Dat ik Israël ooit nog eens als tweede thuis zou gaan zien, is iets wat ik nooit had verwacht, maar de liefde bracht me er en het is een enorme leerschool geweest. Tussen mijn bachelor en master in ontwikkelingsstudies besloot ik een half jaar in mijn eentje door Zuid Amerika te gaan reizen. Impulsief boekte ik een ticket naar Ecuador, zonder enige andere motivatie dat het ticket betaalbaar was, en het land ver weg genoeg naar mijn zin. Ik deed vrijwilligerswerk als docent bij een lokale organisatie die kinderen in het hooggebergte van Peru lesgaf omdat ze te ver van school woonden, en de dag nadat mijn vrijwilligerswerk eindigde dacht ik: ‘Wat nu?’ Na mijn werk besloot ik iets te eten in een plaatselijk tentje.
Ik was al vier maanden in mijn eentje op weg en had behoefte aan aanspraak, dus toen ik een groepje sympathiek lijkende jongens zag zitten dat steeds mijn richting uitkeek, vroeg ik of ik bij hen mocht aanschuiven. We raakten in gesprek en ze vertelden me dat ze uit Israël kwamen.
Voor ik het wist flapte ik eruit: ‘Israël? Dat is het enige land wat ik haat!’ Mijn moeder was vroeger getrouwd met iemand die uit Israël afkomstig was, en ik was er als kind geweest. Helaas had ik daar vooral slechte herinneringen aan: de soldaten overal, het onveilige gevoel…. Verder was ik erg idealistisch en betrokken met het lot van de Palestijnen. Door mijn studie internationale betrekkingen had ik veel geleerd over politiek en conflicten, en het Israël – Palestina conflict raakte me extra omdat ik er was geweest en me er niet op mijn gemak had gevoeld door wat ik zelf als kind had ervaren. Ook was er voor mij een duidelijke dominante partij – Israël – en een underdog. Daarom was ik er zo uitgesproken negatief over.
De jongens lieten mijn opmerking gaan, op een na: Asaf. Hij was geïnteresseerd naar het hoe en waarom van mijn mening, en vertelde ook hoe het vanaf zijn kant was. Wat hij precies zei weet ik niet meer, maar wel dat het gesprek indruk maakte. En Asaf ook: ik vond hem meteen leuk, sympathiek en interessant. Zo leuk, dat we diezelfde avond nog zoenden.
De volgende dag ging hij met zijn vrienden sandboarden en omdat ik verder nog geen plannen had, ging ik mee. Daarna gingen we samen naar een internetcafé om te bellen met het thuisfront. Van zijn gesprekken kreeg ik niet veel mee omdat ze in het Hebreeuws waren. Pas veel later hoorde ik dat hij het op dat moment, terwijl hij naast me zat, uitmaakte met zijn vriendin.
Op dat moment was ik er nog vast van overtuigd dat het gewoon een vakantieliefde was. Asaf zei ook: ‘Het zou ook wel ingewikkeld zijn als we echt iets zouden hebben, want jij bent niet Joods.’ Het Jodendom geef je door via de vrouw aan de kinderen, en dat was iets dat voor zijn familie ontzettend belangrijk was. Het is allemaal geworteld in het trauma omdat er tijdens de tweede wereldoorlog zoveel Joden zijn vermoord, en ook Asaf was zich daar heel bewust van.
Die avond moesten we afscheid nemen. Ik zou verder reizen naar een vriendin die in een stad verderop in Peru zat. Ik zat al in de bus te zwaaien, toen ik heel sterk voelde: ‘Ik wil dit niet!’ In een impuls riep ik tegen de buschauffeur dat hij moest stoppen, en ben uitgestapt. Asaf kon zijn ogen niet geloven. Hij was ontzettend blij, en besloot op dat moment zijn vrienden gedag te zeggen om een paar weken met mij te kunnen reizen voordat we écht afscheid zouden nemen.
Voor we het wisten brak dat moment aan, en nu konden we niet anders: er zou een aantal vrienden van Asaf naar Argentinië komen, en ik wilde naar Bolivia. Wij waren zelf in het Westen van Argentinië en de vrienden zouden naar Buenos Aires komen, we hadden samen door Chili gereisd De laatste avond was heel romantisch. We sliepen normaal heel goedkoop in hostels, maar nu hadden we een luxe hotelkamer geboekt. Ik heb gehuild en we schreven allebei de achterkant van een foto van ons vol om aan de ander te geven, zodat we dat later konden lezen, maar toch spraken we niet over contact houden. Dat leek ons gewoonweg niet realistisch. Onze levens waren te verschillend, ik was niet Joods, en daarbij: ik was een meisje van 22 dat op reis was, op zo’n moment denk je niet dat een dergelijke liefde voor altijd is. Je hele leven omgooien voor iemand die je net twee weken kent, is simpelweg niet iets wat je serieus overweegt.
De dag erop vertrok ik naar Bolivia, maar ik miste Asaf zo erg dat ik hem na vier dagen direct opzocht op Facebook. Ik zag dat hij was ingecheckt in een hostel in Mendoza en belde daarheen, maar hij was er niet. Impulsief boekte ik een peperdure vlucht naar Mendoza, ik had dan wel geen antwoord gekregen, maar ik voelde gewoon dat ik dit moest doen. Toen ik landde bleek hij al uren op mij te staan wachten op het vliegveld nadat hij mijn berichtje op Facebook had gezien. We vlogen direct in elkaars armen.Op dat moment dacht ik nergens meer over na. Eerdere bezwaren duwde ik weg. Ik wilde nergens aan denken, behalve dat ik bij hem wilde zijn. Het was dezelfde emotie die we in het jaar daarna nog vaak zouden voelen als we elkaar zagen op vliegvelden: een gevoel van diepe liefde. Van thuiskomen.
De laatste maanden hebben we samen gereisd, totdat Asaf echt terug moest naar Israël. Gaandeweg had hij wel steeds vaker gezegd: ‘Je komt naar me toe’, maar ik gaf steeds opnieuw aan dat ik niet wist hoe dat ooit zou kunnen.
Het leek me nog steeds niet realistisch. Maar toch…het gevoel zat heel diep. Asaf vertrok op kerstavond, en ondanks dat ik kerst vierde met een hoop leuke mensen uit het hostel, heb ik tot Oud en Nieuw alleen maar gehuild. Toen begon er wel iets te dagen. Ik had nog nooit zo’n liefdesverdriet gehad. Misschien was het toch meer dan een vakantieliefde? Asaf was ondertussen een paar dagen in New York en stuurde een berichtje: Hij mistte mij ook. Daarna besloten we: we houden contact, en proberen een lange afstandsrelatie waarbij we elkaar zoveel mogelijk bleven opzoeken.
Uiteindelijk moest ik een onderzoek doen voor mijn studie, waarvoor ik naar een ontwikkelingsland zou moeten. Ik had altijd in mijn hoofd gehad dat ik naar Colombia zou gaan – lekker aan het strand – maar nu dacht ik: ‘Ik kan ook naar Palestina.’ Ik zou daar vier maanden lang onderzoek kunnen doen met jongeren in een vluchtelingenkamp, en in de weekenden bij Asaf kunnen zijn. Asaf zag het eerst niet zo zitten, hij was bezorgd om mijn veiligheid. Statistisch bekeken valt het gevaar voor Westerlingen wel mee, maar het blijft natuurlijk een conflictgebied waar regelmatig bommen vallen en geschoten wordt, dus dat is voor iedereen gevaarlijk. Van de universiteit moest ik zelfs iets tekenen dat ik op eigen risico ging, maar mijn besluit stond vast: ik zou dit gaan doen.
Mijn tijd in Palestina was heftig, want je voelde daar heel erg de bezetting van Israël. Asaf heeft altijd opengestaan voor de andere kant van het verhaal, maar uiteindelijk is Israël wel zijn land, daar ligt uiteindelijk toch zijn loyaliteit.
En ja: soms was dat lastig, bijvoorbeeld als hij me op vrijdag kwam ophalen bij de grens. Het contrast was dan zo groot voor mij. In het weekend had ik alles en dan kwam ik op maandag weer terug in Palestina waar vaak niet eens stromend water was of waar een woning van een van de mensen met wie ik samenwerkte, was plat gebulldozerd omdat ze formeel alleen maar woningen mogen bouwen binnen de grenzen waar in de jaren 50 was afgesproken dat het vluchtelingenkamp was. Of er waren mensen opgepakt waren. Het was eigenlijk nooit zeker wat ik aan zou treffen, en als er weer iets naars was gebeurd was ik daar boos over.
Wanneer ik dan bij Asaf in de auto stapte moest ik dat kwijt, en hij voelde zich dan ook vervelend omdat hij zich het persoonlijk aantrok en zich verscheurd voelde.. We hebben daar wel veel over discussies gehad, en het was bijvoorbeeld ook ingewikkeld als we uitgingen naar een club in Tel Aviv en mensen vroegen wat ik deed. Ik kon dat niet vertellen omdat je niet kon voorspellen hoe mensen zouden reageren. Asaf was heel genuanceerd, maar niet iedereen denkt zo. Zijn familie en vrienden vertelden we natuurlijk wel wat ik deed. Mensen reageerden daar heel verschillend op. We merkten wel dat er uiteindelijk alleen vrienden overbleven die ook opstonden voor de andere kant, die snapten dat als je in een conflict leeft je heel loyaal bent met je eigen kant, en Palestijnen ook als mensen zagen.
Ook als ik in Palestina was kon ik niet eerlijk zijn, wat ik heel naar vond. Bij mijn onderzoek had ik een onderzoeksassistent aangenomen en hij was weer heel actief in allerlei bewegingen die voor de bevrijding van Palestina streden. Hij wist niet dat ik in het weekend bij mijn liefje in Israël was. Ik wilde niet liegen, maar het kon niet anders. ik woonde in Palestina, vijf dagen in de week, en je bent daar alleen. Ik was toch bang dat ik doelwit zou worden als mensen wisten dat ik een `israëlische partner had. Niet dat ik bang was dat mijn assistent mij persoonlijk iets zou doen, maar als het verhaal onder anderen zou gaan rondzingen zou dat wel degelijk gevaarlijk voor me kunnen zijn. De gesprekken met zowel Asaf als mijn collega’s waren soms echt lastig omdat iedereen te maken had met zijn eigen loyaliteitsgevoelens en iedereen ook wel iemand kende die op een of andere manier slachtoffer was geworden van het conflict. Ik snapte waar iedereen vandaan kwam, maar ik ging tegelijkertijd de beide kanten heel erg begrijpen.
Ik heb daar echt geleerd dat alles grijs is en niet zwart wit. Dat er slechte en goede kanten zijn aan beide kanten van het conflict. Het voelde schizofreen om zo aan beide kanten te leven. Ik leidde een luxe leven, ook vergeleken met mijn Palestijnse collega. Ik kon bijvoorbeeld gewoon naar het strand en zij niet. En ik kon vrijelijk bewegen tussen Israël en Palestina, terwijl anderen uren moesten wachten bij een checkpoint.
Nadat ik naar Israël was verhuisd was ons kantoor was net aan de Israëlische kant van de muur waardoor zij elke dag drie uur in de rij staan om op tijd op haar werk te komen, en ik nam gewoon de bus. Dat verschil voelde je iedere dag. Toch heeft het me ook ontzettend veel gebracht, in begrip van mensen en mildheid. Niemand is alleen een heilige of een schurk.
Ik wilde dolgraag de brug zijn tussen Israëliërs en Palestijnen. Gesprekken met Asaf en zijn familie hierover waren soms lastig, door het loyaliteitsgevoel. Voor zover ze deze gesprekken vervelend vonden, hielden ze het voor zich, maar de wijdere sociale cirkel heeft wel eens gezegd: Ik snap niet waarom je dit doet. Het was soms vermoeiend om uit te leggen, en ik ging dat soort gesprekken ook vermijden.
Zo hadden we een keer een gevangenenruil gedaan met onze organisatie, waarbij een Israëliër die al vijf jaar in Gaza gevangen zat werd vrijgelaten. Dat vond een oom van Asaf wel goed, maar al het andere vond hij maar niets. Gelukkig stelde iedereen zich merendeels open op, voor mij een duidelijk teken dat ze onze relatie steunden.
Uiteindelijk moest ik terug naar Nederland om mijn onderzoek af te ronden, en we spraken af dat ik daarna bij Asaf in Jeruzalem zou gaan wonen, onder de voorwaarde dat ik binnen drie maanden een baan zou vinden waarin ik ook iets zou kunnen doen voor de Palestijnse zaak. En dat lukte, ik heb gewerkt voor een organisatie die voor Israël en Palestina projecten deden op het gebied van vrouwenemancipatie, en vredesopbouw werk. Daar kwam alles in samen, ondanks dat het heftig was. Er werkten zowel Israëliërs en Palestijnen en er was iedere week wel wat aan de hand, met collega’s in de deelnemers aan onze activiteiten die werden opgepakt om ondervraagd te worden door of geheime onderhandelingen met Hamas door onze organisatie. Maar ook persoonlijk omdat voor vrienden van mijn man het nog steeds was alsof ik heulde met de vijand.
Voor Asaf was het lastig dat sommige van zijn vriendschappen doodbloedden omdat ze zich niet konden vereenzelvigen met wat ik deed. Toen de oorlog uitbrak in 2012 was de spanning ook om te snijden, want aan de ene kant zaten we zelf te schuilen voor de bommen en werden vrienden naar het front gestuurd, en aan de andere kant overleed een Palestijnse collega van mij. Die angst en verdriet hebben over beide kanten, terwijl je weet dat die kanten ook tegen elkaar vechten is ontzettend lastig.
Ook ontplofte er een keer een bom in een bus vlakbij ons huis, in een buslijn waar ik zelf regelmatig in zat en ongeveer in dezelfde periode sloeg een raket in vlakbij mijn kantoor, het gebouw schudde op zijn grondvesten. In die fase is iedereen zo gespannen als een veer, en dat geeft natuurlijk irritatie en ruzie, ook met je eigen partner. Je bent continue alert: ‘Van die is die tas? Hoor ik een luchtalarm? En ik heb jarenlang bij iedere vuurwerkknal rechtop in mijn bed gezeten. Zulke dingen gaan zo in je lijf zitten, en daardoor realiseerde ik me ook steeds meer dat Israëliërs, hoewel ze zoveel sterker zijn en meer militaire en financiële middelen hebben, zich net zo goed bedreigd voelen.
Asaf is niet gelovig, en zijn familie ook niet. Anders was onze relatie wel een probleem geweest, want ik zou me niet bekeren. Maar ik zou sowieso niet zo snel met iemand zijn die heel gelovig is, van wat voor geloof dan ook. Voor Asafs grootouders is het wel lastig, zij hadden graag gezien dat hun kleinkinderen Joods waren. Ze snappen het, maar vonden het wel ingewikkeld, en dat snap ik ook van hen. Zij zijn overlevers van de holocaust. Ik heb altijd wel gezegd: ik kom tijdelijk naar Israël, want ik wilde dat eventuele kinderen in Nederland moeten opgroeien. Werken in het conflict gaat je hele leven beïnvloeden. Je wordt erop aangekeken en moet jezelf steeds verklaren. En je bent ook gewoon voortdurend hyperalert, dat vond ik geen gezonde situatie voor eventuele kinderen. Asaf was het daarmee eens.
Ik ben nog tot vele jaren later gezien als een veiligheidsrisico. Waarom weet ik niet precies, maar. ik stond op een lijst van mensen die extra gecheckt worden. Op het vliegveld werd ik altijd uit de rij gehaald voor een full body search en een ondervraging. Zelfs toen ik acht maanden zwanger was van mijn jongste dochter, hoewel de vrouw die mij moest opdragen om me uit te kleden wel ging protesteren bij haar manager. Ik was in Israël op een partner visum en daarvoor moest ik twee keer per jaar een interview houden met de immigratiedienst, toen ik vertelde dat ik wegging zei de manager van de immigratiedienst: ‘Ik heb je nooit durven vragen wat je doet omdat ik je misschien weg had moeten sturen, maar nu wil ik het wel heel graag weten.’ Toen ik vertelde wat voor werk ik deed, zei ze zei ze dat ze mijn werk heel belangrijk en goed vond, maar dat ze inderdaad blij was dat ze het niet had geweten…
Inmiddels wonen we alweer negen jaar in Utrecht. Onze zoon Ilan van zeven en dochter Roni van vier worden tweetalig opgevoed. Ze spreken Hebreeuws en vieren de de Joodse feestdagen maar dan net zoals niet Christelijk mensen kerst vieren. We vieren dus heel veel feesten en we leggen elk jaar bloemen bij het joods monument. Ilan is nu net oud genoeg om de namen daarop te lezen, en hij zag dat er ook kinderen bijstonden. Hij begint ook vragen te stellen over de holocaust, dat vinden we zwaar genoeg voor nu. Het Israël-Palestina conflict vinden we nog te heftig op deze leeftijd, maar het gaat ongetwijfeld een keer komen. We willen ze beide kanten vertellen en ook meenemen om dingen te laten zien. Mijn enige schrikbeeld is dat zij straks misschien in het Israëlische leger willen. Ik had een Nederlandse collega die ook getrouwd was met een israëliër en haar kinderen wilden in het leger. Gelukkig is dat, qua leeftijd, nu nog een ver mijn bed show.
Ondanks alle hindernissen die we hebben moeten nemen, en die wellicht in de toekomst nog op ons pad komen heeft mijn liefde voor Asaf me enorm verrijkt. Wanneer je als buitenstaander beide kanten zo intens meemaakt, dan verleer je het wel om zwart wit te denken. Mijn liefde voor Asaf heeft me niet alleen belangrijke levenslessen geleerd, maar ook een prachtig gezin opgeleverd.’
Asaf is echt de liefde van mijn leven. Ik had nooit gedacht dat het bestond dat er iemand is bij wie je je hele leven wilt blijven, maar bij Asaf heb ik nooit aan getwijfeld. Ik voel heel diep dat we overal doorheen komen. Onze liefde heeft zich over drie continenten uitgespannen en zoveel overwonnen, dit is echt voor altijd. Ik kan me niet voorstellen dat er iets is wat onze liefde kapot kan maken.’’
Dit artikel verscheen in 2022 in Flair.