Eigenlijk had Hoite Pruiksma nu eens groots willen uitpakken met zijn ‘kryst oratorium’ zoals de Friese term luidt.
‘In 2009 schreef ik Maria’s Lofsang voor mijn vrouw, Pauli Yap. Zij dirigeerde destijds een klein ensemble, waarmee ze in de kerstnacht langs kleine Friese kerkjes ging. Daarom was die eerste versie voor een kleine bezetting. Maar vorig jaar bedacht ik dat ik dit werk graag ook eens wou uitvoeren in een grote kerk, met een groter orkest en een kerkorgel.
Dat idee had alles te maken met het kerstverhaal zelf, dat steeds over tegenstellingen gaat: klein en intiem versus groot en monumentaal. Het Weihnachts-Oratorium van Bach zit daar vol mee. Het kwetsbare Kind en de machtige Herodes. De eenvoudige herders en de drie rijke wijzen. Juist die contrasten wilde ik met een royale bezetting extra duidelijk laten horen.’
En toen kwam het coronavirus…
‘Ja, dus moest ik de hele partituur weer terugdraaien, en ditmaal naar een héél kleine bezetting. Dat was een uitdaging, maar ik dacht: monumentaliteit hoeft natuurlijk niet per se in het grote geluid te zitten. Misschien kun je die ook bereiken door een klein ensemble nóg kleiner te maken. Dus alleen cello, piano en harmonium plus het koor, Capella Frisiae, met dertien zangers.’
Opmerkelijk hoe hier Zacharias het kerstverhaal ‘opent’.
‘Ik had me nooit eerder gerealiseerd hoe interessant Zacharias is. Zijn verhaal was voor mij een eyeopener. Die oude kinderloze priester, die daar in de tempel het reukoffer mag opdragen. Een eervolle taak. En dan ziet hij plotseling een vreemde man en denkt: “Hé, wat doet die figuur hier, in het Heilige der Heiligen?” Let wel, deze engel-mens-verhouding is heel anders dan die tussen Gabriël en Maria! Want als de engel zegt: “Jij en je vrouw zullen een zoon krijgen”, reageert Zacharias argwanend: “Huh, ben je nou helemáál? Dat kan niet.” En Gabriël zegt: “Hoor eens even, ik ben door God zelf gezonden. En als je me zo niet gelooft, dan zal ik het je op een andere manier duidelijk maken: vanaf nu kun je niet meer spreken totdat het kind geboren is.”
Deze rol van Zacharias koppel ik in het slotdeel terug aan de rol van die andere oude man, de profeet Simeon. Want zodra Jozef en Maria in de tempel komen voor Jezus’ besnijdenis, weet Simeon meteen: die baby daar, dát is de Messias! En dan spreekt hij die prachtige woorden: “Nu laat Gij, Heer, uw dienstknecht gaan in vrede naar uw woord”. Dus het kerstverhaal begint en eindigt met deze twee oude mannen: de ene ongelovig, de andere juist gelovig. Daarmee is de cirkel rond. Met daartussen alle tegenstellingen die het leven biedt.’
En die tegenstellingen zitten op microniveau in de Lofzang van Maria.
‘Inderdaad, dat is de essentie van het kerstverhaal in een notendop. Dat fragment heb ik bewust in het Latijn gehouden, als Magnificat. Het wordt niet solistisch gezongen, maar door een achtstemmig koor. Meer alsof de engelen dat zingen, zoals ook de herders in het veld het engelengezang Gloria in excelsis Deo van bovenaf over zich heen krijgen. Het Latijn wordt als het ware de taal uit een andere wereld.
Het verhaal zelf is Fries, de taal die we in Friesland allemaal kennen. Maar daarmee zit het wel dicht op je huid. Met het Latijn wil ik weer wat afstand creëren, zodat je als luisteraar even kunt bijkomen, even resetten. Daarna kun je je weer openstellen voor de volgende scène. Want dat kerstverhaal is nogal wat om te verwerken, vind ik altijd.’
Met de Lofzang van Simeon als apotheose?
‘Ja, feitelijk is in de vroege kerk Jezus’ geboorte altijd minder belangrijk geweest dan de Epifanie; dat vergeten we weleens. Tegenwoordig stellen we die geboorte centraal, om het ontroerende aspect van dat Kind in die stal. Maar de Epifanie is de verschijning van die kleine Jezus aan de wereld.
En daarbij hoort de Lofzang van Simeon, het Nunc Dimittis. Daarin schept het Latijn niet alleen afstand, maar vooral een vergezicht. Hier kijk je als mens tot voorbij de horizon, want daar is vrede. Het is al een hemelse gedachte, eigenlijk. Je ontstijgt de aarde. En dan gebruik je niet meer de taal die wij mensen onder elkaar bezigen.’
Opvallend is het begin van het libretto.
‘Voor de eerste versie koos ik psalm 130: “Uit de diepten roep ik tot …” Een boetepsalm, en de adventspsalm bij uitstek.
Maar eigenlijk gaat voor mij het kerstverhaal toch vooral over de cyclus van geboorte, leven en sterven. Dat heb ik in de nieuwe opzet willen benadrukken. Daarom begin ik nu met Mattheüs 1, de opsomming van de 52 generaties waaruit Jezus voortkomt. Dat vind ik zo’n krachtig beeld: hoe Jezus daar staat op de top van die piramide van 52 generaties. Die doorgaande cyclus heb ik in het hele werk willen vormgeven. Want niet alleen Jozef, Maria en Jezus, maar wij allemaal staan op een piramide van generaties voor ons: onze beide ouders, onze vier grootouders, onze acht overgrootouders en ga zo maar door. Dat vind ik een geruststellende gedachte. Het leven gaat verder: wij vormen weer de basis voor onze eigen kinderen en kleinkinderen.’
Sommige mensen blijven kinderloos…
‘En toch worden ook die mensen gedragen door vorige generaties en zullen ook zij iets doorgeven − een bepaalde energie, bepaalde ideeën − aan volgende generaties. Daarvoor hoef je niet per se zelf kinderen te hebben. Je bent en blijft altijd een deel van het grote geheel. En precies dát is voor mij nou de kern van het kerstverhaal.’
‘Maria’s Lofsang’ door Capella Frisiae & instrumentalisten o.l.v. Hoite Pruiksma
22/12: Sappemeer, Koepelkerk 20.15 uur
24/12: Leeuwarden, Dorpskerk Huizum, 19.00 en 21.30 uur
25/12: Workum , Grote Kerk, 15.00 uur
Info & tickets via Stichting UP