Hij deed onderzoek naar onze zoektocht naar het hogere: ons onbaatzuchtige handelen. Wat bleek? Er is veel eigentijds idealisme. Daarom wil hij afrekenen met het cynisme in Nederland. Er gebeuren immers genoeg goede werken. Cultuurfilosoof Gabriël van den Brink (1950) over 'goed werk'.
"Ik ben katholiek opgevoed. Nu hoor ik niet meer bij een religieuze stroming thuis. In de jaren zeventig was ik een tijd marxist. Nu gaat mijn belangstelling vooral naar een biologische, lichamelijke beschouwing van het leven uit. Traditioneel doen gelovigen goede werken met het oog op het eeuwige heil en ook om hun ziel nú gezond te houden. In de negentiende eeuw verschoof, onder invloed van het sociale denken, het doel van goede werken: het ging erom de samenleving te verbeteren. Vanaf 1970 stellen we het lichaam vaker centraal. Dat heeft invloed op onze werken. Vroeger gaven we geld aan hulporganisaties omdat we solidair wilden zijn met de armen op de wereld. Tegenwoordig vinden we dat te indirect. We gaan zélf naar Afrika om een dorp te helpen. We willen de lichamelijke afstand verkleinen en die mensen een hand geven. Alle zintuigen worden ingezet.
'Werk vreet aan je. Dat leidt tot ongelofelijk veel burn-outs'
Burn-outs
Maar de aloude protestantse werkethiek – het bekende harde werken – is nog altijd actueel. Nog steeds werken we om onze ziel te redden. We zijn workaholic: verslaafd aan het goed doen van ons dagelijks werk. Dat is voor veel mensen een existentiële bestemming, een bijna religieuze opgave. Ze lijden zeer als ze werkloos worden. Niet zozeer vanwege het inkomen dat ze missen, maar omdat ze de zin van hun bestaan kwijt zijn. Intussen worden we ook wel heel moe, want werk vreet aan je. Dat leidt tot ongelofelijk veel burn-outs.
Ik denk niet dat Nederland geseculariseerd is. We nemen geen afscheid van de religieuze traditie, maar we willen goede werken tastbaarder maken dat ooit. Er is nog altijd een streven naar het hogere, daar zijn veel mensen enthousiast mee bezig. We maken elke keer die verbinding tussen hemel en aarde, los van de vraag welke levensovertuiging iemand aanhangt. Mijn voornaam is die van de boodschapper Gods. Gabriël maakt de verbinding tussen het goddelijke en het alledaagse. Mijn overtuiging dat we nog altijd verbinding tussen hemel en aarde zoeken, past dus goed bij mijn naam. Nomen est omen. Ik ben mijn ouders daar zeer dankbaar voor."
Dit interview verscheen eerder in het blad 'Zondag'.