OOST-CONGO – Zweetdruppels biggelen over de met modder besmeurde gezichten van Safari Mutoo (34) en zijn collega-mijnwerkers. Ze werken in de Kalimbi-mijn in Zuid-Kivu, Oost-Congo. Gehurkt in een krappe, nog geen meter hoge tunnel slaan ze kreunend met enkel een hamer en een pin stukken gelige rots los. Hoewel een dreunende compressor wat zuurstof in de honderd meter lange tunnel blaast, is het er stikbenauwd. “Kon ik ergens anders geld mee verdienen, dan zou ik direct stoppen”, puft de lange en smalle Mutoo, nadat hij met een zak tinerts op zijn schouder vijftien minuten gebukt door de half onder water staande tunnel heeft moeten lopen om buiten te komen. “Maar dit is het enige werk dat hier is.”
Klik hier voor de fotoreportage die bij dit artikel hoort
Met de aanschaf van mobieltjes financierde het Westen deze strijd
De groene glooiende heuvels van Oost-Congo vormen een van de rijkste gebieden ter wereld aan mineralen en delfstoffen als tin, coltan en goud. Maar de bevolking is er straatarm. Van de natuurlijke hulpbronnen profiteren vooral rebellengroepen en het Congolese leger, die er hun conflicten mee financieren, denk ook aan bloeddiamanten. En met de aanschaf van laptops en smarttelefoons, die tin en coltan uit Congo bevatten, financierde het Westen indirect deze strijd.
Maar in 2010 namen de VS de Dodd-Frank Act aan. Deze wet verplicht bedrijven die ‘conflictmineralen’ uit de Democratische Republiek Congo en aangrenzende landen in hun producten verwerken, dat te melden. De Europese Commissie werkt aan vergelijkbare wetgeving. Omdat in Congo geen mineralen te koop waren waarvan de afkomst kon worden achterhaald, vreesden internationale bedrijven rechtszaken en imagoschade, en verlieten het land massaal. De gevolgen waren desastreus. Mijnen sloten, de werkloosheid steeg, en het gros van de mijnen verkoopt nu noodgedwongen aan de Chinezen, die soms minder betalen en meestal niet op milieu of mensenrechten letten. ‘Het leven was verschrikkelijk’, vertelt Ajeje Munguiko (27) die zijn zeiknatte overall afstroopt en één sigaret koopt. ‘Ik moest zelfs mijn kleding verpatsen om nog eten voor mijn vier kinderen te kunnen kopen.’
Gezonde mijnbouw die de Congolese economie opbouwt
Een initiatief onder leiding van prins Jaime de Bourbon Parme – speciaal gezant voor grondstoffen en jongste zoon van prinses Irene – probeert nieuw leven te blazen in de export van Congolese tin. Dit Conflict-Free-Tin Initiative (CFTI), waar Nederland de eerste drie jaar 1,3 miljoen dollar (960.000 euro) aan meebetaalt, geeft bedrijven de mogelijkheid gecertificeerde , ‘conflictvrije’ tin uit Oost-Congo te kopen. “We stimuleren een gezonde mijnbouw waarvan de opbrengsten niet langer naar gewapende groepen gaan maar naar de bevolking zodat de economie van Oost-Congo kan worden opgebouwd”, vertelt de Nederlandse diplomaat.
In de Kalimbi-mijn, de eerste mijn in Oost-Congo die op deze manier ‘conflictvrije tin’ produceert, zijn de in modderige vodden gehulde mijnwerkers vooral blij dat hun mijn weer open is, en dat ze minder worden lastiggevallen dan toen de mijn nog onder controle stond van een in het leger geïntegreerde rebellenleider. “Toen moest ik aan allerlei mensen, voornamelijk militairen, vage belastingen betalen en militairen vielen me lastig”, vertelt mijnwerker Munguiko, terwijl hij met behulp van een schep in één van de tientallen modderstroompjes zijn net gedolven tinerts afspoelt.
Elke zak tin wordt verzegeld
Nadat hij de zak mineralen weer op zijn schouder heeft geworpen, sloft hij over een smal paadje naar een golfplaten hut. Daar weegt een ambtenaar van het ministerie van Mijnen de tinerts, noteert de gegevens in een logboek en verzegelt de zak met een wit label, een soort tiewrap met een unieke code. “Zo voorkomen we dat conflictvrije tin verdwijnt of dat conflict-tin wordt toegevoegd”, legt ambtenaar Steven Kasagwe uit.
Per brommer worden de zakken naar tussenhandelaren in het nabijgelegen dorp Nyabibwe gebracht waar ze op een truck naar de exporteur in Bukavu worden vervoerd. Na daar verder zijn te verwerkt, wordt de tinerts in verzegelde oliedrums naar havenstad Dar es Salaam vervoerd, waar het wordt verscheept naar de smelter in Maleisië. Tata Steel verwerkt de tin uiteindelijk in staalplaten en conservenblikken, Philips gebruikt het in zijn lampfittingenfabriek in Mexico en Fairphone stopt het mineraal in zijn verantwoorde smartphone. Ook steunt Motorola het project.
Twaalf uur aan één stuk werken onder de grond
De mijnwerkers klagen echter steen en been over de veel lagere prijs die ze nu voor tinerts krijgen. “Jaren terug was dit rond de zes dollar per kilo, nu nog maar drie of vier dollar”, vertelt mijnwerker Munguiko. Hij denkt dat dit komt doordat er momenteel maar één exporteur is. Maar de daling wordt ook veroorzaakt door een lagere prijs op de wereldmarkt en door arsenicum dat in de recent gedolven tin zat, waardoor de kwaliteit vermindert. De mijntunnel waarin veel van deze giftige stof zat en die vaker in tinmijnen voorkomt, is inmiddels gesloten.
Ook de arbeidsomstandigheden zijn nog verre van ideaal in de Kalimbi-mijn. Geen van de mijnwerkers draagt een helm, niet iedereen heeft laarzen en van velen zijn die gescheurd. De mijngangen zijn slechts gedeeltelijk met houten balken gestut, half in het water hangende elektriciteitskabels van de generatoren zorgen voor een gevaarlijke situatie, en er gelden werktijden van twaalf uur onder de grond.
‘Mijnambtenaren zijn makkelijk om te kopen’
Zonder dit initiatief zou hier veel meer werkloosheid zijn
“Er is nog een lange weg te gaan”, beaamt Bibi Bleekemolen, onderzoekster bij Fairphone, per telefoon vanuit Nederland. “Mijnen conflictvrij maken is een eerste stap. En doordat CFTI de mijnen conflictvrij maakt en houdt, geloven wij dat mijnwerkers en coöperaties daarna zelf genoeg weten te investeren in pompen, in hout om de mijnschachten te stutten of om laarzen en helmen te kunnen kopen.” Bleekemolen zegt dat Fairphone er bewust voor kiest tin uit Oost-Congo te halen omdat juist hier veel positief resultaat kan worden bereikt. “Zonder dit conflictvrije initiatief zou hier meer werkloosheid zijn, wat een negatieve impact op ontwikkeling zou hebben en de Congolezen nog kwetsbaarder zou maken voor conflict.”
Een klokkenluidersteam op de grond houdt ondertussen in de gaten of de Kalimbi-mijn inderdaad conflictvrij blijft. Het werk van deze dertig burgers in dienst van CSAC (Comitee de Surveillance des Abuses des droits de l’Homme et Acte de Corruption) blijkt niet overbodig. Zo kwam het team erachter dat het Congolese leger ’s nachts ongelabelde tinerts uit de Kalimbi-mijn smokkelde. Maar de lokale autoriteiten durfden niet tegen de gewapende militairen op te treden. Pas toen de Britse ngo Global Witness deze gang van zaken op internationaal niveau aankaartte, schorste de Congolese regering de betrokken militairen.
Een paar maanden later hoorden de klokkenluiders dat mijnambtenaren vier labels hadden verkocht voor twintig dollar per stuk. Vermoedelijk wilde de koper met de labels zakken conflicttin verzegelen en die verkopen als conflictvrije tin.
De mijnambtenaren zijn gemakkelijk om te kopen
“Doordat de mijnambtenaren maar zestig dollar per maand verdienen, zijn ze eenvoudig om te kopen”, stelt Eric Kajemba van Observatoire Gouvernance et Paix (OGP), de Congolese burgerrechtenorganisatie die de klokkenluiders traint. Twee van de ambtenaren zijn ontslagen maar de derde werkt nog altijd in de mijn omdat een familielid bij het ministerie van Mijnen hem ‘beschermt’, vertelt klokkenluider Daniel Mushonga in een van hout en UNHCR-tentdoek gefabriceerd kantoortje.
“Zulke incidenten zijn helaas te verwachten in een land als Congo”, reageert De Bourbon Parme, die eraan toevoegt dat het initiatief er tot nu toe in slaagt herhaling te voorkomen. “Philips, Motorola Solutions en onze Nederlandse ambassade wijzen er regelmatig bij de Congolese overheid op dat als deze situaties niet worden voorkomen, bedrijven zich zullen terugtrekken en Congo als grondstoffen exporterend land zijn kansen verspeelt om aan de internationale markt deel te nemen.”
‘Ambtenaren eisen 15 procent, anders blokkeren zij het project’
Vanuit het project moet ook geld naar de gemeenschap vloeien via een basketfund. De exporteur stort daarin 75 dollar per duizend kilo uitgevoerde tin. “Van het geld moeten klinieken en scholen worden gebouwd”, vertelt Kajemba van Observatoire Gouvernance et Paix. Maar hij weet nu al dat vijftien procent van het geld naar provinciale ambtenaren zal gaan om ze tevreden te houden. “Anders blokkeren zij de projecten.”
Mijnwerkers hebben één van de waterpompen verwoest
De mijn kampt ondertussen ook met veel problemen die geen verband hebben met het tin-initiatief maar wel degelijk invloed hebben op het succes van het project. Zo heeft het mijncoöperatief door mismanagement grote schulden wat vermoedelijk deels de reden is waarom het nog niet heeft geïnvesteerd in betere werkomstandigheden.
In april is één van de directieleden opgestapt en heeft achthonderd mijnwerkers meegenomen die bij hun vertrek één van de waterpompen hebben verwoest. Door het veel lagere aantal mijnwerkers en het feit dat verschillende gangen onder water staan, produceert de mijn nu maar 30.000 kg tinerts per maand hoewel het een capaciteit van 150.000 kg per maand heeft. Door deze lagere productie wachten andere exporteurs nog met deelname wat het project op zijn beurt weer vertraagt.
Nergens is getrainde mijnpolitie te bekennen
Ook lijkt de mijn niet erg beveiligd. Zo zijn nergens militairen of door USAID getrainde mijnpolitie te bekennen. Hoewel de afwezigheid van het leger een extra bewijs is van het conflictvrij zijn van de mijn, zou een rebellengroep vermoedelijk nu weinig moeite hebben de mijn in te nemen. “Mocht dit gebeuren, dan wordt het labelen stilgelegd”, vertelt De Bourbon Parme. “En pas nadat de mijn weer conflictvrij is verklaard, wordt met een nieuwe set labels gestart.” Omdat Kalimbi in een relatief rustig gebied ligt, is de kans echter klein. In gevaarlijkere gebieden zou de beveiliging van een conflictvrije mijn echter een grotere uitdaging zijn, helemaal met het veel kostbaardere mineraal coltan.
Onlangs is het CFTI ook in twee andere tinmijnen in Zuid-Kivu begonnen met labelen. Maar met drie conflictvrije mijnen is het project nog altijd een druppel op de gloeiende plaat in een gebied met duizenden mijnen voor koper, tin, coltan, kobalt, wolfraam, goud en diamanten, waar gewapende groepen en het Congolese leger nog altijd meeprofiteren van de opbrengsten.
‘M23 heeft het project flink afgeremd’
“We hopen dat Kalimbi een voorbeeld wordt voor veel andere mijnen”, zegt Fidel Bafilemba van de Amerikaanse ngo Enough Project. Maar volgens de Congolese onderzoeker remt het geweld tussen het Congolese leger en rebellenbeweging M23 in Noord-Kivu het project flink af. De rebellenbeweging is officieel verslagen, maar regelmatig duiken berichten op dat M23 weer actief leden aan het werven is.
“In 2011 wilden veel westerse bedrijven in het project investeren. Maar door het geweld deinsden ze terug.” Dit terwijl het project nog veel crucialer voor de ontwikkeling van Noord-Kivu zou zijn dan voor Zuid-Kivu, omdat in het noorden zich de grootste tin- en coltanmijnen bevinden. Bafilemba zucht: “Belangrijk is de wil van internationale bedrijven om deel te nemen. Maar dit project valt of staat met de bereidheid van de Congolese regering om Oost-Congo eindelijk veiliger te maken.”
De tijd zal het leren
Voor de ingang van de Kalimbi-mijn zitten ondertussen tientallen nieuwe mijnwerkers in hun gelige, modderige, kleding te wachten. Ze bijten op dikke suikerrietstengels. De energie daaruit zullen ze hard nodig hebben in de krappe gangen waar ze straks weer twaalf uur lang zullen hakken voor de tin in onze lampen, blikjes en elektronische apparatuur. De tijd zal het leren of ze met hun zware werk uiteindelijk ook hun eigen economie zullen kunnen opbouwen.
De eerste ‘goede’ telefoon
Mobiele telefoons bevatten tin, coltan en kobalt. Met de winning van deze grondstoffen financieren gewapende groeperingen in Oost-Congo hun strijd. De telefoons worden in elkaar gezet in vooral Aziatische fabrieken, waar slechte werkomstandigheden heersen en kinderarbeid voorkomt. Fairphone probeert daar verandering in de brengen. In december komt het Nederlandse bedrijf met een eerste sociaal verantwoorde smartphone. De tin voor deze telefoon komt uit de conflictvrije Kalimbi-mijn in Zuid-Kivu, Oost-Congo en de coltan komt uit een conflictvrije mijn in de Zuid-Congolese provincie Katanga. Laatstgenoemde mijn is sinds juli 2011 onderdeel van het Solutions for Hope-project, waaraan ook Motorola deelneemt. Het toestel wordt in elkaar gezet in een Chinese fabriek, waar een fonds is opgericht om de arbeidsomstandigheden, waaronder de lonen, te verbeteren. De Fairphone kost € 325,– en is te bestellen via de website. Een deel van de winst is bestemd voor verbeteringen in de productieketen.
www.fairphone.com
Groen is veilig
De Kalimbi-mijn stond lang onder controle van een in het leger geïntegreerde CNDP-rebel. Na invoering van de Dodd-Frank Act trokken de militairen zich, onder druk van de Congolese regering, uit deze mijn terug. De Kalimbi-mijn werd samen met nog zo’n tien mijnen in Zuid-Kivu als groen aangemerkt. Dat gebeurde door een Duits onderzoeksteam, dat mijnen in Congo onderzoekt en markeert als rood: conflictmijn, oranje: gedeeltelijk conflict, groen: conflictvrij. Omdat de Kalimibi-mijn bovendien in een relatief rustig gebied ligt in Zuid-Kivu werd de mijn voor het CFTI-project uitgekozen. Het CFTI-project werkt samen met de Congolese overheid, het leger en VN-vredesmacht MONUSCO. Uiteindelijk is het de regering die ervoor moet zorgen dat mijnen conflictvrij worden.
Dit artikel verscheen eerder in aangepaste vorm in het tijdschrift One World Magazine.