Dan komt Thais kantoorpersoneel in groepjes tegelijk voor een snelle lunch.
Tot laat in de avond is het een komen en gaan van shoppende en stappende westerse toeristen op zoek naar de echte Thaise keuken.
En direct na sluitingstijd meldt zich ook nog de lokale politie. Voor het innen van ‘theegeld’.
Mevrouw Jin betaalt als vanzelfsprekend. Om te voorkomen dat haar drie jonge Birmese restaurantbediendes stante pede de zaak en het land worden uitgezet.
Thaise economie draait op immigranten
De drie – broer, zus en een goede vriend – zijn legale immigranten op zoek naar een toekomst in het rijke Thailand.
Ze mogen zo aan de slag in een van de grote schoen- en visverwerkingsfabrieken, in de om werkkracht schreeuwende bouw en als kamermeisje of spoelkeukenmedewerker in de nog steeds groeiende toeristenindustrie.
Sterker: Hoewel nauwelijks zichtbaar, draait de hele Thaise economie op zo’n twee miljoen laaggeschoolde werkers uit arme buurlanden als Myanmar, Laos en Cambodja.
Maar voor iedereen waarneembaar in een restaurant bestellingen opnemen en afrekenen mogen ze niet. Zoals ze volgens de aloude Arbeidswet ook geen winkelverkoper mogen zijn.
Om de Thaise werkgelegenheid te beschermen. En, zo heet het, ook de Thaise cultuur.
Thai willen niet in simpel restaurant werken
‘Die wet is niet van deze tijd’, vindt mevrouw Jin.
‘Het gaat te goed in dit land. Zelfs laaggeschoolde jonge Thai voelen zich te min om in een simpel restaurantje te werken. Lange dagen, onregelmatige diensten, bijspringen waar nodig. Was vroeger normaal. Hebben ze nu geen zin meer in. Maakt niet uit wat ze verdienen. Het heeft geen status. Dan gaan ze liever aan de slag bij een branche van een hippe Amerikaanse of Koreaanse restaurantketen in de shoppingmall.’
Zonder immigranten kunnen bedrijven niet groeien
Mevrouw Jin heeft zich aangesloten bij een groep middenstanders, die het Ministerie van Arbeid in een petitie vraagt de wet te moderniseren.
Volgens voorzitter Korpong, eigenaar van een kledingzaak in een toeristenwijk, is de wet de doodsteek voor de middenstand.
‘Zonder personeel kunnen winkels lastig openblijven en al helemaal niet doorgroeien.’
Hij heeft goed ervaringen met Birmezen, Laotianen en Cambodjanen.
‘Ze zijn ambitieus, spreken onze taal goed en beter Engels dan de gemiddelde Thai. Ze praten met klanten, weten hoe ze iets kunnen verkopen. Ze staan niet, zoals de toch wat bedeesde Thaise jongeren, de hele dag afwachtend op hun mobiel te staren. We hebben ze hard nodig.’
Shindy stuurt elke maand geld naar haar ouders
De 24-jarige Birmese Shindy die met haar broer naar Thailand kwam, is bijna een jaar in dienst bij mevrouw Jin. Met plezier.
‘Het is hard werken. Maar we verdienen goed. Veel beter dan in de schoenfabriek. Het leven in Bangkok is duur, maar we kunnen elke maand wat geld opsturen naar onze ouders. Ook door de tips die we krijgen.’
Ze noemt mevrouw Jin een goede baas, ook als die niet meeluistert. En ze geniet van het contact met klanten.
‘Vooral met toeristen, want stellen allerlei vragen over Thais eten. En hoe je de namen van gerechten uitspreekt. Voor ons geen probleem hoor, al komen we uit Myanmar. De Thai behandelen ons als vreemden, maar westerlingen zien geen verschil.’
Wet zal niet snel veranderen
Broer Zaw ziet de wet niet snel veranderen.
‘Dan zou de politie op een andere manier bij moeten verdienen. En zo voorkomt de Thaise regering dat immigranten niet alleen in kleine restaurant en winkels werken, maar dat ook grote zaken en ketens ons verkiezen boven Thai. Als ik mocht, zou ik ook best wel bij de Starbucks willen werken.’