“Als je weet wat voor ellende ik allemaal heb meegemaakt, dan zou je begrijpen dat het me niet meer zoveel doet.” Ik zet een klein laagje thee voor mevrouw, driekwart van de beker vul ik aan met melk. Dit mengsel is lauw genoeg om in één keer dertig stuks methadon mee weg te kunnen spoelen. “Alstublieft,” het kopje zet ik voor haar neer. “Dankjewel,” en ze slaat het bakje witte pilletjes in één keer achterover. Zij heeft immers veel meegemaakt.
Ze vertelt me dat ze Jonkvrouw is. Haar ring met daarin het familiewapen heeft ze in een boze bui weggegooid. “Dat ding is op malaficerende wijze gefinancierd,” zegt ze. “Sorry, hoe is het gefinancierd?” “Malaficerend,” herhaalt ze ongeduldig, “jij bent hier toch de schrijver.” Ik reageer maar niet en stort me op haar afwas. Mevrouw praat ondertussen door over haar ellendige verleden in adellijke kringen. Ze heeft heel veel meegemaakt.
“Waar hangt die theedoek ook alweer?”, vraag ik voorzichtig. “Weet je dat nou nog niet, hoe lang kom je hier al?”, vraagt mevrouw overdreven geïrriteerd. Haar toon begint inmiddels op mijn zenuwen te werken. “Kunt u misschien normaal tegen me praten?”, vraag ik. “Zo, ben je op je teentjes getrapt. Zo praat ik nou eenmaal en als je dat niet bevalt dan heb je pech. Wat denk je dat ik heb moeten slikken in mijn leven? Je wilt niet weten wat ik allemaal heb meegemaakt.”
“Sorry hoor, maar wat denkt u van al die andere mensen waar ik langskom, dat die niks hebben meegemaakt in hun leven?”, vraag ik confronterend. “Wat interesseert mij die andere mensen,” zegt ze ineens furieus, duidelijk tegen haar zere been getrapt. Ik heb ondertussen de map gepakt. Terwijl zij steeds verder in haar slachtofferrol kruipt, probeer ik me te beheersen door de rapportage in te vullen. “Schrijf er maar een gedicht over,” snauwt ze me toe. De naarste opmerkingen liggen nu op het puntje van m’n tong, maar gelukkig slik ik ze in. Waar ben ik in hemelsnaam in terechtgekomen? Ik heb duidelijk nog niet veel meegemaakt.
De volgende dag sta ik gewoon weer in haar keuken een kopje thee te zetten. De methadon ligt weer op tafel en de spanning is verdwenen. “Bent u nog boos?”, vraag ik om toch nog even op haar tirade van gisteren terug te komen. “Nee, ik was het alweer vergeten hoor,” liegt ze. “Hoe gaat het eigenlijk met je huis, is je hypotheek nou eindelijk rond?” “Nee nog steeds niet, er moeten nog een paar kleine dingen geregeld worden.” “Sorry dat ik het zeg, maar wat een gekut met dat huis.” “Inderdaad, het is echt een kutzooi met die banken.” En we praten gezellig verder in een taal die we allebei begrijpen. Het maakt uiteindelijk toch ook geen kut uit wie wat heeft meegemaakt.
Tekst: Sander Ritman