….dat de klachtencommissie van het ziekenhuis was ingeschakeld
Zoals elke algemeen internist destijds (vorige eeuw) had ook ik de begeleiding over een behoorlijk groot contingent diabetespatiënten. Zowel type 1, als destijds ook veel type2. Het waren de beginjaren van de zelfcontrole. Nu is dat haast niet meer voorstelbaar. Hier de flyer van de regionale zorgverzekeraar.
Medewerker zwanger
De (paramedisch) medewerker uit het eigen ziekenhuis met type 1 diabetes bleek zwanger. Dat betekende meteen een opdracht tot scherpe regulatie van de glucosewaarden, de bloedsuikers. Om latere mogelijke problemen te voorkomen. Toen dit speelde hadden we in Nederland al de mogelijkheid gekregen een insulinepomp te adviseren. Met als resultaat een geprogrammeerde insuline afgifte en een scherpe instelling. Zo konden risico’s op complicaties rond de bevalling bij moeder en kind worden teruggedrongen. Meer natuurlijk en meer fysiologisch dan bij een regime van kort- en langwerkende insulines. Daarbij frequente zelfcontrole van glucosewaarden. Want die zelfcontrole was natuurlijk al een hele verbetering voor patient en dokter.
Insulinepomp
Een Insulinepomp zou een verwijzing betekenen naar een centrumziekenhuis. Daar waren de ervaring en medisch-technische begeleiding rond de klok beschikbaar.Dat kon ons kleine ziekenhuis toen nog niet opbrengen. Maar verwijzing was nou juist niet de bedoeling, zo stelde patiente. Zij wilde geen pomp! Regulatie zou gewoon moeten doorgaan in het eigen ziekenhuis. Zoals voordien trouwens bij zwangerschap gebeurde. Maar dat blijkt dan toch een dilemma voor de dokter. Is dat optimale zorg? Zoals te verwachten waren er toch vrij instabiele bloedsuikers en en moest de dosering insuline geregeld worden opgehoogd. De prijs daarvoor waren af en toe optredende lage bloedsuikers, hypo’s. Dat bleek bij de geregelde polikliniek controles. Overigens zonder ernstige symptomen van hypo’s. Dat gaf toch wat kopzorg. Ik besloot dat patiënte nog eens vervroegd langs moest gaan bij onze diabetesverpleegkundige. Daartoe werd een afspraak gemaakt. Op korte termijn zo veronderstelde ik.
Diabetesverpleegkundige
Enkele weken later kwam patiënte zeer verontrust bij mij. Zij deelde mij mede dat ik haar situatie ongunstig had beïnvloed. Immers de vrij frequente hypoglycemie bij haarzelf zou mogelijk hersenbeschadiging bij de foetus veroorzaken. Deze kennis had zij opgedaan via een hooggeleerde. Dat zou voor mij een probleem worden. Tot mijn schrik bleek de afspraak met de diabetesverpleegkundige pas drie weken na mijn verwijzing te hebben plaatsgevonden. En niet min of meer aansluitend zoals ik blijmoedig had gedacht. Want patiënt en verpleegkundige waren werkzaam en dagelijks aanwezig in ons ziekenhuis. Maar de diabetesverpleegkundige bleek een wachtlijst van drie weken te hebben opgebouwd.
Klachtencommissie
Bij de Klachtencommissie van het ziekenhuis moest ik mijn verhaal doen. Uren werk en belastend. Extra pijnlijk omdat ik met de medewerker op de werkvloer ook geregeld te doen had. Ik heb het allemaal zorgvuldig en zakelijk proberen te houden. Uiteindelijk is de zwangerschap ongecompliceerd verlopen en met als resultaat een gezonde baby. Vele weken later kwam patiënte naar mij toe op het werk. En vroeg mij of ik nog wel bereid was om haar diabetes te blijven behandelen na wat er voorgevallen was. Ik heb toen oprecht gezegd dat ik dat best wel wilde. Ik was ook blij met het goede beloop. Nadien nooit meer een wanklank gehoord. En prettig blijven samenwerken.
Reflectie:
Ik denk dat dit dossier weinig aan actualiteit en leermomenten zal hebben verloren. Toch? Meer nog dan destijds is de begeleiding van diabetes een teaminspanning geworden. Met standaarden (waaraan ik zelf nog op landelijk niveau heb meegedacht). En met zelfcontrole en -regulatie als doel. We spraken nog niet over ‘shared decision making’, maar dat was meestal de dagelijkse praktijk. Zo ook hier. Was het verantwoord de behandeling ook tijdens de zwangerschap -weliswaar aangepast- op de oude voet voort te zetten? Ik herinner mij nog goed dat dilemma. De voorwaarden daartoe leken gunstig. De klacht over evt. lange termijn nadelige effecten op het brein van het nageslacht door de hypoglycemie was een koude douche. Mij ook niet bekend. Deze opvatting van patiënte werd bevorderd door het feit dat zij drie weken lang geen contact had gehad met een hulpverlener (de diabetesverpleegkundige). Daarmee was vermoedelijk het ‘hypo’probleem ‘een olifant in de kamer’ geworden. En had zij elders geïnformeerd. De Klachtencommissie van het ziekenhuis had niet veel begrip voor mijn positie. Ik had moeten verifiëren of de afspraak met de diabetesverpleegkundige was geëffectueerd. Dat laatste is waar en daarover bestaat ook wel jurisprudentie (Tuchtraad). De literatuur is ook nu nog steeds geruststellend t.a.v. eventuele uitkomst van scherpe regulatie (inclusief hypo) op het kind. Een onvergetelijke ervaring al met al.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering voor auteur Jan Taco te Gussinklo laten blijken door een kleine bijdrage te doen.