Met 74.5 meter torent de Hallgrímskirkja, IJslands hoogste en best bezochte kerkgebouw, boven Reykjavik uit. Een vrouw bespeelt het pijporgel, maar slechts zes mensen zitten in de banken -waar plaats is voor 1200 personen- en luisteren aandachtig. De overige pakweg dertig bezoekers zijn gewapend met telefoons en camera’s. Ze zijn meer geïnteresseerd in foto’s van het futuristische bouwwerk, dan in bezinning. Dit is kenmerkend voor de situatie in IJsland, waar minder dan de helft van de bevolking zichzelf als religieus beschouwt. Vooral de jongere generatie is minder gelovig; uit een poll van onderzoeksbureau Maskína blijkt dat geen enkele IJslander onder de 25 jaar (inderdaad: 0,0%) nog in het Bijbelse scheppingsverhaal gelooft.
Aangezien de Hallgrímskirkja in verschillende reisgidsen over Reykjavik wordt aangegeven als een must-see attractie, kan deze kerk rekenen op honderdduizenden bezoekers per jaar. Voor veel andere van de meer dan 350 kerken in IJsland (met slechts 364.000 inwoners het dunstbevolkte land van Europa) is dat echter niet het geval. Op Papey (Friar’s Island) staat de oudste en kleinste houten kerk van het land. De laatste dienst daar, een begrafenis, was in 2003. De naamloze kerk is ingewijd, maar missen worden er niet gehouden. De enige bezoekers zijn toeristen die in hun zoektocht naar papegaaiduikers toevallig op het 60m² grote gebedshuis uit 1807 stuiten.
Wel kerkelijk, niet kerks
De religieuze situatie in IJsland is, net als in andere Scandinavische landen, wat paradoxaal. De mensen zijn er kerkelijk, maar niet kerks. Bij hun geboorte worden de meeste IJslanders automatisch lid van de Evangelisch-Lutherse staatskerk. Ook moeten ze als volwassene jaarlijks een religiebelasting van zo’n 75 euro betalen; geld dat als subsidie bij de kerken terecht komt. Dit leidde in 2015 overigens tot een protestactie in de vorm van een opleving van het Zuïsme, een Mesopotamisch geloof. De Zuïstische kerk beloofde haar leden de religiebelasting terug te betalen en had binnen een paar weken meer dan duizenden aanhangers.
Hoewel zo’n 67% van de bevolking momenteel nog steeds tot de Evangelisch-Lutherse staatskerk behoort, geeft bijna 90% van de IJslanders aan nauwelijks of nooit naar de kerk te gaan. Godsdienstsociologen beschrijven dit als vier-wielen-Christendom; gelovigen die de kerk alleen bezoeken als ze daar op vier wielen kunnen komen: in een kinderwagen, trouwkoets of lijkwagen. “We hebben heel veel leden, maar weinig van hen zijn actieve kerkgangers,” beaamt Árni Svanur Daníelsson, predikant van de Evangelisch-Lutherse kerk in Reykjavik. Toch meent Daníelsson dat de meeste IJslanders wel een band met het gebedshuis hebben; “Vooral op het platteland zijn mensen, hoewel ze vaak maar één keer per jaar komen, echt trots op hun kerk.”
Onbezochte kerken
Inderdaad, een dorp zonder kerk is hier ondenkbaar. Zelfs Stafafell, een gehucht met slechts drie inwoners in het zuidoosten van het land, heeft de Stafafellskirkja. In dit gebouw wordt een dienst gehouden met Kerstmis, met Pasen, en in augustus na het hooien. Volgens Sigurdur Olafsson, een van de inwoners van Stafafell, staat de houten kerk de rest van het jaar leeg. Dat betekent echter niet dat het gebedshuis verwaarloosd wordt. Integendeel, de lange blonde IJslander vertelt dat iemand regelmatig uit Höfn, 34km verderop, komt voor onderhoud. Zoals alle kleine dorpskerken is de Stafafellskirkja in goede staat: het gras is netjes gemaaid en er staat een wit hek om de kerkgrond heen zodat schapen, die overal op het IJslandse platteland los rondlopen, er niet bij kunnen.
“Hoewel mensen niet meer iedere zondag komen bidden, heeft de kerk nog wel emotionele waarde en speelt daardoor een belangrijke rol in de samenleving,” stelt predikant Daníelsson. “Dit is met name te zien bij rituelen die mensen op belangrijke kruispunten in hun leven hebben, zoals doop, communie en huwelijk.” In de praktijk spelen deze rituelen zich ook steeds meer buiten het gebedshuis af. Daníelsson heeft net een meisje gedoopt in het huis van haar ouders, terwijl familieleden in Noorwegen via live-streaming meekeken. “Tegenwoordig wordt het merendeel van de baby’s thuis gedoopt,” geeft hij toe. “Maar we zijn veel online actief en proberen er zo voor te zorgen dat mensen hun band met de kerk behouden. Onze leden kunnen mij bijvoorbeeld ook per email om raad vragen.”
Motormis
In Kópavogur, ten zuiden van Reykjavik, heeft hoofdpredikant Gunnar Sigurjónsson zo zijn eigen manier om bezoekers naar de kerk te krijgen. Gekleed in een zwart leren gilet met op de achterzijde het embleem van de Salvation Riders MC over zijn blouse met boordje, verwelkomt hij sinds 2006 jaarlijks honderden motorrijders in de Digraneskirkja voor de motormis. “Ik rij zelf ook motor en dacht dat een themamis de mensen aan zou spreken,” verklaart Sigurjónsson.
De predikant beschrijft zijn dienst als een evenement. “Het is niet iets waar je heen moet, maar iets waar je heen wilt,” legt hij uit. “Bezoekers die ik voor het eerst bij mijn motormis zie, komen later ook wel eens op een gewone zondag. Ik verwacht dat de meeste motorrijders die op komen dagen eigenlijk heidenen zijn; op deze manier slaag ik erin mensen in de kerk te krijgen die normaal niet zouden komen.”
Hij heeft gelijk; motorrijders Jon Orn Varsson, Erling Klingenberg en Fannar Jonsson gaan doorgaans alleen naar de kerk bij de doop van een familielid. “Ik heb het wel geprobeerd hoor, toen ik een jaar lang vlak naast een kerk woonde, maar het was elke week dezelfde saaie bedoening. Langer dan een maand heb ik het niet volgehouden,” vertelt Varsson. “Deze dienst is anders; je ontmoet gelijkgestemden, de muziek is geweldig en het is haast een spirituele ervaring.” Zijn vrienden beamen dit: “We komen al acht jaar en zouden het niet willen missen.” Een trotse Sigurjónsson: “Tijdens mijn motormis zitten er zeker zo veel mensen in de kerk als met Kerstmis!”
Een nachtje slapen in het huis van God
In het begin kreeg de hoofdpredikant veel kritiek op zijn themamis. “Het zou niet traditioneel genoeg zijn, te veel ‘rock ’n roll’ voor in de kerk. Er hangt inderdaad een speciale sfeer, maar het is wel een volledige mis hoor; ik denk dat Luther het ook zo gedaan zou hebben.” Tijdens de dienst varieert de muziek van country en rock tot blues. Een gospelkoor zingt IJslandse versies van ‘Born to be wild’ en ‘Stairway to Heaven’, zelfs ‘After the storm’, het songfestivalliedje van Ilse en Waylon, komt voorbij. Tussendoor lopen motorrijders in en uit – de zwartleren pakken zijn te warm om een uur lang binnen te blijven. De bezoekers komen uit heel IJsland. Men zou zich kunnen afvragen wat leden van de Hell’s Angels of motorclub Devil’s Choice in het huis van God doen? “Ach, zijn we niet allemaal zondaars?” antwoordt Sigurjónsson met een glimlach.
Sigurjónsson is niet de enige predikant met originele ideeën. In IJsland is er ook een dienst voor eigenaren van antieke auto’s en als onderdeel van de ‘fiets-naar-je-werk’ week wordt een mis voor rijwielhouders gehouden. De kerk doet er alles aan om dichter bij de mensen te komen te staan. Geen gelovigen? Ook geen probleem. Kirkjubær in Stöðvarfjorður is omgebouwd tot hostel. Naast de preekstoel staat een TV en een nachtje slapen in het huis van God kan al vanaf 4.500 IJslandse kronen (zo’n 30 euro). De Hofskirkja in Hof wordt slechts sporadisch gebruikt voor diensten, maar wordt beschouwd als cultureel erfgoed en dus beschermd door het IJslands Nationaal Museum. Gebouwd in 1884 is dit de laatste turfkerk oude stijl en een van de weinige turfkerken die nog overeind staan in IJsland.
Geloven in de natuur
Zoals je mag verwachten van een land vol watervallen, vulkanen en gletsjers, speelt de natuur er een grote rol, ook op religieus gebied. Architectuur van kerken is vaak gebaseerd op elementen uit het landschap, zo heeft de architect van de Hallgrímskirkja in Reykjavik zich laten inspireren door de vele basaltzuilen die op het eiland te vinden zijn. Bij de oudste religie van IJsland, Ásatrú, staat de natuur centraal en vinden alle ceremonies in de buitenlucht plaats.
Ásatrú is een voor-Christelijke religie, een heidens geloof dat gebaseerd is op de Noorse mythologie en waarbij het eren van de hogere Germaanse Goden (zoals Odin, Thór en Freya) en de voorouders erg belangrijk is. In IJsland heeft de religieuze organisatie Ásatrúarfélagið, opgericht in 1973 kort nadat Ásatrú als officieel geloof erkend werd, momenteel 4723 leden. Het is de snelst groeiende religie in IJsland, wat volgens waarnemend hogepriester van Ásatrúarfélagið Jóhanna Harðardóttir komt doordat jongeren niet meer tevreden zijn met hun automatisch lidmaatschap van de staatskerk.
Meer spiritueel dan religieus
Harðardóttir leidt ceremonies zoals naamgevingen en begrafenissen. “Voor veel mensen is Ásatrú een levensstijl waarin respect voor anderen, eer en verantwoordelijkheid centraal staan. De meeste van onze leden geloven in de oude goden. Wij aanbidden onze goden niet, maar beschouwen ze meer als vrienden. Ik persoonlijk zie ze als symbolen om van te leren en je tot te wenden voor kracht,” legt ze uit.
Cultuur en folklore speelt ook mee bij deze religie, hoewel Ásatrúarfélagiðs wetspreker Sigurlaug Lilja Jónasdóttir liever van ‘heidendom’ spreekt. “Volgens mij zijn IJslanders meer spiritueel dan religieus,” zegt Jónasdóttir. “Dit heeft vooral te maken met onze Viking geschiedenis. We zijn trots op onze herkomst; op school leert ieder kind de oude sagas en veel volwassenen reizen het eiland rond om plaatsen te bezoeken waar deze verhalen zich afspeelden. Hoewel ik niet geloof dat de regenboog een brug is en Thór met zijn hamer slaat als het dondert, respecteer ik de natuur en alles wat daarin voorkomt.”
Hidden folk: elfjes, trollen en dwergen
De invloed van folklore blijkt ook uit het feit dat veel IJslanders in het bestaan van ‘hidden folk’ zoals elfjes, trollen en dwergen geloven. In Hafnarfjörður is er een zelfs een park met een centrum voor elfen en hidden folk waar storyteller Sigurbjörg Karlsdóttir al meer dan 15 jaar hidden folk tours organiseert. Volgens Karlsdóttir komt dit geloof in elfen vooral door de geïsoleerde ligging van het eiland. “IJsland ligt zó ver van Rome; toen we in 1000 allemaal Christelijk moesten worden, konden we toch onze oude tradities en bijgeloof behouden, zolang we dit maar discreet deden. In meer dan 1000 jaar is er op dat gebied weinig veranderd,” zegt ze.
“De elfen bestaan, de meesten van ons kunnen ze alleen niet zien,” stelt Karlsdóttir, alvorens uit te leggen dat dit komt doordat God hiertoe besloten heeft. Toen God volgens een oude legende op bezoek kwam bij Adam en Eva, en trotse moeder Eva alleen haar schoon gewassen kinderen toonde, maar de vuile verborg, sprak Hij: ‘Wat verborgen is voor mij, zal ook verborgen blijven voor de mensen’. Veel meer relatie tussen de hidden folk en religie is er niet, al hebben de oude legenden ook een moraal en gedragscode.
‘IJslanders geloven vooral in zichzelf’
Tegenwoordig zijn de meeste IJslanders niet direct bereid het bestaan van de hidden folk te bevestigen, maar ook niet om het te ontkennen. Tekenend voor het geloof erin is dat wegen omgelegd worden als er een elfenrots in de weg staat (de meeste elfen leven in rotsen, vooral van lavasteen). Bij de constructie van een tunnel in Bolungarvík in 2011 gingen machines op onverklaarbare wijze kapot. De problemen waren over toen omwonenden hun excuses aanboden aan de elfen die in de lavastenen van Bolungarvík zouden wonen. Ook de stoere motorrijders zouden in zo’n situatie het zekere voor het onzekere nemen. Fannar Jonsson zegt wat veel IJslanders denken: “Ik geloof niet echt in elfen, maar ik geloof er ook niet echt niet in. Als ik een huis wil bouwen en een ziener vertelt me dat op die plaats een elfenrots staat? Tjsa, dan laat ik die rots toch maar met rust. Je weet tenslotte maar nooit…”
En dat lijkt een logische houding in IJsland. In een land zo ongerept en geologisch actief, met geisers, vulkanen en aardbevingen, kan het nooit kwaad om met allerlei mogelijke natuurwezens rekening te houden. Bang voor deze natuurkrachten zijn de IJslanders echter niet. Elfjes daargelaten zijn ze verrassend nuchter en zelfvoorzienend, iets dat ook weer met de geïsoleerde ligging van het land te maken heeft. Een onderzoek van de Europese Commissie uit 2005 wees uit dat meer dan 85% van de IJslanders onafhankelijkheid uiterst belangrijk vindt (het Europese gemiddelde was 53%). Om een quote van de IJslandse zangeres Björk aan te halen: ‘IJslanders geloven vooral in zichzelf’.
Een ingekorte versie van dit artikel verscheen eerder in Volzin