Kijken voorbij de Muur in je hoofd

Wie zich een beeld wil vormen van kunst die in de DDR is geworteld kan nu terecht in Delden. Onder de titel Die Überraschung doet museum No Hero daar wat in Duitsland nog altijd uitzonderlijk is – en dan steevast tot debat leidt. Ruim 60 werken van een grote verscheidenheid aan Oost-Duitse kunstenaars worden er getoond, gemaakt voor en na de val van de Muur.

Ze zijn van 1995, de twee Kabarettisten. Zijn ze alleen collega’s? Of ook levenspartners? Hoe dan ook: te lachen valt er weinig. Indringend kijken deze artiesten je aan, met een blik waar een zekere ontgoocheling uit spreekt. De lippen zijn gesloten, om niet te zeggen: op elkaar geperst. Om haar hals vormen een kruisje en een kleine ster als symbolen van christendom en communisme een vanzelfsprekende combinatie. Zijn overhemd heeft een vogelpatroon dat doet denken aan Picasso’s vredesduif, dezelfde die ook model stond voor een bekende bronzen DDR-sculptuur in het Nikolaiviertel in Berlijn. In het jaar dat Norbert Wagenbrett het gelijknamige portret van de Kabarettisten schilderde was de Muur zes jaar verdwenen.

Die wetenschap bepaalt onvermijdelijk je blik, zo blijkt vaker op de rondgang door het Deldense museum. De kunstenaar zelf wil met zijn portretten niets meer of minder dan ‘de ander vinden’, zei Norbert Wagenbrett vorig jaar als gast van de Merseburger Filmtage. “Een tweegesprek voeren. Ik probeer zo ook mezelf nader te komen en beter te begrijpen”.

De stilistische veelzijdigheid vieren

De samenstellers van Die Überraschung, onder aanvoering van verzamelaar Geert Steinmeijer, sporen de bezoeker bij de entree aan om elk werk op zichzelf te beschouwen, en in de allereerste plaats als wat het is: kunst. ‘Dat is het waard!’, voegt de introductietekst er nog eens nadrukkelijk aan toe. Minder overbodig dan het lijkt, want ook met de Muur in een Nederlands hoofd is de verleiding om onmiddellijk naar al dan niet heimelijke boodschappen te zoeken groot.

Terwijl de tentoonstelling vooral de ‘stilistische veelzijdigheid’ van de Oost-Duitse kunst wil vieren, naast de ‘ambachtelijke en technische kwaliteit en de inhoudelijke rijkdom’. Die waren ook voor Steinmeijer een ontdekking – vandaar de titel. Hij verheelt niet dat hij zelf eerder ook vooringenomen was over kunst uit Oost-Duitsland. “Saai, grauw en niet interessant”, zoals hij het verwoordde in het lokale Hofweekblad.

De oud-ondernemer,  die onder meer aan het roer stond van tuinmeubelbedrijf Hartman, maakte met de DDR kennis in de tijd dat hij als student in West-Berlijn woonde. In de jaren 90 van de vorige eeuw begon hij kunst te verzamelen, van over de hele wereld en ook van Duitse kunstenaars, maar vooral uit het Westen. Zoals Rainer Fetting en andere Neue Wilde, die een prominente rol speelden in de openingstentoonstelling van Steinmeijers museum, vijf jaar geleden.

Mooi maar onbekend

Sindsdien is hij, ook dankzij contacten met kunstenaars en galeries in Berlijn, Dresden en Leipzig, gaandeweg gegrepen geraakt door het werk van Oost-Duitse kunstenaars. De collectie van de No Hero Foundation is er de afgelopen jaren sterk mee uitgebreid. Voor Steinmeijer is er een cirkel rond, nu hij deze ‘zo mooie maar onbekende kunst’ in deze lustrumexpositie met het publiek kan delen.

Een ode is het zeker. In zo’n overdaad dat de werken – vaak groot van formaat en met intense kleuren – in de bescheiden zalen soms om aandacht concurreren. Het kleinkunstduo van Wagenbrett moet opboksen tegen onder meer de groteske kermis van Hubertus Giebes Der Schausteller (1992) en de angstaanjagende Kreuzschläfer (1992) van Trak Wendisch. En naast het visuele geweld van Bernard Heisigs Hure, Mörder und Soldaten (1979) zou je het ragfijne vrouwenportret in aquarel (Arbeiterklasse und Intelligenz, 1970) van Werner Tübke bijna over het hoofd zien.

Boodschap aan achtergebleven ouderpaar

Een zaal verderop is het even zoeken naar ruimte voor een werk van Peter Hermann, terwijl andere bezoekers zich verzamelen rondom een video-interview met Geert Steinmeijer. Meine Eltern im Birkenwald (1988) is even aandoenlijk als intrigerend, met de gebalde vuist van de moeder, de mouwband van de vader en de schaduw van een wit (soldaten?)figuurtje met een vlag. Je moet de beschouwing van kunsthistoricus Erik Lips in de catalogus lezen om aan de weet te komen dat je het schilderij kunt zien als een vraag om vergeving van de maker, die de DDR zonder medeweten van zijn ouders ontvluchtte.

De informatie en context die bij deze tentoonstelling wordt aangereikt is beperkt. Een begrijpelijke keuze wanneer je de kunst niet wilt laten verdwijnen achter politieke en historische duiding. De vraag is of de bezoeker zo ook niet veel ontgaat dat de kijkervaring juist boeiender kan maken. De kans dat je, direct na de kassa en nog in de hal van het gebouw, al te makkelijk voorbij gaat aan grafisch werk van Wolfgang Mattheuer is bijvoorbeeld groot.

Terwijl hij een prominente kunstenaar was in de DDR, als een van de grondleggers van de Leipziger Schule, die tegenwicht bood aan het traditionele sociaal-realisme. In 1988 brak hij met het regime van de communistische partij SED. De houtsnede Zwiespalt (1979), ofwel tweespalt, is een goed voorbeeld van gespletenheid als belangrijk thema in zijn werk. Daar kom je in Delden niet meteen achter. Aan de andere kant: kijk naar die beide zielen in dat ene lichaam en je herkent er misschien wel gewoon iets van jezelf in.

Hardnekkig debat

Zo geruisloos als in Delden kan een tentoonstelling als deze in Duitsland niet worden gepresenteerd. De Oost-Duitse kunst speelt een ondergeschikte rol in de gezamenlijke Duitse kunstgeschiedenis, en als er al tentoonstellingen aan worden gewijd leidt dat vrijwel altijd tot ophef of op z’n minst discussie. De Bilderstreit, het debat over het artistieke erfgoed van het verenigde Duitsland en de plaats van Oost-Duitse kunst daarin, is hardnekkig.

Meine Eltern im Birkenwald, Peter Hermann (1988)

Zo erg als in 1999, toen in Weimar al het werk van Oost-Duitse kunstenaars op een hoop werd geveegd met nazikunst en DDR-propaganda, is het niet meer. Laat staan dat kunst uit de DDR als niet bestaand wordt afgeschilderd, zoals in 2009 nog gebeurde naar aanleiding van een tentoonstelling in de prestigieuze Martin Gropius Bau in Berlijn. Maar de tentoonstelling Gegenstimmen in diezelfde Martin Gropius Bau leidde in 2016 opnieuw tot controverse, alleen al omdat de titel kunstenaars in de DDR tot voor- en tegenstanders van het regime zou reduceren. In 2017 wekte de aanwezigheid van kunstenaar Willi Sitte op een tentoonstelling in Museum Barberini in Potsdam zowel vreugde over deze herwaardering, als woede vanwege Sittes band met het regime van destijds, want hij was  lid van de officiële kunstenaarsbond.

Kunstenaars Utopie und Untergang kom je nu in Delden tegen

De tentoonstelling Utopie und Untergang in 2019 in het Kunstpalast in Düsseldorf werd geprezen omdat de kunst uit de DDR daarin ‘eindelijk’ was losgekoppeld van de politieke houding van de kunstenaars. Andere hekelden toch weer het ontbreken van politieke straf- of bonuspunten. De namen van de deelnemende kunstenaars – en ook dat was het vermelden waard geweest – kom je nu in Delden tegen, zoals de voormannen van de Leipziger Schule (Tübke, Sitte, Mattheuer, Heisig), maar ook Cornelia Schleime, Gerhard Altenbourg, Hermann Glöckner, Carlfriedrich Claus.

Meer recent wijdde bijvoorbeeld het Ephraïm Palais in Berlijn in 2022 een grote tentoonstelling aan Oost-Berlijnse kunst uit de jaren rondom de Wende (1985-1999). En in Potsdam opende vorig najaar het Kunsthaus Minsk, met de ambitie om DDR-kunst in de schijnwerpers te zetten. De primeur was voor Wolfgang Mattheuer, nu dus te zien in Delden en in 2017 in museum De Fundatie in Zwolle geëerd met een overzicht van zijn werk. Want ook in Nederland neemt de aandacht voor kunst uit Oost-Duitsland toe. Werner Tübke (2017) en Neo Rauch (2018) hebben in Zwolle eveneens in de schijnwerpers gestaan. Het Drents Museum in Assen volgde afgelopen najaar met een overzicht van Rauchs werk op papier.

In de volle breedte

Die Uberraschung in museum No Hero is vooral bijzonder omdat je er Oost-Duitse kunst in de volle breedte kunt zien. Van heel verschillende kunstenaars met heel verschillende stijlen, opgeleid in de DDR, maar die zich zelden op een zwart-witte manier tot het regime verhielden. Misschien, schrijft de Duitse kunsthistoricus Eckhart Gillen in de catalogus, kan die maatstaf juist met presentaties op neutraal terrein, zoals nu in Delden, eens aan kracht verliezen. Zodat ‘de unieke eigenschappen van Duits-Duitse kunst scherper en zonder oogkleppen worden gezien’.

Die Überraschung in museum No Hero in Delden is te zien tot 7 april 2024. www.museumnohero.nl

Dit artikel is eerder verschenen op Duitslandweb.

Mijn gekozen waardering € -

Journalist en tekstschrijver in kunst en cultuur.