Jan Renkema – de Schrijfwijzer – ‘Een spelfout is communicatief gezien net zo erg als slechte adem’

Het zijn zware tijden voor taalpuristen. Verengelsing, genderneutrale voornaamwoorden, begrippen die in de ban gaan, Kiev of Kyiv, en u werd ineens jij. Het Nederlands wordt opgeschud én afgevlakt, niet zelden om maatschappelijk veranderingen in gang te zetten. Wat vindt Jan Renkema – auteur van de Schrijfwijzer – van huidige taaltrends? "Langs elkaar heen praten, vind ik een duizendmaal ergere taalfout."

Op jonge leeftijd vraagt Jan Renkema (Emmen, 1948) zijn ouders al de oren van het hoofd: ‘Waarom heet Coevorden, Coevorden? Waarom is een tafel, een tafel?’ Niet verwonderlijk dat hij Nederlands gaat studeren. Jan Renkema: ‘Ik dacht: die taal ken ik al, dan kan ik me vooral bezighouden met wat taal eigenlijk is.’
Rond zijn dertigste schrijft Renkema de Schrijfwijzer (1979), een taalhandleiding die onverwacht en onbedoeld zijn levenswerk wordt. Nog altijd is de Schrijfwijzer — inmiddels de zesde editie en bijna een half miljoen verkochte exemplaren — een kompas voor wankelmoedige schrijvers ‘om snel verder te kunnen met hun werk’. En hoewel Jan Renkema al jaren met emeritaat is, blijft hij zijn taalverwondering en tips delen. Ook op twitter.

U bent emeritus-hoogleraar tekstkwaliteit aan de universiteit van Tilburg. Wat behelst die leerstoel?
‘Die onderzoekt of een tekst voldoende kwaliteit heeft. Van verzekeringspapieren tot de uitnodiging voor de ouderavond, en van een telefoongesprek met de klantenservice tot arts-patiënt-communicatie. Het is de bedoeling dat een spreker, of schrijver goed overbrengt wat hij bedoelt, en dat de luisteraar, of lezer de boodschap opvat zoals die is bedoeld. Het zal niet verbazen dat daar veel mis bij gaat. Eigenlijk is het verwonderlijker dat communicatie lukt, dan dat ze mislukt. Vandaar deze speciale leerstoel tekstkwaliteit. Het probleem ‘slechte teksten’ lossen we er helaas niet mee op. Taal verandert voortdurend, waardoor ze een blijvende uitdaging is.’

Ruim veertig jaar geleden schreef u een ‘handboek voor duidelijk taalgebruik’. Hoe kwam u op het idee de Schrijfwijzer uit te brengen?
‘Eerlijk gezegd was het niet mijn idee. Ik was leraar Nederlands en mijn hoogleraar vond dat ik moest promoveren op een belangrijk onderwerp. Dat werd De Taal van Den Haag. In mijn overmoed reageerde ik vervolgens op het bericht dat de overheid een commissie Duidelijke Taal wilde instellen. Anne Vondeling, destijds Tweede Kamervoorzitter, vroeg me toen om in Den Haag te komen werken.
Als taalkundig adviseur corrigeerde ik Kamervragen en hielp ik bij het schrijven van moties en overheidsrapporten. Tijdens een overleg werd opgemerkt dat er geen duidelijke handleiding was die ambtenaren bij schrijfkwesties konden raadplegen. ‘Renkema, kun jij dat boek schrijven?’, werd toen gevraagd. Het was dus eigenlijk een opdracht van mijn werkgever. Aanvankelijk werd de Schrijfwijzer uitgegeven door de Staatsuitgeverij SDU.’

De eerste drukken lijken inderdaad op een ambtelijk stuk: een donkerbruine omslag met vrijwel onleesbaar: ‘J. Renkema’.
‘Is dat zo? Wat grappig. Een ambtenaar wordt natuurlijk niet met zijn of haar voornaam aangeduid, zeker niet in die tijd. Wel is toen afgesproken dat het boek een persoonlijke uitgave was van deze auteur.’

Het heeft u geen windeieren gelegd.
‘Inderdaad, hoewel ik er niet alleen in overheidstijd aan heb gewerkt. Ook in de avonduren, waarbij ik dankbaar gebruikmaakte van vragen van lezers van het maandblad Onze Taal, waar ik toen eindredacteur van was. Ze stuurden me kwesties als: waar moet ik een komma plaatsen, of welke aanhef zet ik boven mijn sollicitatiebrief?’

We moeten het dus over het taalgebruik van die bank hebben.

De huidige Schrijfwijzer is drie keer zo dik — 200 pagina’s werden er 608 — en heeft een site met een persoonlijke inlogcode. Voor studenten is er een compacte versie. Heeft de populariteit u verrast?
‘In het begin hoopte ik nog dat het boek niet binnen een paar jaar bij De Slegte zou belanden. De Schrijfwijzer was bedoeld voor ambtenaren, maar in de loop der tijd zijn er nieuwe doelgroepen bijgekomen met eigen taalkwesties, zoals journalisten, secretaresses, ingenieurs, en dus ook studenten die aan de slag moeten met academische teksten. Inmiddels besteedt het boek ook aandacht aan e-mailverkeer en het gebruik van sociale media.
Het heeft me vooral verrast dat zoveel mensen willen weten ‘hoe het hoort’, en dat ze aandragen wat er allemaal fout gaat. Dat ze regels willen, betekent niet altijd dat ze liefde voor taal hebben. Terwijl dat in mijn ogen veel belangrijker is.’

Wat zijn in de afgelopen veertig jaar belangrijke veranderingen in ons taalgebruik?
‘Een groot verschil is dat we toen op papier schreven en nu vooral op een scherm. Schrijven op papier, met de hand of met een typemachine, is geestelijk een ander proces. Het betekent dat je tevoren zoveel mogelijk over de opbouw van je tekst en de zinnen moet nadenken, omdat er vrijwel geen correctiemogelijkheden zijn. Die noodzaak is verdwenen. Ook leest tekst op een beeldscherm anders dan een gedrukte tekst. Je kunt niet zomaar de content – let op: content is iets anders dan inhoud, content is voor de site – van je papieren producten een-op-een overzetten op het scherm.
Een tweede belangrijk verschil is dat er tegenwoordig onnoemelijk veel meer teksten geproduceerd worden, en vaak niet de beste. Hierdoor is het stukken moeilijker geworden om de aandacht van de lezer vast te houden.
Als derde merk ik dat mensen veel makkelijker over schrijven zijn gaan denken, waarschijnlijk ook omdat het zo eenvoudig is om digitaal tekst te verwerken, met knippen, plakken en deleten. Terwijl schrijven een moeilijke klus is, waar je ruim de tijd voor moet nemen. Een goede tekst ontstaat pas als je iets te zeggen hebt en erover nagedacht hebt. Dat wordt nogal eens vergeten. Toch is dat veel belangrijker dan het verkeerd plaatsen van een komma. Als een tekst slecht is, helpt een komma ook niet. Voor de opbouw van je tekst is het belangrijk dat de zinnen goed met elkaar verbonden zijn, dat ze ritmisch goed lopen, en dat de taal een melodie heeft.’

‘Waarbij het vaak verkeerd gaat, zijn bijvoorbeeld notulen. Als de notulist geen ster is in schrijven, moet hij of zij die taak niet op zich nemen. Wat heb je aan slechte notulen, waarin besluiten niet terug te vinden zijn, en hoofd- en bijzaken door elkaar lopen? Daarover komen dan discussies, of mensen nemen de vergadering niet serieus. Kortom, er ontstaan allerlei fricties als gevolg van slechte notulen. Taal heeft veel meer consequenties dan men denkt.’

Is goed spellen nog belangrijk?
‘‘Man vermoord’ is iets anders dan ‘Man vermoordt’. Buiten dat, wie spelfouten maakt, kán bij de lezer overkomen als iemand die slordig is, of die je niet serieus hoeft te nemen. Neem de onderwijzer die spelfouten maakt. Een spelfout is communicatief gezien net zo erg als slechte adem.
Sommigen malen er niet om, maar ‘ik wordt’ is in een officiële tekst echt niet wenselijk. En een dt-fout is een ernstigere spellingkwestie dan bijvoorbeeld kliënt met een k. Want die ‘k’ kán een eigen betekenis hebben. Bijvoorbeeld dat het om een ander soort klant gaat dan de cliënt van een zorgverlener. Dus hoewel er spellingsregels zijn, gaat het om meer dan alleen die regels. Spelling zegt ook iets over de persoon. Iemand kan losjes of jeugdig willen overkomen en op sociale media expres ‘me vriend’ schrijven. Zo werd ik een keer door een jonge taalgebruiker erop geattendeerd dat ik in mijn twitterberichten punten gebruik. Dat zou te agressief overkomen. Dat was nieuw voor mij.’

Heeft u uw tweets aangepast, of dacht u: wen er maar aan?
‘Het laatste, omdat ik niet veel voor jongere taalgebruikers schrijf. Ik had een grapje kunnen maken in de trant van: ‘Ik zet tóch een punt, terwijl ik weet dat jullie dat niet doen, het is maar zo.’ Ik ben 70-plus en ga dat niet veranderen. Ik heb er geen probleem mee dat anderen geen punt in hun tweets zetten. Echter als dit ook in andere media gebeurt, zoals in een brief, dan zal ik wel aan de bel trekken, want een tweet is wat anders dan een brief. Je moet je aan de regels houden die voor het genre gelden.’

Een doorn in het oog van velen is de toenemende verengelsing.
‘Je kunt niet zondermeer stellen dat er geen Engelse woorden gebruikt mogen worden. Tiny houses zijn geen kleine huisjes, want dat zijn arbeiderswoningen, en mini-huisjes staan in Madurodam. Waarom spreken sommige ouders over kids en anderen over kinderen? Wie het over kids heeft, afficheert zich blijkbaar als moderne ouder. Als zo’n woord blijft bestaan, krijgt het inderdaad een betekenis die ouders geschikter vinden voor wat ze willen uitdrukken. Een ander voorbeeld: ‘huren’ is iets anders dan leasen. Je kunt een auto huren, maar een auto leasen is toch iets anders. In principe ben ik niet voor het introduceren van allerlei Engelse termen, maar in dit soort situaties is het een verrijking van onze taal.’

Bij de telefonische helpdesk van Philips kun je alleen nog met Engels terecht.
‘Engelse woorden die een verrijking zijn van onze taalschat zijn kennelijk nodig. Maar Engels gebruiken uit gemakzucht of om indruk te maken, daar moet je je stellig tegen teweer stellen. Teksten nodeloos ingewikkeld maken en willen imponeren via taal moet worden afgestraft. Dit geldt ook voor: ‘dat is niet mijn kopje thee’, zeg gewoon: ‘dat is niet mijn pakkie-an’.’

Kent u de term ‘vertraagtaal’ van dichteres Lieke Marsman? Dit is taal die niets zegt en tot niets aanzet, bedoeld om uit te stellen en te verwarren.
‘Zeker. Veel schrijvers, waaronder Goethe, wezen er al op: hoe overdadiger de woorden, hoe minder betekenis erin zit. Dan kun je lekker doorkletsen en je eigen systeem van de werkelijkheid knutselen. Echter vaag-, of vertraagtaal kan ook door de media-industrie worden bevorderd. Een minister die een microfoon onder zijn neus krijgt, terwijl er niets te melden is, vlucht in vaagheden. Mogelijk is hij bang om niet besluitvaardig over te komen. Alsof iemand altijd iets zinnigs te zeggen heeft. Zo’n minister kan beter zeggen: ‘Ik heb daar nu nog geen antwoord op.’
Aan de andere kant worden ontwijkende, nietszeggende teksten en antwoorden vaak geaccepteerd. Door journalisten en bijvoorbeeld ook in de Tweede Kamer. Kamerleden reageren bijvoorbeeld als door een wesp gestoken: ‘Dat mag u niet zeggen.’ Maar niemand vraagt: ‘Waaróm spreekt u over een tsunami van vluchtelingen? Wat verstaat u eigenlijk onder een tsunami?’ Discussies zijn vaak niet diep en niet precies genoeg.’

‘De helft van ons taalgebruik is dat iemand zich uit, de andere helft is dat de ontvanger de boodschap aanneemt. Beide moeten zo goed mogelijk op elkaar aansluiten. Daarom moet je je woorden en spelling zó kiezen dat jouw boodschap bij de ander kán binnenkomen. Dit laatste wordt vaak vergeten. De ontvanger van een onleesbare brief schrijft niet terug: ik begrijp uw brief niet. Hij wil niet dom overkomen, of denkt onterecht dat hij wel begrijpt wat er staat. Ik verzet me er daarom tegen dat actoren altijd schuldig zijn aan vaag- of vertraagtaal. Ontvangers accepteren die blijkbaar, of hebben niet de moed om de discussie écht aan te gaan. Het resultaat is nog meer miscommunicatie.’

Sommige woorden kregen een andere lading, zoals blank, en zelfs ‘dames en heren’.
‘Als een woord als beledigend wordt ervaren, moet je dat uit communicatief oogpunt niet gebruiken. Wel blijft de vraag in hoeverre je daarmee rekening moet houden. De NS verving ‘dames en heren’ door ‘reizigers’. Hier liggen kwesties onder die niet in taal oplosbaar zijn, is mijn stelling. Als je geen ‘dames en heren’ durft te zeggen, zit daaronder dat sommigen jou dat opdringen en de taal naar hun hand willen zetten. Een ouder voorbeeld is het woord allochtoon. Daaronder zit: iemand bepaalt hoe hij aangesproken wordt. Maar zo werkt taal niet, taal werkt alleen als ze gemeenschappelijk is.’

Musea verwijderen of vervangen begrippen uit beschrijvingen van kunstvoorwerpen. Tegelijkertijd zijn er mensen die niet wit genoemd willen worden, omdat ze blank — blanco, blanche, blanc — in basis geen fout woord vinden.
‘Dit gebeurt uit respect voor mensen die zich gediscrimineerd voelen, en uit schaamte voor wat er in het verleden is gebeurd. Echter je bent er niet als je het woord slaaf vervangt door ‘tot slaaf gemaakte’. Als je blank verandert in wit, is er dan meer respect, verandert er dan iets? Mijn bezwaar hiertegen is dat het buitenkantoplossingen zijn. Het kan zijn dat je tegen iemands zere been schopt, maar waarom is er een zeer been? Niet door de taal. Ik denk aan de oude uitdrukking: de mug uit de wijn ziften en de kameel doorslikken. Dit betekent dat je vit over vrij triviale dingen die verkeerd zijn, maar je mond houdt over echte misstanden. Langs elkaar heen praten, vind ik een duizendmaal ergere taalfout.’

Misschien hoopt men door taal de samenleving te veranderen?
‘Dat is dan een misvatting. Natuurlijk is taal heel machtig, anders zouden mensen zich niet ergeren, maar als je denkt dat je daarmee misstanden opheft, dat kun je vergeten.’

De Volkskrant schrijft Kyiv in plaats van Kiev, uit solidariteit met Oekraïne. Niet iedereen vindt dat handig, vanwege uitspraak en woordbeeld. Wat vindt u van die keuze?
‘Alweer een buitenkantoplossing. Als uiting van steun aan Oekraïne ben ik er niet tegen, maar de krant schrijft ook niet Paris, of Great Britain. Het is een stellingname, geen taalkwestie.
In de ene helft van de Schrijfwijzer leg ik praktische afspraken uit, over citeren, over hoe je een alinea-indeling maakt. Maar de kern van mijn betoog staat in de andere helft: wanneer je een gedachte, een bericht, of gevoelens wilt overdragen, moet je ervoor zorgen dat de ander die wil accepteren. Als Kyiv niet duidelijk is, zou ik het terugdraaien. Als Kiev velen tegen de haren instrijkt, gaan we vanzelf Kyiv schrijven, dat regelt de taal vanzelf.’

De meisje, het bedrijf en haar medewerkers, wiens en wier: mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
‘Het geslacht van woorden hoort tot de top-tien van taalvragen waar mensen over vallen, of hebben leren vallen. Dat bedoel ik niet negatief. Ik denk dat we ons er maar niet te veel aan moeten storen en ze stilzwijgend verbeteren, waar het kan. Wel moet een gekozen bezittelijk voornaamwoord – zijn of haar – of verwijzing consequent blijven binnen de tekst. Anders is het als het dragen van twee verschillende sokken.’

Het is verwonderlijker dat communicatie lukt, dan dat ze mislukt.

Vindt u spelfouten ernstiger dan grammaticale?
‘Ja, omdat spelling een vastgelegd afsprakensysteem is. ‘Belangrijkste’ of ‘meest belangrijke’, wier of wiens, hen of hun – grammaticaregels zijn niet vastgelegd, ze bestaan door onderling gebruik. Daar is altijd al verwarring over geweest. Als iedereen ‘ik loopte’ makkelijker vindt, kan het taalsysteem dat toelaten.
Natuurlijk moeten we slordigheid en luiheid vermijden, moet de spelling in orde zijn, en moet een tekst niet overdreven aandacht trekken. Dus als een nieuwsbericht meldt dat een medewerker op kantoor verkracht is, leidt dat mij af van de inhoud. Dan moet ik denken: oh ja, mannen kunnen ook verkracht worden, en pas verderop in het artikel blijkt het toch om een vrouw te gaan. Tegenspraak oproepen en verwarren, is communicatief onhandig. Dan belast de taal je leesvaardigheid. Het is duidelijker om ‘medewerkster’ te gebruiken. Echter waar ik op hamer is dat je je er beter niet aan kunt ergeren. Ik heb een andere benadering. Ik vraag me af waarom mensen zich ergeren, wat daarachter zit. Is het vrees om iets vertrouwds kwijt te raken? Overdreven politieke correctheid? Maatschappelijke misstanden?’

Mensen wenden zich met taalverwarring graag tot u. Waarom bent u er voorzichtig of zelfs afhoudend in daarover uitspraken te doen?
‘Eh, daar val ik even stil… Ik weet niet of ik voorzichtig ben. Laat ik het zo zeggen, al die vragen raken de kern van de zaak niet. Daar word ik boos over. Waarom al die voorbeelden, terwijl het zo erg gesteld is met de communicatie tussen mensen? Mensen verwachten te veel van de vorm van de taal.’

Geldt dit ook voor het gebruik van genderneutrale voornaamwoorden die/hen/hun?
‘Ik vind dat slechte voorstellen. Ook hiermee wordt geprobeerd met taal iets te bereiken wat niet kan. Ik heb laatst getwitterd: ‘Verliefd op non-binair: Ik vind hen zo leuk, hoe die met een hand door hun haar strijkt.’ Ik voorspel dat dit gebruik niet doorzet. Misschien wel in de media, daar kun je afspraken voor maken, maar in het dagelijks taalgebruik moet ik het nog zien.’

Ineens verdwijnt ‘u’. Veel bedrijven en organisaties tutoyeren klanten en relaties. Kan de klant nog zeggen: ik prefereer ‘u’ en ‘uw’?
‘Dit is een mooi sociaalpsychologisch voorbeeld. We leerden ‘je’ te gebruiken voor vertrouwelijkheid en intimiteit. Velen vinden dat die keuze tussen nabijheid en enige distantie nu verloren gaat. Daaronder voelen mensen dat ze betutteld worden, mede door die ongewilde nabijheid. Door ‘je’ te gebruiken, krijgt de afzender meer macht om te betuttelen.
Het gaat veel dieper dan ‘je’ en ‘u’. Kijk naar wat een bank op zijn site schrijft: ‘Bankieren doe je graag via internet.’ Daar begint het al, ik word toegesproken alsof ik een juniorrekening heb geopend. Dus dat is diepe ergernis. Dan: ‘Om je geldzaken zorgeloos te regelen moet je zorgvuldig inloggen.’ De verwarring is compleet: als het zorgeloos is, hoef ik toch niet zorgvuldig in te loggen? En dan: ‘Onthoud daarom onze gouden regel.’ Zo word ik behandeld als een klein kind. Dat is de bijkomende ergernis bij het tutoyeren. Oké, we kunnen uiteindelijk wel zonder ‘u’, maar we kunnen niet zonder respect in taalgebruik.’

Andersom is het vast niet de bedoeling dat iedereen de ceo van de bank gaat tutoyeren.
‘Zeker niet. We moeten het dus over het taalgebruik van die bank hebben.’

Wat zijn uw ergernissen?
‘Inhoudsloos taalgebruik, dit geldt voor meer dan de helft van alle teksten. Nieuwsberichten waar geen nieuws in staat. Interviews op het journaal die herhalen wat Rob Trip al heeft gezegd. Loze overheidsteksten, waarin staat dat ze haar best zal doen. Open deur, stel je voor dat de overheid dat niet zou doen. Het ergste is dat veel teksten me koud laten. Ze doen me niets en ik heb er niets aan.’

Is er al een opvolger om de Schrijfwijzer actueel te houden?
‘Ik heb een duo gevonden dat het bij de zevende editie van me overneemt.’

Dit interview is ook gepubliceerd in HP / De Tijd, oktober 2022

Mijn gekozen waardering € -