortels en op die wijze een eigen plaats innemen op het religieuze spectrum. Die wortels liggen voor een deel natuurlijk in de katholieke traditie, maar precies wat men daarvan destijds ruw heeft doorgeknipt probeert men nu weer aan elkaar te oculeren. De praktijk laat zien dat het geen mooie boompjes worden. Ze willen maar niet de hoogte in, het blad is dof en de bloesem zet niet door. Een paar mensen zijn er wel enthousiast over. Ze zeggen: maar kijk, hij staat er toch maar mooi, die appelperenkersenboom. En ze babbelen voort. De hovenier staat op een afstand – en zwijgt. Mijn advies: protestanten, stop de energie in je eigen tuintje – en dat daar duizend lutherse, anglicaanse en gereformeerde bloemen mogen bloeien.