Jan Esser, pionier in plastische chirurgie: echt een schaker …

Johannes (Jan) Esser (1877-1946) was één van de grondleggers van de plastische chirurgie en uitvinder van de nog steeds gebruikte Esser-inlay. Hij was miljonair, kasteelheer, speculant en had een gezin. Was huisarts, tandarts én wetenschapper.

Esser had een grote kunstverzameling; als een van de eersten zag hij de waarde van Mondriaan, Witsen, Breitner en Sluijters. Hij was met hen bevriend. Ook was hij een van de eerste officiële Nederlandse schaakkampioenen: in 1913.

Ach, dat schaken deed hij er gewoon even bij.

Bij zijn dood in 1946 was Esser arm en vergeten.

Later kwam de erkenning. In 1983 verscheen een proefschrift over hem van Barend Haeseker  en in de jaren nul publiceerde Ton Neelissen Het tomeloze leven van Johannes Esser. grondlegger van de plastische chirurgie; een portret in panelen.

Vorige maand verscheen wéér een biografie: Ik wil koning zijn: de lotgevallen van het genie Johannes Esser. Geschreven door David de Poel, die al eerder biograaf was van de schrijvers Rene/Renate Stoute en Frans Pointl.

De Poel zit middenin het onderwerp; hij heeft al lange tijd een relatie met een kleindochter van Esser, Lidewij. die haar opa nooit gekend heeft. Hij had dus toegang tot familie-archieven, memoires van Esser (in drie talen!) en de overlevering.

Werkwijze

De Poel schrijft in zijn boek dat hij Essers leven niet wilde

‘omzetten naar fictie, het moest wel een biografie worden. Ik besloot zijn leven te benaderen als romanschrijver en niet als wetenschappelijk biograaf, om Jan Esser dicht op de huid te kunnen zitten, met hem mee te kunnen leven.

Ik wilde niets verzinnen en dat hoefde ook niet.’

Aldus ging De Poel reconstrueren. Dat is de taak van de biograaf. Hij wil niet verzinnen, maar toch (?) schrijft De Poel in romanvorm. Voorbeelden, we zijn in 1913 aanbeland:

Tegen Olga zei Jan: ‘Ik wil een manier vinden waarbij ik geneeskunde en mijn liefde voor kunst, of beter gezegd de beeldhouwkunst, kan combineren.’

Even later, ‘Jan’, zoals hij in de biografie kameraadschappelijk heet, spreekt:

Tot nu toe faalde ik op geen enkel vlak. Mijn studie heb ik met succes afgerond; ik werd Nederlands schaakkampioen, mijn kunstcollectie behoort tot een van de belangrijkste van Nederland. Ik wist welk pad ik moest bewandelen om te komen waar ik wilde zijn. Dat lukte met hard werken doorzetten en in geval van mijn schilderijen: vertrouwen op mijn goede smaak (…)

En Esser loopt, en reist en praat en denkt. En net als bij de fameuze Wilders-biografie door politicoloog Meindert Fennema denk ik: ‘Hoezo? Was de biograaf bij al die gesprekken?’

Oké, elke biografie zal iets hebben van een fantasie, daar een mens zich nooit volledig zal laten kennen. Ook ik heb me in mijn boekje over Bobby Fischer, toevallig ook een schaker, schuldig gemaakt aan invullen. Maar die alwetende verteller-stijl is zeker te bekritiseren:

Citaat van dereactor.org: ‘Het is een werkwijze die de laatste jaren wel vaker wordt toegepast in non-fictie, zoals in De Prooi van Jeroen Smit, over ABN AMRO. Je verzamelt informatie door met een aantal betrokkenen te spreken, en uiteindelijk schrijf je alles in de indirecte rede op. Zo kun je het verslag rangschikken en kleuren, zonder daarvoor zelf verantwoording te hoeven afleggen.’

Fennema verdedigde zich destijds tegen de kritiek op zijn boek in De Groene:

‘Weisglas wilde eerst niet meewerken aan mijn boek, maar in een later stadium was hij wél bereid om delen van het manuscript te lezen. Weisglas was zeer verbaasd dat ik zijn interventie in die fractievergadering zo precies gereconstrueerd had. Hij was niet weinig uit het veld geslagen toen ik hem vertelde dat ik zijn toespraak zelf verzonnen had.
Er is echter ook een aantal door mij geconstrueerde gebeurtenissen die bij nader onderzoek niet juist bleken te zijn. Die heb ik weer geschrapt. Er is nu al een derde, gecorrigeerde, druk die de waarheid dichter benadert dan de vorige. Maar ook die bevat passages met gedachten of uitspraken van Wilders die ik zelf heb bedacht en die nog niet zijn geverifieerd.’

Verbluffend hoe makkelijk Fennema hier toegeeft dat hij fabuleert.

Vertellen

Ik hield de nadelen van dit stijlmiddel in mijn achterhoofd en las door in De Poels boek.

Het leven had voor Esser iets eenvoudigs, zoals De Poel het beschrijft. Esser doet van alles, hij handelt, hij trouwt, hij verbouwt, hij wordt even tandarts, huisarts, schaker. Hij is geslaagd en wordt dan plastisch chirurg. Hij heeft een fijne neus voor van alles, hij is geniaal. Op de een of andere manier lijkt het alsof echt alles lukt, alsof hij een groot deel van zijn leven nooit faalt.

Een zondagskind?

Nee, een harde werker. Een handige jongen soms.

Schaken

Als De Poel over schaken schrijft, is hij soms wat onnauwkeurig. Met de fameuze Olland gaat het mis (De Poel schrijft dat Esser nooit van Olland kon winnen. Onwaar). Een partij heet foutief ‘wedstrijd’. Het zijn bekende fouten van niet-schakers; geen halsmisdaden.

Esser was in 1908/09 voorzitter van de Nederlandse schaakbond. Hij werd officieus Nederlands schaakkampioen in 1908. In 1913, het NK was net ingesteld, werd hij het officieel – hij won een match van Rudolf Loman met 3,5-0,5. Esser won in 1910 een vrije match tegen toenmalig wereldtopper David Janowski die datzelfde jaar tegen Lasker om de wereldtitel speelde. Esser versloeg ook schaaklegende Richard Réti, onder meer bekend van de Réti-opening.

Schaken deed Esser erbij, krijgen we de indruk. Het spel gaf hem op school, waar hij werd gepest, veel zelfvertrouwen:

Mijn energie, wilskracht en volharding werden erdoor gestimuleerd en vijandschap en pech konden me niet meer raken. Ik raakte vervuld van optimisme en levenslust en de zekerheid dat ik steeds meer zou kunnen en successen behalen.

Publicist W.A.T. Schelfhout schreef over Esser:

‘Een speciale studie van deze of gene opening maakte hij nooit! Zijn gespeelde partijen keek hij nooit meer aan. Trouwens, aan analyseren had hij steeds een broertje dood.’

Het schaakspel analyseren deed Esser dan niet graag, maar in het echte leven gedroeg hij zich wel als een schaker. Hij bereidde zich extreem goed voor – zijn studie tot plastisch chirurg bijvoorbeeld. En hij kon goed improviseren, net zoals dat je aan het bord moet doen.

De idealist

Esser was betrokken bij verminkten. Zijn droom: een vrijstaat oprichten voor de verminkten aller landen, die zo een menswaardig uiterlijk en hun leven zouden terugkrijgen.

‘Ik wil koning zijn,’

schreef hij.

In 1937 kon hij die droom realiseren. Hij had vele politici en wetenschappers gesproken en eindeloos gratis operaties verricht.

Ein-de-lijk kreeg hij de kans: de Griekse overheid wilde hem het eilandje Kyra Panagia te beschikking stellen. Esser mocht inwoners eigen paspoorten geven. Hij moest alleen toestaan dat er twee politie-agenten op het eiland gestationeerd werden.

Even toegeven en hij zou koning in zijn eigen spel worden.

Helaas… Biograaf De Poel walst er in een paar zinnen op pagina 263 overheen: Esser kon niet akkoord gaan omdat hij grensproblemen vreesde. Verdere uitleg blijft uit, misschien is er niet meer bekend.

Het blijft een zwak punt in de biografie, temeer daar De Poel in het eerste hoofdstuk het verkrijgen van dit eiland centraal stelt

WILDE Esser zijn droom NIET realiseren? Was hij bang?

Hij weigerde dus, ging verder met zijn plan, en toen brak de Tweede Wereldoorlog uit.

Aan het begin van die oorlog raakte miljonair Esser bijna alles kwijt. Hij reisde met zijn zoon op een camper door de Verenigde Staten. Hij was gescheiden van zijn vrouw en de rest van zijn gezin. Hij stierf arm en klonk in brieven teleurgesteld en achterdochtig.

De laatste jaren van zijn leven werkte hij aan een boek waarin hij wetenschappen trachtte te combineren. Hij zag het als taak ‘de toekomst van de mensheid’ veilig te stellen.

Wat een overschatting! Esser doet zodenken aan bepaalde morosofen met hun wereldomvattende ideeën.

Esser schreef zinnen als:

‘Als ons bewustzijn groter zou zijn, zouden we meer energie moeten besteden aan zaken die voor ons leven minder belangrijk zijn (…) Ook krijgen we alleen zintuiglijke indrukken als de ogen of oren met een object contact kunnen maken.’

Ze komen over als wartaal:

– Wat is dan een groter bewustzijn?

– Een plastisch chirurg weet toch dat bijvoorbeeld voelen met de HUID zintuiglijk is?

Esser klonk bepaald niet altijd zo. Hij moet slim zijn geweest.  Ook in menselijke betrekkingen. Hij geeft prachtige adviezen, die zo in een rubriek hadden kunnen staan. Zoals in een brief aan zijn dochter Carla:

‘Dat je geen direct resultaat had van je opleiding is niet belangrijk. Mijn grootvader leerde me dat alles wat je leerde, de enige waarden waren die je nooit mag verliezen.’

Een andere dochter raadde hij aan niet zoveel te lachen.

Esser kon een botte hork zijn. Zijn brief tijdens zijn tijd in Amerika aan zijn vrouw van wie hij al jaren gescheiden leefde, loog er niet om. En passant, om maar een schaakterm te gebruiken, beschuldigt hij haar van overspel. En net als in deze tijd, met andere communicatiemiddelen, kan ze zich niet verweren tegen zoveel achterdocht en stelligheid.

Psychologisering?

Had Esser het hoog in de bol met al zijn plannen (eerst die vrijstaat, koning zjn, later de toekomst van de mens veilig stellen middels een boek)? Was hij eenzaam? Zo komt hij wel op mij over.

De Poel waagt zich niet aan psychologisering. Mooi. Hij laat het aan de lezer over.

En die denkt: op het moment dat Esser goud in handen heeft (de vrijstaat) durft hij niet. Laat hij op iets kleins, een enkele politie-agent op een eiland klappen.

Ik snap het niet, maar dat hoeft ook niet.

Ik wil koning zijn maakt, en dat is misschien niet eens de boodschap die de biograaf erin stopte, duidelijk dat zelfs de (schijnbaar) meest logische mensen zich niet logisch gedragen.

Deze beschouwing kan alleen maar eindigen met Esser – Réti, Boedapest 1916. Een partij met een logisch einde:

1.d4 d5 2.Pf3 Pf6 3.Lg5 e6 4.e3 Le7 5.c4 O-O 6.Pc3 b6 7.Tc1 Lb7 8.cxd5 exd5 9.Ld3 Pbd7 10.O-O a6 11.De2 c5 12.Tfd1 c4 13.Lb1 b5 14.Dc2 Te8 15.Pe5 Pf8 16.Df5 Db6 17.Pe2 Lc8 18.Df3 Le6 19.Pf4 Tad8 20.Pxe6 fxe6 21.h4 P8d7 22.Lxf6 Pxf6 23.g4 Ld6 24.g5 Lxe5 25.dxe5 Pd7 26.Dh5 Pf8 27.Td4 Dc7 28.f4 g6 29.Dg4 Pd7 30.h5 Pf8 31.Kf2 Dg7 32.Th1 Tc8 33.hxg6 hxg6 34.Th6 c3 35.bxc3 Txc3 36.Td1 b4 37.Tdh1 Kf7

38.Lxg6+ Pxg6 39.Th7 Tc2+ 40.Kf3 Txa2 41.Txg7+ Kxg7 42.Th6 en Zwart gaf het op.

Ik wil koning zijn: de lotgevallen van het genie Johannes Esser / David de Poel. Prometheus, Amsterdam. 342 p. € 25,99.

Mijn gekozen waardering € -

Wat ik hier wil, doe ik al vele jaren via andere media en podia. Het geven van een niet per se brave visie op thema's als maatschappij, man-vrouw-verhoudingen, liefde, vrijheid van meningsuiting en migratie. Of op taal. Op sport en spel. Hierbij zal ik niet altijd een kant kiezen - soms ook wel!- en vaak ook analyseren. Ik ben geen wetenschapper en zal dus soms ook (erg) persoonlijk zijn en ook wel eens sneren. Volg mij en steun mij: u zult soms teleurgesteld worden en soms het geheel met me eens zijn. En alles daartussen.