Khadija Bouras (31) was altijd al een rebel. De rijzige, vrolijke Nederlandse van Marokkaanse afkomst was ‘van jongsaf aan het vechten’. Ze lag in de clinch met haar familie, had moeite met de strenge regels waaraan een meisje uit een Noord-Afrikaans, islamitisch milieu moet voldoen.
Op een gegeven moment liep ze weg van huis. Drie jaar lang sprak ze niet met haar vader – hij wist zelfs niet dat zij was gaan samenwonen met haar toenmalige Nederlandse vriend. ‘Ik was altijd bezig om verantwoording af te leggen: tegenover mijn Marokkaanse familie, maar ook tegenover Nederlanders. Ik was er doodmoe van.’
Met echtgenoot Leonard Baars (41), zelfstandig ondernemer, bewoont Khadija een bovenhuis in Amsterdam. Ze trouwde een Nederlander, geen moslim: ook in haar partnerkeuze hield Khadija zich niet aan de codes die gelden in de gemeenschap waar zij uit voortkomt. Op gemengde relaties, tussen moslim en niet-moslim, rust in Marokkaanse en Turkse kringen nog altijd een taboe.
Khadija Bouras: ‘Als ik die hoogopgeleide Marokkaanse vrouwen die in de media als pioniers worden neergezet, hoor klagen dat ze geen Marokkaanse man van hun niveau kunnen vinden en dat ze eigenlijk met een Nederlander zouden moeten trouwen omdat hun biologische klok tikt, denk ik: blablabla, jullie kletsen allemaal hetzelfde. De échte pionier, dat ben ik.’
Bouras heeft geen ongelijk. Het aantal moslims in Nederland dat met een niet-moslim trouwt, is nog altijd bijzonder laag, minder dan 10 procent. Het maakt niet uit of ze in Nederland zijn geboren of elders, of ze hoog- of laagopgeleid zijn, of ze veel of weinig contact hebben met autochtone Nederlanders: 90 procent van de Turken en Marokkanen – met respectievelijk 378.000 en 349.000 personen verreweg de omvangrijkste islamitische populaties in Nederland – trouwt met een moslim, het liefst uit de eigen etnische groep en niet zelden uit de eigen familie.
‘Trouwen met een Turk, dat zit zó in ons systeem,’ zegt de Turks-Nederlandse event manager Sena Çetinel (34) uit Rotterdam. ‘Je weet gewoon niet beter.’ Çetinel trouwde wel met een Nederlandse man, maar ze realiseert zich dat ze geluk had met haar liberale, uit Istanbul afkomstige ouders, die in de jaren zestig als gastarbeiders neerstreken in de buurt van Rotterdam.
Het zijn niet alleen de ouders; broers, zussen, ooms, tantes, zwagers – hele families bemoeien zich met de partnerkeuze. ‘Je moet, zeker als meisje, heel dapper zijn en bereid zijn om een taboe te doorbreken,’ zegt de Marokkaanse schrijfster Fati Benkaddour (34), die een survivalgids schreef voor Marokkaanse jongeren. ‘Want als je ouders je relatie niet accepteren en je kiest voor je partner, dan kwets je ze enorm.’
Met hun ouders hebben jonge Marokkanen en Turken een bijzondere verhouding. De vaders en moeders, meest gastarbeiders die vanaf de jaren zestig naar Nederland kwamen, hebben vaak krom gelegen om hun kinderen een toekomst te bieden. Ze zijn ‘heilig’. Dus kwets je ze niet. Of je gaat juist, zoals Khadija Bouras deed, vol de confrontatie aan. Met alle gevolgen van dien.
‘Alles heb ik als oudste moeten bevechten: van meegaan op schoolreisjes en bij bioscoopbezoek tot het werken in de horeca, want daar wordt drank geschonken en varkensvlees gegeten en mijn vader zou kritiek kunnen krijgen van andere Marokkanen: “Wat doet je dochter in een café?”’
Khadija heeft een vriendin die al vijf jaar met een Nederlander is, zonder dat haar familie het weet. ‘Haar familie gaat het nóóit accepteren. Die jongen baalt er enorm van. Een ander meisje: net zo. Zij zijn jaloers op mij. Maar breken met hun ouders is ook geen optie.’
Steen
Wat zijn de regels? Een moslimman mag een niet-moslima trouwen als zij behoort tot een andere ‘geopenbaarde godsdienst’, dus als ze jodin is of christen. Een moslimvrouw daarentegen mag geen niet-moslim trouwen, want de islam wordt via de man doorgegeven. Deze situatie onder moslims is niet zo exotisch als het op het eerste gezicht lijkt. Nog tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam het in Nederland voor dat een hervormde predikant die instemde met een gemengd huwelijk tussen een van zijn kerkgangers en een katholieke partner, werd bedreigd met stenen door de ruiten van de pastorie. Tegenwoordig zijn gemengde kerkelijke huwelijken vrij gewoon.
Is het dus een kwestie van tijd? Wacht maar tot jonge generaties Turken en Marokkanen zich emanciperen, hogeropgeleid raken, vaker met autochtonen in contact komen en seculariseren, net als dit ooit met groepen autochtone christenen gebeurde. Dan verdwijnt de overheersende invloed van familiecultuur en religie onherroepelijk naar de achtergrond. En dan komen die gemengde huwelijken vanzelf. Zo werd lang geredeneerd.
Deze voorspelling, blijkt nu, is een misvatting. Ook goedopgeleide, deels geseculariseerde Turken en Marokkanen – met baan, auto en een rijtjeshuis – kiezen er massaal voor om binnen de eigen groep te trouwen. Onderzoekers en beleidsmakers maken zich zorgen over deze ontwikkeling. Die zou de integratie van deze groepen in de weg staan.
‘Het gemengde huwelijk wordt meestal gezien als de laatste stap in het integratieproces,’ zegt socioloog Jochem Tolsma (32) van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij promoveerde op een onderzoek naar tolerantie onder bevolkingsgroepen en concludeerde dat hoogopgeleide allochtonen niet beter integreren dan laagopgeleiden.
Althans, ze hebben wel vaker werk en een inkomen, ze betalen belasting en premies en dragen als burger hun steentje bij aan de samenleving, dus structureel zijn ze wel beter geïntegreerd. Maar hun sociaal-culturele integratie, zoals dit heet, blijft achter. Hogeropgeleide allochtonen identificeren zich weliswaar sterker met Nederland. Maar ze oordelen niet positiever over autochtone Nederlanders en ze trouwen niet met hen.
Hoe komt dit? Volgens Tolsma doordat deze Marokkanen en Turken in hun vrije tijd net zo weinig contact hebben met autochtonen als hun lageropgeleide broertjes en zusjes en neven en nichten. Bovendien zouden hoogopgeleide allochtonen in verhevigde mate negatieve ervaringen opdoen doordat zij op de arbeidsmarkt zouden worden gediscrimineerd of doordat ze merken dat een complete etnische groep (‘dé Marokkanen’) als crimineel wordt weggezet. Door schade en schande wijs geworden, trekken zij zich daarop terug binnen de eigen groep.
Dit laatste lijkt een vergezocht argument: Surinamers en Antillianen ondervinden op de arbeidsmarkt evenzeer moeilijkheden en hebben ook te maken hebben met negatieve beeldvorming (‘criminele Antillianen’), maar mengen wél vrolijk met autochtone Nederlanders. Gemengde huwelijken zijn onder Surinamers en Antillianen heel gebruikelijk en worden door familie en vrienden niet geproblematiseerd.
Van de Surinaamse vrouwen heeft 38 procent een autochtone partner, van de mannen 26 procent. Onder Antillianen ligt het percentage hoger: 46 procent van de Antilliaanse vrouwen heeft een autochtone partner, onder de Antilliaanse mannen geldt dit voor 42 procent. Over de scheidingspercentages bestaan overigens geen recente cijfers.
De conclusie ligt voor de hand: zelfs voor hogeropgeleide Turken en Marokkanen is het bijzonder moeilijk om te ontsnappen aan de druk van hun islamitische milieu. Anders dan in de Verenigde Staten vormt in Nederland niet huidskleur het voornaamste obstakel voor een gemengd huwelijk, maar religie. Om precies te zijn: de islam.
Importhuwelijk
De vraag dringt zich op: is dit erg? Wel als je een gemengd huwelijk ziet als de laatste stap in het proces van integratie van de Nederlandse moslim. Maar klopt die aanname wel? Waarom zouden hoogopgeleide, goed Nederlandse sprekende Turken of Marokkanen die openlijk hun islamitische geloof belijden en hun kinderen naar een goede school sturen, per se slecht zijn geïntegreerd? In Groot-Brittannië trouwen Indiërs ook nauwelijks buiten de eigen groep. En toch doen de kinderen het goed op school en de volwassenen doen het goed op de arbeidsmarkt – in veel gevallen zelfs beter dan autochtone Britten.
Maar de situatie onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders is minder rooskleurig. Jonge, hoogopgeleide vrouwen van Marokkaanse en Turkse afkomst hebben in Nederland serieuze problemen om een partner te vinden van hetzelfde opleidingsniveau. Bovendien koesteren vrouwen en mannen van de tweede generatie Turken en Marokkanen een groot wederzijds wantrouwen. ‘Zij is bang dat hij niet wil dat zij gaat werken, hij is bang dat zij te veel vrijheid zal opeisen.’
Waar vinden deze groepen dan hun partners? Tot 2004, toen de regels voor migratiehuwelijken werden aangescherpt, haalde de tweede generatie Turken en Marokkanen massaal – zo’n 60 procent – de partner uit het land van herkomst. Jochem Tolsma: ‘Vrouwen hoopten daar een moderne man van hun eigen niveau te vinden. Mannen een laagopgeleide, meegaande bruid.’
Inmiddels zijn die aantallen afgenomen. In 2008 trouwde nog 20 procent van de Turkse mannen en vrouwen met een partner uit Turkije. Bij Marokkanen is het aandeel migratiehuwelijken lager: 16 procent voor mannen en 11 procent voor vrouwen.
Nu het aantal gemengde huwelijken gering blijft en het aantal importhuwelijken afneemt – hoewel die afname sinds 2008 weer stagneert – vinden jonge moslims hun partners voornamelijk binnen de eigen groep in Nederland. Of ze vinden ze (lang) níet, constateert Jan Latten (58), demograaf bij het Centraal Bureau voor de Statistiek en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam. Hij bespeurt binnen de groepen segregatie naar opleidingsniveau.
Latten: ‘Vooral hoogopgeleide Marokkaanse vrouwen trouwen gemiddeld later en krijgen inmiddels op hogere leeftijd kinderen dan autochtone vrouwen en vrouwen uit andere allochtone groepen.’ Hij vreest dat deze tendens betekent dat een groeiend aantal Marokkaanse en ook Turkse vrouwen – die overigens minder vaak hoogopgeleid zijn – alleenstaand zal blijven.
Onder aan de sociale ladder zijn laaggeschoolde allochtone meisjes en jongens vaak gedoemd om een leven lang binnen de eigen groep te blijven hangen. En ze lopen, wegens dat onderlinge wantrouwen en de geringe kans om elkaar voor het huwelijk goed te leren kennen, een grote kans om later te scheiden. Latten: ‘Ze zitten bij elkaar in achterstandswijken, gaan massaal naar het vmbo, en door hun lage opleiding komen ze in dezelfde werksfeer terecht.’
Deze jongeren leven van wieg tot graf in een parallelle samenleving en stemmen hun gedrag daarop af. Latten: ‘Dat zoveel moslimmeisjes zich tooien met een hoofddoek heeft een doel. Ze geven ermee aan voor wie zij een potentiële huwelijkspartner zijn. Een ongelovige, blonde Fries komt niet in aanmerking.’ Het gedrag op de Turkse en Marokkaanse relatiemarkt houdt zo de segregatie in Nederland in stand. Latten: ‘De sociale cohesie krijgt er beslist geen positieve impuls door. Dat vind ik een achteruitgang: dat op grond van religie weer scherpere maatschappelijke grenzen worden getrokken.’
Oprotten
De pioniers, de weinigen die het aandurven om tegen de familiecultuur en de religieuze codes in te gaan, leven met die scherpere grenzen en hebben zo hun eigen problemen. ‘Je moet aan sommige mensen echt uitleggen dat je geen schapen slacht op je balkon,’ verzucht Sena Çetinel. Haar echtgenoot Rutger Kloeten weet dat hij realistischer moet zijn: door moslimmannen buiten de directe familiekring zal hij nooit als een van hen worden beschouwd. ‘Maar dat maakt me ook weinig uit. Ik ben sowieso een einzelgänger. Ik voel me eigenlijk meer verwant met de Turkse vrouwen.’
Leonard Baars, die katholiek is gedoopt, twijfelt of hij zich niet tot de islam moet bekeren om de familie van zijn vrouw, Khadija Bouras, terwille te zijn. ‘Als ik ze daar nou een plezier mee doe? Ik had die belangstelling toch al.’ In Edam vraagt Wilma Verkooijen zich af wat er omging in de hoofden van de blanke jongens op de tennisclub in Volendam die haar zoontje Efraim (12) toebeten dat hij ‘moet oprotten naar zijn eigen land’. ‘Efraim is een gewone Nederlandse jongen, net als zij,’ zegt Verkooijen verontwaardigd. ‘Hij spreekt niet eens Turks.’
Er zijn, kortom, grote inspanningen nodig om een gemengde relatie te laten slagen. Wegens het onbegrip en de gevolgen daarvan: hevige familieconflicten, mogelijk zelfs verstoting. En wegens de reëel bestaande verschillen: ‘Het heeft me enige tijd gekost om te begrijpen dat die commanderende toon die mijn man Vahap soms in het Nederlands aanslaat, inherent is aan het Turks,’ lacht Wilma Verkooijen. Dan nog: ondanks de pogingen tot onderling begrip, eindigt een zeer groot aantal huwelijken tussen moslims en niet-moslims in een scheiding.
Maar Khadija Bouras, die ooit rebelleerde en van huis wegliep, heeft aan dergelijke onheilsstatistieken geen boodschap. De Marokkaanse heeft met haar Nederlandse man zojuist een dochtertje gekregen. En het contact met haar vader is allang weer hersteld. ‘Mijn vader is nu mijn beste maatje,’ zegt ze. Kijk, zó kan het ook.
‘Je moet er gewoon voor knokken’
Chantal van Willigen (36)
Gescheiden van een Marokkaans-Nederlandse man. Twee kinderen: van 1,5 en 5,5
Beroep Zette met haar (ex-)man een horecagelegenheid op
Woonplaats Maarssen
Sinds januari leeft Chantal van Willigen gescheiden van haar Marokkaans-Nederlandse man. Elf jaar geleden leerde ze Abdeslam (34) kennen, die op z’n zeventiende naar Nederland kwam. ‘Hij werkte in Maarssen in een pizzeria.’ Ze waren zeven jaar getrouwd. Lang was Van Willigen, die zich bekeerde tot de islam, voor Abdeslams familie onzichtbaar. ‘Ik werkte met zijn zussen samen, die wisten van de hoed en de rand. Maar ik kwam niet bij hem thuis. Hij vertelde zijn ouders pas dat wij samen waren toen we een huis kochten. Dat vond ik wel vervelend.’
Toen ze hem leerde kennen, had hij niets. ‘Hij hield zijn bankafschriften niet bij en had geen loonstroken, maar hij had wel veel schulden.’ Chantal nam het heft in handen, bracht de administratie op orde, de schulden werden afgelost. En ze opende met haar echtgenoot een bistro. Die liep goed. ‘De zaak slokte uiteindelijk al zijn tijd op. Dan praat je niet meer en gaat het een keer mis. Praten is al niet zijn sterkste punt.’
Er waren culturele verschillen. Zo vond haar man het niet prettig dat zij als onderwijzeres voor de klas wilde. ‘Hij vond het voldoende als ik onze kinderen opvoedde. Ik verdeed mijn tijd tussen vier muren. Het was zo benauwend.’ Uiteindelijk stapte ze op.
De islam was tussen hen geen punt van discussie: zij is vromer dan hij. ‘Ik ben moslima tot in mijn tenen. Mijn ex doet er bijna niets aan.’ En haar Marokkaanse schoonfamilie had haar geaccepteerd. ‘Die hebben zelfs nog geprobeerd om te bemiddelen.’
De scheiding verloopt probleemloos. ‘Hij helpt me enorm en hij zorgt heel goed voor de kinderen. En we hebben allebei geen ander.’ Ze zou naar hem teruggaan als haar ex de bistro opgaf en haar de ruimte gaf om zich te ontplooien. ‘Maar de zaak is zijn lust en zijn leven. En ik heb er nu wel vrede mee. Ik ben erdoor verrijkt. Een relatie hoeft niet te mislukken als je verschillende achtergronden hebt. Je moet er gewoon voor knokken. Maar soms lukt het ook dan niet.’
‘Niet islam, de cultuur is probleem’
Najat (30) en Theo (38) Engels
Marokkaans/Nederlands echtpaar
Eén zoontje: Yassin (zes maanden)
Beroep Zij: security consultant bij ict-dienstverlener. Hij: compliance officer bij zorgverzekeraar
Najat Engels heeft drie zussen en drie boers. Theo Engels heeft een oudere zus
Woonplaats Deventer
De zussen en broers van Najat zijn goed opgeleid: hbo en hoger. Maar toen de Marokkaans-Nederlandse aankondigde dat ze met Theo Engels wilde trouwen, een tot de islam bekeerde Nederlandse collega, reageerden zij woedend. ‘Mijn zus zei: “Dit gebeurt niet, klaar.” Een gesprek was onmogelijk. Ik had dit nooit verwacht,’ zegt Najat Engels. Volgens de islam mág zij met Theo, een moslim immers, trouwen. ‘Maar mijn familieleden stellen de normen van de Berbercultuur boven die van ons geloof, zelfs boven de liefde voor hun zus en kind.’
Een broer van Najat, die zelf een relatie heeft met een niet-gelovige, Nederlandse vrouw, weigerde haar keuze voor Theo te accepteren, want: ‘Twee Nederlanders in de familie is te veel.’ Najats zwager dreigde zelfs haar ‘benen te breken’, en op de parkeerplaats bij de moskee vloog hij Theo aan. Theo: ‘In hun ogen zijn alle Nederlanders honden.’ Ook stalkte de man Najat lange tijd. ‘Overal waar ik was, dook hij op.’
Drie jaar was er geen contact met de familie. Toch heeft Najat Engels ‘absoluut geen spijt’ van haar keuze. ‘Maar soms heb je een moeder nodig. Als je, zoals ik, 27 jaar thuis hebt gewoond, wil je af en toe kunnen praten met je moeder, haar om advies vragen. Zeker nu ik een zoontje heb.’Liefde, beseft ze, heeft in haar Berbers-Marokkaanse milieu een heel andere betekenis dan in de familie van haar man. ‘Mijn schoonvader gaf me een zoen op de wang nadat ik iets voor hem had gedaan en zei: “Lief van je, dank je wel.” Ik was geschokt! Dat kán bij ons niet. Mijn vader zoende me nooit zomaar.’ Theo Engels: ‘Alles draait bij hen om schaamte.’ Najat: ‘Zelfs liefde is schaamte.’ Of het nog goed komt? Najat Engels kijkt peinzend: ‘Ik kon destijds niet anders dan eruit stappen. Maar ik hoop dat mijn zoon ooit zijn oma en opa zal leren kennen.’
‘Ik dacht: de reis is niet vrijblijvend’
Sena Çetinel (34) en Rutger Kloeten (40)
Turks/Nederlands echtpaar
Getrouwd in 2003. Een zoontje: Fedde (1)
Beroep Zij is eventmanager bij een grote vermogensbeheerder. Hij is organisatieadviseur
Woonplaats Rotterdam
Het moment dat Rutger Kloeten (40) definitief werd opgenomen in de Turkse kring van zijn echtgenote Sena Çetinel (34) kwam na de dood van haar vader. Çetinel: ‘Het is gebruik dat een mannelijke verwant het lichaam wast. Ik wilde dat Rutger het deed. Dat is nogal wat, zo’n vraag. Hij deed het met zoveel liefde en toewijding. Dat was een breekpunt. Mijn moeder kreeg lof toegezwaaid: wat heb jij een goede schoonzoon.’
Çetinel groeide op in een Turks gastarbeidersgezin in Rozenburg, Kloeten heeft een joodse moeder. ‘Die ik met U aansprak. Die beleefdheid herkende ik in Sena’s opvoeding.’ Zij dacht: ik moet een hoop uitleggen als ik met hem verderga, de reis is niet geheel vrijblijvend. Sena was de eerste van haar vriendinnen die thuiskwam met een Nederlander en een niet-moslim.
‘Mijn vader was toen al een senior onder de Turken in Rozenburg en ging zijn eigen weg. Hij zei: mij maakt het niet uit, als ik maar één keer een man de hand hoef te schudden.’ Voor andere Turken was de komst van een Nederlander minder vanzelfsprekend. Çetinel: ‘De sociale controle is enorm.’ Ze besloot zich er niks van aan te trekken en oefende geen druk uit op Kloeten om zich te bekeren. Çetinel: ‘Moet ik tegen een 35-jarige man zeggen dat hij tot de islam moet toetreden? Wat een waanzin!’ Overigens, onbegrip is overal. Autochtone Nederlanders vroegen haar of ze de Elle kent en wel eens een kerstboom had gezien.
Zegt een gemengd huwelijk iets over de mate van integratie? Çetinel: ‘Welnee. Ik ken Turkse stellen, die geen Turks spreken, bij ons in Rotterdam-West komen en roepen: “Wat? Jullie wonen tussen de Marokkanen? Wat erg!” Die Turken zijn “Nederlandser” dan wij.’ Kloeten, die Turks leerde en de islamitische feestdagen in acht neemt: ‘Het multiculturele heeft mij verrijkt. Ik houd enorm van Turkse muziek, bijvoorbeeld. Culturele verschillen spelen eigenlijk geen rol bij ons.’
‘Turkse man wil liefst huisvrouw’
Wilma Verkooijen (47) en Vahap Duman (44)
Turks/Nederlands echtpaar. Getrouwd in 1995. Twee kinderen: Melisa (15) en Efraim (12)
Beroep Zij is lerares wiskunde aan het Don Bosco College te Volendam. Hij is docent wiskunde en rekenen aan de intercoffesionele pabo te Alkmaar
Woonplaats: Edam
Haar zus trouwde een hervormde jongen, wat bij haar katholieke ouders een hoop gedoe teweeg had gebracht. Dus toen Wilma Verkooijen thuis in Wolvega haar Turks-islamitische vriend voorstelde, wist zij dat ze een en ander had uit te leggen. ‘Mijn moeder nam me mee uit wandelen. “Je hoort van die rare verhalen,” zei ze. “Straks neemt hij de kinderen nog mee.”’ Uiteindelijk werd Vahap Duman een gewaardeerde schoonzoon. Verkooijen: ‘Vahap is erg innemend. Bij mijn ouders zet hij als eerste koffie, thuis kookt hij.’ Duman: ‘Ik begrijp Nederlanders niet die zich laten bedienen door oudere mensen. In de Turkse cultuur kan dat echt niet.’ Ze leerden elkaar kennen in een Amsterdamse uitgaansgelegenheid, en ze hadden meteen gespreksstof: de wiskunde. Duman was de Turkse militaire dienstplicht ontvlucht door hier een vervolgopleiding te doen. Verkooijen werkte al als lerares wiskunde. Na drie maanden woonden ze samen.
Duman is niet praktiserend, maar zijn vader is een vroom moslim. ‘Hij bidt vijf keer per dag.’ De eerste vraag van zijn ouders was: wanneer wordt ze moslim? ‘Ze hadden al een islamitische naam voor Wilma: Selma.’ Maar Duman weigerde. ‘Denk eens aan haar ouders. Of stel dat ik katholiek moest worden.’ Het contact werd verbroken. Drie jaar lang zag hij zijn ouders niet.
‘Maar inmiddels vindt mijn vader Wilma de schoondochter die de islam het meest respecteert.’ Aan één ding kan Dumans moeder maar niet wennen. ‘Ze vindt het vreselijk dat ik elke dag kook.’ Lachend: ‘“Ach jongen, wat is er met jou gebeurd?” zegt ze dan.’ Duman vindt het juist leuk dat zijn vrouw zo zelfstandig is. ‘Turkse mannen willen allemaal een moeder als vrouw.’ Verkooijen: ‘Ja, een huisvrouw.’
Verschenen in: Elsevier