Jessica had spijt van het adopteren van haar dochter

Na jarenlang wachten komt Jessica’s grootste wens uit: ze krijgt een dochter door adoptie. Maar als het eenmaal zover is, gebeurt er iets waar Jessica niet op had gerekend: haar moedergevoelens blijven uit.

‘Ik heb een dochter. Een dóchter. Ik. Heb. Een. Dochter.’ Ik weet niet meer hoe vaak ik de woorden herhaalde, maar ik moet zo minstens een half uur hebben gezeten. Het deed me denken aan mijn eerste verliefdheid, waarin ik schriften vol schreef met mijn voornaam en de achternaam van mijn vriendje. Ik wilde de woorden proeven, ze zo natuurlijk mogelijk uit mijn mond laten rollen. Ik stelde me mijzelf al voor, de eerstvolgende keer dat ik die tot op dat moment pijnlijke vraag zou krijgen: ‘En jij? Heb jij kinderen?’

Tot op dat moment had ik altijd ontkennend moeten antwoorden. Maar die tijd was nu voorbij. Ik kon mijn geluk niet op, want ik – wij – hadden een voorstel gekregen voor een adoptiekindje. Een meisje. Mijn grootste droom kwam eindelijk uit.

Ik denk dat dat ook precies was wat adoptie voor mij was: een geromantiseerde droom. Ik was ervan overtuigd dat alle liefde die ik, die wij, in ons droegen genoeg zou zijn om te zorgen dat ons adoptiekindje als een puzzel op zijn of haar plaats zou vallen in ons leven.

Al heel jong – vanaf dat ik een jaar of zestien, zeventien was – had ik het gevoel dat ik een kindje wilde adopteren. Waar dat gevoel precies vandaan kwam weet ik eigenlijk niet. Wel was het een heel diep geworteld gevoel, zelfs al toen ik nog niet wist dat het heel moeilijk voor mij zou zijn om zwanger te raken. Ik lijd aan PCOS (polycysteus ovarium syndroom). Een aandoening waarbij er meerdere vochtblaasjes in een eierstok aanwezig zijn en waardoor de eisprong, en dus ook de menstruatie meestal, gedurende langere periodes uitblijft. Hierdoor wordt de vruchtbaarheid vaak ernstig verminderd en bij een zwangerschap treden vaker complicaties op.

Ik vond het een vreselijk idee dat ik misschien wel nooit moeder zou worden op de natuurlijke manier. Dus toen ik Lukas, mijn man, leerde kennen zei ik bij het eerste afspraakje al: ‘Je moet wel weten dat ik een kind wil adopteren hoor!’ Lukas was nog helemaal niet met kinderen bezig; die schrok dus wel even. Maar gelukkig liet hij zich er niet door wegjagen. Na de aanvankelijke schrik reageerde hij eigenlijk best geïnteresseerd. Ja, toen wist ik dat ik de goede te pakken had.

Toen we zes jaar samen waren, ik was dertig, besloten we ervoor te gaan. We schreven we ons in voor de VIA (Adoptie) cursus en ik deed onderzoek naar problemen die eventueel zouden kunnen optreden, zoals hechtingsproblemen. Na een grondig screeningsproces te hebben doorlopen, werden we goedgekeurd en begon het grote wachten. In die wachtperiode heb ik een brief aan ons toekomstige adoptiekindje geschreven met alle redenen waarom we zo uit keken naar hem of haar, en dat ik niets liever wilde dan het kind dat ik voor mijn gevoel al in mijn hart droeg leren kennen.

Op een doordeweekse grijze ochtend ging de telefoon. Het telefoontje dat mijn leven zou veranderen, al had ik nog geen vermoeden op welke manier. En – hoewel het me pijn doet om te zeggen – waarschijnlijk was dat maar goed ook.

‘Ga maar even zitten’ waren de eerste woorden die ik hoorde toen ik de telefoon opnam. Er was een voorstel voor ons voor een adoptiekindje. Een meisje uit Afrika. Ik kreeg meteen een fotootje gemaild. Ineens keek ik in twee grote, diepzwarte ogen op mijn scherm. ‘Eve is a quiet little girl. She likes to cuddle her doll and play outside.’ Daar moest ik het mee doen. Samen met Lukas bekeek ik haar foto wel honderd keer. Dit was ze. De dochter waar we zo naar hadden verlangd. We konden niet wachten om naar haar toe te gaan.

Kort daarop stapten Lukas en ik op het vliegtuig naar Afrika. Mijn bazin wist dat dit eraan zat te komen en Peter kon als zelfstandig ondernemer overal vandaan werken. We zouden daar een half jaar blijven om daar te kunnen wennen aan ons nieuwe gezinnetje, dat was een vereiste van het adoptiebureau.

De visumprocedure verliep zonder bijzonderheden en voor we het wisten stapten we over de drempel van ons guest house. We waren bloednerveus. Het zou nog maar een kwestie van een paar dagen zijn voordat we Eve – of Eva zoals wij haar wilden noemen, zouden kunnen omarmen. Een kleine week later later zou de eerste ontmoeting met onze dochter plaatsvinden. Aangekomen in het weeshuis werden we naar een soort woonkamer gebracht waar we moesten wachten. En toen kwam ze ineens binnen, op de arm van een begeleidster. Ik herkende haar direct en lachte naar haar, maar ik denk dat Eva niet echt begreep wat er speelde. Ze was wat afwerend, maar we wisten dat dat zou kunnen gebeuren en dat we haar de tijd moesten geven.

Vreemd genoeg vond ik dat ook wel prima. Ik had verwacht dat het me moeite zou kosten, dat ik haar meteen helemaal plat zou willen knuffelen, maar ik verbaasde mezelf doordat ik die drang eigenlijk niet voelde. Het gevoel van overweldigende liefde dat ik had verwacht, bleef uit. Niet dat ik niet ontroerd was, natuurlijk deed het me wat om nu oog in oog te staan met dit kleine meisje waarvoor we letterlijk en figuurlijk zo’n lange reis hadden afgelegd. Maar ook ik moest even wennen, dacht ik.

De eerste paar dagen reisden we op en neer om Eva te ontmoeten. Dan speelden we met haar, of lazen een boekje voor. Ze leek ons aardig te vinden, al kon ik haar niet echt goed peilen. Daarvoor reageerde ze net wat te onverschillig. Op dag vijf ging ze met ons mee. Eva was behoorlijk onder de indruk en zat stilletjes naast me in de auto. Het ging me aan mijn hart om haar uit haar vertrouwde omgeving te halen, maar ik had me erop ingesteld dat de eerste periode lastig en onwennig zou zijn. Maar ook na een paar weken voelde het nog ongemakkelijk. Hoezeer ik ook naar dit moment had toegeleefd, ik voelde maar geen band met mijn dochter.

Van vriendinnen met biologische kinderen hoorde ik verhalen over de herkenning die ze voelden toen ze hun kindje op hun buik kregen na de bevalling. Hoe ze hun geur meteen vertrouwd vonden en een enorm instinct om hun kindje te beschermen. Voor Eva voelde ik empathie. Maar echte, overweldigende liefde? Herkenning? Een oerinstinct? Nee. Als ik naar haar zwarte kroes krulletjes keek dacht ik niet ‘Jij hoort bij mij’ maar: ‘Wie ben jij?’

Ik durfde er echter niet over te praten, zelfs niet met Lucas. Ik dacht dat er iets mis was met me. Dit was het, waar ik zo lang naar had toegeleefd, en nu – ik durf de woorden nog steeds niet hardop uit te spreken – viel het tegen.

Omdat ik me schaamde deed ik net alsof er niets aan de hand was. Ik had ook nog steeds het idee dat wanneer we terug zouden zijn in Nederland, alles wel op zijn pootjes terecht zou komen. Het was gewoon heel veel ineens: een nieuwe rol als moeder, in een vreemd land duizenden kilometers van huis, waar ik niemand had om mee te praten behalve Lucas…Wanneer we terug zouden zijn en ik mijn vriendinnen om me heen zou hebben, zou ik vast snel aan mijn nieuwe rol wennen en zou het allemaal goed komen, zei ik steeds opnieuw tegen mezelf.

Ik zorgde zo goed als ik kon voor Eva en toen de adoptie eenmaal definitief was en we toestemming hadden om naar Nederland te gaan was ik aan de ene kant dolblij, maar ook doodsbang. Stel nu dat het echt niet zou klikken als Eva groter werd? Lucas leek ondertussen nergens last van te hebben. Hij plooide zich geweldig naar zijn nieuwe vaderrol en Eva leek dat aan te voelen. Ze trok meer naar Lucas dan mij, iets wat voor mij bevestigde dat het niet goed zat tussen ons. Telkens als ze huilde en ik niet direct kon achterhalen waarom, hoorde ik dat stemmetje in mijn hoofd. Ik was bang dat Eva huilde omdat ze voelde dat ik niet haar echte moeder was. Ik was nep. Net zoals de liefde die ik haar probeerde te tonen.

Eenmaal terug in ons eigen huis kwam de klap pas echt. Na alle drukte van de ‘kraamvisite’ waarbij ik de stralende moeder speelde, verzeilde ik in een neerwaartse spiraal van uitputting, slaapgebrek, jetlag, verwarring, spijt, paniek en diepe eenzaamheid. Ik was doodsbang dat ik door Eva’s adoptie ons geluk definitief had kapot gemaakt. Het leek wel alsof ik helemaal vergeten was waarom ik ooit wilde adopteren.

‘s Nachts had ik dromen waarin ik Eva kwijt was. Maar in plaats van paniek, voelde ik maar een ding: opluchting en een loodzware last die ineens was verdwenen. Meestal schrok ik midden in de nacht wakker van zo’n droom. Dan liep ik naar de badkamer en plensde koud water op mijn gezicht. In het donker staarde ik naar mijn silhouet in de spiegel en vroeg me af wie ik daar precies zag. Vervolgens liep ik naar Eva’s kamertje die lag te slapen in haar bedje. Ik luisterde naar haar ademhaling en probeerde uit alle macht iets te voelen dat verder ging dan de marginale vertedering die ik ook voelde als ik naar een nest jonge hondjes keek. Dat lukte nooit. En niet omdat Eva een lastig kind was. Temperamentvol, dat was ze wel, maar ze was een lief meisje, zonder ook maar een vlaag van de problemen waar je wel eens over leest, zoals driftbuien of de hechtingsproblemen die ik grondig had onderzocht. Hoe ironisch was het dat niet Eva, maar ik daar uiteindelijk last van bleek te hebben? Er moest wel iets heel erg mis zijn met mij.

Uiteindelijk ging ik dan weer terug naar onze slaapkamer om zo zacht mogelijk naast Lucas te gaan liggen waar ik vaak zo stil mogelijk huilde in mijn kussen.

Na een paar weken hield ik het niet meer vol en nam ik mijn beste vriendin in vertrouwen. Zij is zelf bewust kinderloos, en op de een of andere manier dacht ik dat zij daarom juist degene was die mijn gevoelens zou kunnen begrijpen. ‘Ik heb een prachtig kind, de dochter die ik altijd wilde….Waarom voel ik niet wat ik zou moeten voelen?’ huilde ik ‘Als ik haar aankijk voel ik niets. Het is alsof ik een vreemde verzorg. Een vreemde die me eigenlijk teveel is…’

Ik zag direct dat ze schrok en had spijt van mijn openheid. Wat zou ze wel niet van me denken?

‘Wat erg dat je je zo voelt…Misschien moet je doen alsof?’ zei mijn vriendin. ‘Zij zal er niets van merken. Speel gewoon de liefste moeder die je kunt zijn, en dan groei je er vanzelf wel in’. Dus dat deed ik. Ik waste, voedde en speelde met Eva, allemaal met zoveel enthousiasme als ik op kon brengen.

Toen mijn vriendin een paar weken later informeerde naar mijn gevoelens deed ik hetzelfde als toen mijn moeder net was overleden: Ik zei dat ik het wel redde, dat het al beter ging. Ondertussen probeerde ik vooral mezelf te overtuigen, want als ik zou toegeven hoe slecht het me ging, dan zou ik alle controle over de situatie verliezen en zou iedereen me ongetwijfeld een monster vinden. Ik had wel gezien hoe ze naar me keek…ik wilde ten koste van alles voorkomen dat er meer mensen me op die manier zouden aankijken.

Hoe kon ik ooit erkennen dat ik elke seconde van mijn leven als Eva’s moeder haatte? Hoe kon ik haar kwalijk nemen dat ze zoveel van mijn tijd, energie en geluk opslurpte?

Op een avond kreeg ik de moed om een ​​vage opmerking over mijn gevoelens te maken tegen Lucas. Iets als dat adopteren niet helemaal was wat ik er van tevoren van verwacht had. Ik weet niet wat voor reactie ik precies van hem had verwacht, maar niet dat hij me met open mond aankeek en zei: ‘Dat snap ik wel. Ik vind het ook best pittig.’

Ik voelde me zo opgelucht. Alsof ik na weken isoleercel ineens een sprankje licht door een luik naar binnen zag komen. Dat was het startschot om alles op tafel te gooien. En het moment dat waarschijnlijk het verschil heeft gemaakt tussen gek worden of niet. Wekenlang had ik mijn gevoelens opgekropt en in stilte geleden onder mijn schuldgevoel en zelfhaat, en nu, door een simpele opmerking, gaf Lucas me de vrijheid om over die gevoelens te praten zonder het gevoel te hebben dat ik de slechtste moeder ooit was. Iemand die ondertussen bijna geloofde dat er een reden voor mijn onvruchtbaarheid was. Hoewel het gemakkelijk en op een bepaalde manier zelfs geruststellend was geweest om met experts over de problematiek die adoptiekinderen kunnen hebben te praten, was het ronduit angstaanjagend om naar mijn eigen problemen te kijken of ze zelfs maar te erkennen. Toegeven dat het me maar niet lukte om Eva echt als mijn eigen kind te zien, zorgde ervoor dat ik op een heel fundamenteel level niet meer wist wie ik was.

Lucas gaf toe dat hij ook best had moeten wennen, al waren zijn gevoelens een stuk minder heftig dan die van mij. We besloten we dat ik zo niet verder kon modderen en dat we hulp moesten zoeken. Na gesprekken met mijn huisarts, maatschappelijk werkers en een psycholoog, werd me duidelijk dat ik niet een of andere duivelin ben. Sterker nog: er zijn meer vrouwen – en mannen – die met dezelfde gevoelens worstelen of hebben geworsteld.

De laatste jaren is er – goddank – steeds meer aandacht en openheid gekomen voor postpartum depressies. Maar wat ik niet wist is dat ook adoptieouders met soortgelijke gevoelens kunnen worstelen. Ik kwam erachter dat er meer adoptieouders in de war zijn, en zich schuldig voelen over eventuele negatieve gevoelens nadat ze hun langverwachte kindje eindelijk in hun armen hebben kunnen sluiten. Het kind waar ze jarenlang naar verlangd hebben en waarmee we dolblij zouden moeten zijn. Wanneer ze zich in plaats daarvan depressief en boos voelen, dan moet er wel iets mis met ze zijn. Toch?

Tel daarbij de angst en stress op om familie en vrienden en zelfs je partner te vertellen over deze gevoelens, en je hebt het recept voor een enorme, neerwaartse spiraal.

Nu ik dit wist, voelde ik me al een stuk beter. Ik was geen onmens. Geen mislukte vrouw. Ik zeg niet dat ik vanaf dat moment alles ineens beter was. Kort geleden sprak ik nog een andere adoptiemoeder die zei: ‘Ik werd verliefd op het moment dat ik mijn zoon voor het eerst zag. Hij is niet uit mijn lichaam geboren, maar hij werd bij onze eerste blik geboren uit mijn hart’. Ik moest een brok in mijn keel wegslikken toen ik dat hoorde, maar ik weet nu ook dat zo’n onmiddellijke en vanzelfsprekende connectie lang niet iedereen overkomt. Dat voor de meeste mensen opgaat dat ze een ander persoon eerst moeten leren kennen. Zelfs als die ander het kind is waar ze zo lang naar hebben verlangd.

Voor mij gebeurde het toen Eva tussen achttien maanden was. Ineens werd ik verliefd op haar. Het voelde alsof mijn hart eindelijk mijn dromen had ingehaald. En ze deed niet eens iets speciaals. Even daarvoor had ze in haar kinderstoel zitten eten, en haar spaghetti bolognese recht in mijn gezicht gegooid. Haar ondeugende blik en haar getuite lipjes waarmee ze daarna lispelde: ‘Mama, kusje?’ raakten me. Het was alsof er iets in me smolt.

Ik wist inmiddels dat adoptie geen recept is voor instant geluk. Het is meer te vergelijken met het trouwen met een blind date. Soms heb je de mazzel dat er sprake is van liefde op het eerste gezicht, maar meestal moet de liefde groeien. En plotseling is het er ineens, heel banaal, te midden van resten pastasaus.’

Mijn gekozen waardering € -

Freelance Journalist. Ik schreef voor o.a. LINDA., Viva, Grazia, Flair, Veronica Magazine, Margriet, VROUW, Oh! Magazine, Nieuwe Revu, Story, de Telegraaf, Psychologie Magazine, Marie Claire, Cosmopolitan en als (web)content creator voor o.a. VODAFONE en Sanoma Marketing Partnerships. Voor mijn volledige profiel: zie LinkedIn.
$twitter.xrptipbot.com/Vivscontent