‘Ik wil dat jij weet hoe het is om mij te zijn.’ Op pad met schrijfster Tjitske Jansen

Na acht jaar is er weer een boek van schrijfster Tjitske Jansen. Na het succes van haar debuut 'Het moest maar eens gaan sneeuwen' en opvolger 'Koerikoeloem' wilde het schrijven jarenlang niet meer lukken – ze werd al misselijk als ze naar haar bureau liep. Ze worstelde en kwam boven, met het prachtige 'Voor altijd voor het laatst'.

Tjitske Jansen – ‘Voor altijd voor het laatst’. Querido, paperback € 17,99/e-book € 11,99.

Een vermoeide, montere, verliefde, vierenveertigjarige vrouw die in het café van TivoliVredenburg druk zit te praten met een bevriend dichter, een stapeltje exemplaren van haar net verschenen boek ‘Voor altijd voor het laatst’ op tafel om te signeren. Het is vrijdag de 13e, vier uur ’s middags. Een enthousiaste begroeting, een lach, een verontschuldiging. ‘Sorry, ik ben een beetje hyper!’

Het gesprek gaat over huizen – ‘Ik ga alleen een huis kopen als ik het cash kan betalen’ –, doodgaan en uit de tijd vallen, en natuurlijk over literatuur. Tjitske Jansen praat snel, geestdriftig en een tikje slordig, en daarom houdt ze eigenlijk ook niet zo van interviews, bekent ze. De grote zorgvuldigheid waarmee ze zich op papier uitdrukt, is in een gesprek immers zo moeilijk te evenaren. ‘Wanneer iemand mij interviewt, heb ik nooit alle tijd die ik nodig heb om precies de goede woorden te vinden. De antwoorden die ik tijdens een interview geef, zou je kunnen beschouwen als eerste versies van een te schrijven tekst. Daarna begint het herschrijven en nog eens herschrijven.’

In ‘Voor altijd het laatst’ laat Tjitske Jansen inderdaad – opnieuw – zien wat een goede stiliste ze is, hoe precies ze zich uitdrukt, hoeveel ze weet te zeggen met weinig woorden. Ze debuteerde in 2003 met de bijzonder succesvolle bundel ‘Het moest maar eens gaan sneeuwen’ (2003). ‘Gedichten’ stond er op het omslag, maar al bij de geslaagde opvolger ‘Koerikoeloem’ (2007) was die term verdwenen. Haar werk is steeds meer opgeschoven naar prozafragmenten. ‘Beschreven gebeurtenissen’, noemt ze het zelf, al zou ze het liefst zien dat haar werk etiketloos zou blijven. ‘Dit boek wordt in de markt gezet als mijn ‘prozadebuut’, waardoor het klinkt alsof ik ineens iets heel anders doe dan daarvoor. Dat vind ik jammer. Het is proza, maar op een bepaalde manier ook poëzie en het heeft ook theaterkwaliteiten. Ik werk met beelden en zinnen. Ik ben er niet mee bezig hoe het heet wat ik doe, of het in een genre past. Ik zie het belang daarvan niet in.’

‘Voor altijd voor het laatst’ zijn dus beschreven gebeurtenissen uit het leven van Tjitske Jansen; herinneringen aan mooie en pijnlijke momenten uit haar bestaan, in grote mate beïnvloed door een ingewikkelde jeugd. Haar oudere broer sloeg haar geregeld in elkaar, met haar moeder boterde het ook niet echt, en op haar twaalfde werd besloten dat Tjitske beter in een pleeggezin kon gaan wonen. Het werden er uiteindelijk vier.

Uit de beschreven gebeurtenissen leren we Tjitske kennen als een meisje dat vol verwondering en nieuwsgierigheid naar de wereld om zich heen kijkt, en niet kan begrijpen waarom je, als je kon kiezen voor een waterfiets in de vorm van een zwaan, dan koos voor ‘een waterfiets die alleen maar een waterfiets was’. Een kind dat haar vader vraagt haar bed te verplaatsen, zodat ze de dag erna bij het wakker worden heel even niet weet waar ze is. Een meisje en vrouw die zich graag laat verrassen door het onbekende en het onverwachte:

*

"Een van mijn meest favoriete bezigheden was het krassen op wonderpapier, met kleurpotlood. Wonderpapier was glad, wit, glanzend papier waar verder niets aan viel te zien. Maar zodra je op het papier ging krassen, begon er een afbeelding tevoorschijn te komen. (…) Hoewel ik veel uren van mijn leven ben bezig geweest met het bekrassen van wonderpapier, heb ik niet één van de tevoorschijn gekomen afbeeldingen onthouden. Ik was niet geïnteresseerd in de afbeeldingen, ik was geïnteresseerd in het tevoorschijn komen ervan." (uit 'Voor altijd voor het laatst')

*

We lezen over het moment waarop zij als tiener, in het bijzijn van alle volwassenen, moet kiezen bij welke schoolmeester ze wil gaan wonen. Over haar verblijf in een boeddhistisch klooster, waar ze naartoe gaat om zichzelf te bevrijden van negatieve patronen. En dat ze na de dood van haar vader niets krijgt toebedeeld door haar broer, zelfs niet het schaakbord of haar vaders boeken, al is ze van de drie kinderen de enige die weleens schaakt of leest. Maar zou ze wel even de boeken willen inpakken en op de dozen willen aangeven waar in de kast ze hadden gestaan, zodat haar broer ze dan straks wel op dezelfde plek in de kast kan terugzetten?

Zorgvuldigheid

Het zijn grappige, liefdevolle en vaak ook nogal wrange situaties die ze gedetailleerd en knap subtiel beschrijft. Vaak beginnen de beschreven gebeurtenissen met een beeld van een vrouw of meisje, van buitenaf gezien. ‘Het is alsof ik eerst een foto laat zien. Ik kijk met een afstand naar mijzelf en de gebeurtenissen waarin ik mij heb bevonden. Vervolgens zoom ik steeds meer in en beschrijf ik de situatie meer van binnenuit. Wanneer ik schrijf, heb ik alle tijd om precies de goede woorden te kiezen voor wat ik heb te zeggen. Eigenlijk zou ik willen dat jij, wanneer je mijn teksten leest, weet hoe het is om mij te zijn. Zorgvuldigheid is daarvoor essentieel. Ik moet zó zorgvuldig zijn, het zó opschrijven dat het klopt.’

Ik heb alle reden om verdrietig te zijn. Maar dat is geen verkeerd verdriet

Het is die distantie, die nuchterheid ook, die ervoor zorgt dat de toon licht blijft. ‘Waar het in mijn ogen vaak misgaat, met voorlezen, of bij zangers bijvoorbeeld, is dat mensen de emoties al van tevoren hebben bedacht en plakken op wat ze doen. Maar als het er al zo dik boven op ligt, kan de ander zelf niets meer voelen. Door situaties met grote afstand en heel nauwkeurig te beschrijven, ontstaat humor. Het gaat er ook eigenlijk helemaal niet om welke gebeurtenissen je beschrijft, belangrijk is de manier waarop je ernaar kijkt.’

Natuurlijk rakelen die herinneringen verdriet op, knikt ze. ‘Ik heb alle reden om verdrietig te zijn. Maar dat is geen verkeerd verdriet. Geluk is niet tegengesteld aan verdriet. Ik denk dat het eerder een recept voor ongeluk is om verdriet weg te willen duwen. Iemand in het boeddhistisch klooster waar ik heb gewoond zei een keer: “There is something about dealing with the truth that has a happiness in itself.” Daar gaat het over. Zelfs als ze onprettig zijn, dan nog zijn jeugdherinneringen op een bepaalde manier gelukkige herinneringen. Omdat ze een deur openen naar wie je zelf bent. Geluk zit niet in ideale omstandigheden, maar in mogen zijn wie je bent.’

Optreden

Een blik op de klok, we zijn te laat voor de doorloop, Tjitske moet zich haasten. ‘Bij Corrie kun je gelukkig nooit te laat komen, want ze loopt zelf altijd uit.’ De oranje blouse die ze vanavond aan wil, hangt ze alvast op een hanger over de stoel. Moe of niet, ze heeft zin in het optreden. Samen met schrijfsters Manon Uphoff en Christine Otten, vrouwelijke topmuzikanten als Corrie van Binsbergen, Esther Apituley en Fréderique Spigt, en cabaretière Sanne Wallis de Vries, staat ze op het podium en lees ze uit ‘Voor altijd voor het laatst’. ‘Het is nu een boek, ik lees eruit voor. En ja, ik vind dat het best een goed boek is geworden, al kon ik dat op het laatst zelf niet meer zien.’

Ze klimt op het podium en repeteert samen met de muzikanten een van de fragmenten die ze vanavond gaat voorlezen:

*

"Wanneer je op het punt staat te debuteren als schrijver, kun je het beste even niet naar rommelmarkten gaan. Ik was een vrouw die dat wel deed. Sommige rommelmarktverkopers leggen boeken op tafel. De meesten leggen op tafel hun andere spullen en boeken in dozen eronder. Dozen vol veruitwendiging van innerlijke werelden voor vaak al vijftig cent per boek. Ik bedacht dat mijn aanstaande bundel op een dag ook op de rommelmarkt zou liggen. Op hetzelfde moment drong tot me door wat ik al wist maar niet zo duidelijk: wanneer ik schrijf is het enige wat ertoe doet, het enige wat ertoe zou moeten doen, het schrijven zelf." (uit 'Voor altijd voor het laatst')

*

Haar stem is warm, met flair draagt ze stukken tekst voor, als een vis in het water. Eén van de doelen die ze zichzelf als schrijver stelt, vertelt ze, is haar teksten te laten overkomen alsof ze die uit haar mouw schudt. Daarin is ze glansrijk geslaagd – nergens vangt de lezer ook maar een glimp op van de worsteling die Tjitske heeft doorgemaakt in de acht jaar tussen ‘Koerikoeloem’ en ‘Voor altijd voor het laatst’. Jarenlang wilde het schrijven helemaal niet meer lukken. Pogingen ertoe riepen zo veel stress en afweer op dat ze al misselijk werd als ze naar haar bureau liep. Faalangst. Een stemmetje dat riep dat ze het niet kon, dat het toch niet zou lukken.

'Koerikoeloem' heb ik geschreven met heel veel drank en sigaretten. Dat wilde ik niet meer

Koerikoeloem heb ik geschreven met heel veel drank en sigaretten. Dat wilde ik niet meer. Maar elke keer als ik ging schrijven, voelde ik weer de behoefte om te roken of te drinken. Dat heeft te maken met het bezweren van die angst. Hoewel het schrijven op diepgaande wijze bij me hoort, vind ik het tegelijkertijd verschrikkelijk. Omdat ik zelf niet precies weet waar het vandaan komt. Ik kan er mijn wil niet aan opleggen. Ik moet er heel veel tijd aan geven en dan nog weet ik niet of het iets oplevert.

In het wonen in een boeddhistisch centrum in Schotland, wat ik een paar jaar heb gedaan, had ik een fantastisch excuus gevonden om niet te hoeven schrijven. Het lukte toch al niet. Wanneer iets niet lukt, is het handig daar een zogenaamd goeie reden voor te hebben. Ik had trouwens niet in de gaten dat ik mezelf zo voor de gek hield. Een belangrijke leraar van me, Akong Rinpoche, had het gelukkig wel door. Hij liet me weten dat het bestuderen van het boeddhisme geen reden is om met schrijven te stoppen. Of dat ik, als ik schrijven zo vermoeiend vond, een andere baan moest zoeken. Hij drukte me met de neus op de feiten. Ik moest gewoon, net als de meeste mensen, ergens mijn geld mee verdienen. Omdat schrijven al heel lang niet meer ging, besloot ik kleuterjuf te worden. Net nadat ik had uitgezocht wat daarvoor nodig was, lukte het schrijven weer.’

Een gesprek met haar goede vriend Stephen, de man die ze in haar werk ‘de dominee’ noemt, hielp haar vooruit.  ‘Hij zei: “Je denkt dat je je niet genoeg concentreert, maar je concentreert je juist te veel.” Ik linkte zijn uitspraak meteen aan de drank: alcohol maakt je losser, dus eigenlijk moet ik schrijven met die losheid, dus alsof ik drink, maar zónder erbij te drinken. Het is gewoon spelen! Ik was die losheid kwijtgeraakt. Aan bruikbare herinneringen had ik geen gebrek, maar wanneer ik ze probeerde op te schrijven, klonk het meestal te bedacht, te geconstrueerd. Alsof ik het leven eruit had geschreven.’

Ook deed hij haar nog meer inzien hoe mooi het schrijverschap eigenlijk is. ‘Hij zei tegen me: “Wat jullie doen is zo fantastisch, je maakt iets wat er nog niet is!” Hij maakte het belang van wat ik doe groter en dat gaf ontspanning.’

Zo vond ze uiteindelijk het plezier in het schrijven terug. ‘Het merendeel van de mensen zit gevangen in werkomgevingen- en omstandigheden die verre van inspirerend zijn. Ik vind het een groot voorrecht en een groot geluk om zo vrij te zijn als ik ben. Om te kunnen doen wat ik belangrijk vind en daarmee mijn geld te verdienen. Hoe meer ik inzie hoe ongekend waardevol dit is, hoe minder ik het brengen van offers als zodanig ervaar.’

*

"Vriendschap bestond voor mij voornamelijk uit het spelen van vriendschap. Ik zei en deed waarvan ik dacht te weten dat mijn vrienden erdoor zouden denken dat ik inderdaad hun vriendin was. Uiteraard hield ik dit geheim. Ik vond het vreselijk. (…) Ik hoopte dat wanneer ik het voorwenden van vriendschap lang genoeg volhield, wanneer ik tijd bleef besteden aan de mensen die ik mijn vrienden noemde, wanneer ik de uiterlijke kenmerken van vriendschap dagelijks bleef tonen, op een dag de wederzijdse vriendschap er zou blijken te zijn, Zo gaat dat toch? Leren lopen, leren autorijden, een taal leren, een boek schrijven. Om het te kunnen, moet de je eerst doen alsof je het kunt." (uit 'Voor altijd voor het laatst')

*

Terug uit Schotland moest Tjitske niet alleen de angst voor schrijven overwinnen, maar ook een ernstige ziekte. Ook dat drukte haar met haar neus op de feiten. ‘Ik dacht: als ik mijn eenzaamheid wil doorbreken, dan moet ik dat nú doen. Ik besefte dat ik goed voor mezelf  moest gaan zorgen. Ik vond geld bijvoorbeeld nooit zo belangrijk, dacht dat het niet spiritueel was om daarmee bezig te zijn. Maar onlangs heb ik een business bootcamp gedaan. Ik wil leren hoe ik meer kan verdienen. Ook op dat vlak moet ik beter voor mezelf zorgen.’

Ze haalt een stapel gloednieuwe boeken uit haar tas. ‘Kijk, mijn winkeltje,’ lacht ze. Vanavond gaan die exemplaren van ‘Voor altijd voor het laatst’ hopelijk met bezoekers mee naar huis.

De noodzaak van schrijven

Hoe moeilijk ook, schrijven is een noodzaak voor haar, daar is ze inmiddels wel achter – al heeft ze pas sinds kort woorden gevonden om uit te leggen waar die noodzaak voor haar precies in schuilt. ‘In de loop van ons leven leren de meesten van ons af spontaan te zijn. Om te kunnen functioneren onderdrukken we allerlei gevoelens. Dit doen we in alle fasen van ons leven. Wanneer ik schrijf, ben ik bezig deze gevoelens juist toe te laten, en zo opnieuw de toegang te vinden tot mijn oorspronkelijke levendigheid en levenskracht, maar ook tot de oorspronkelijke pijnplekken. Daar gaat mijn werk over. Ik help mijzelf en mijn lezers en publiek om deze toegang terug te vinden en open te houden. Nu ik deze woorden heb gevonden, begrijp ik beter en bewuster het belang dat schrijven voor mij heeft, maar ik begrijp ook beter waarom het zo moeilijk is. Er zijn namelijk nogal wat krachten werkzaam, zowel in mijzelf als om mij heen, waar ik tegenin moet gaan.’

Tjitske Jansen heeft geworsteld en is boven gekomen – met ‘Voor altijd voor het laatst’ als bekroning. Er is ballast van haar af gevallen. ‘Ik ben wel honderd jaar in therapie geweest, maar tot een paar jaar geleden voelde ik me in mezelf gevangen. Vanbinnen lag ik aan flarden. Dat is voorbij. Er is iets wezenlijk anders.’

Ze lacht. ‘Ik denk dat er weinig mensen zijn die op dit moment zo genieten van contact met anderen, van werk, van het leven, als ik.’

Mijn gekozen waardering € -