Arjen Lubach heeft last van een cultuurschok. Net terug uit Qatar voor een vette schnabbel met zijn cabaretgroep Op Sterk Water loopt hij licht verdwaasd door de kookstudio van Keizer Culinair. We gaan een lunch klaarmaken ter gelegenheid van zijn thriller IV, en Lubach verheugt zich nu al op de wijn. ‘Nee, ik ben geen alcoholist. Maar het is heel raar om daar in Qatar in de mooiste restaurants te eten en je te moeten beperken tot een alcoholvrije cocktail. Dat combineert toch niet? Dat land is echt een andere wereld. In het verleden waren er wel plekken waar je kon drinken, zoals het parelvormige kunstmatige eiland: door mensen en niet door Allah gemaakt. Dan mag het. Inmiddels is die situatie rechtgetrokken en zijn restaurants als die van Gordon Ramsay alweer vertrokken.’
Hij is blij dat we elkaar treffen in Keizer Culinair, waar gloednieuwe bloedrode ovens en een oneindige hoeveelheid keukengerei op ons wachten. Thuis heeft hij weinig culinaire spulletjes, want hij is meestal ’s avonds op pad voor optredens. ‘We proberen wel zo goed mogelijk te eten, maar het blijft ingewikkeld. Als je in een schouwburg vraagt waar je terechtkunt, krijg je meestal te horen: het Wapen van Roermond, of van Dordrecht, of waar je dan ook bent. En daar krijg je dan zo’n saté van ossenhaas en een verlepte salade. Nee, dat is geen feest.’
Pollepel
Maar om nou te zeggen dat hij dat thuis compenseert met culinaire avonturen, gaat iets te ver. ‘Veel verder dan Jamie Oliver kom ik niet. Iets Italiaans-achtig. Een paar keer per jaar kook ik voor vrienden iets super lekker uitgebreids, en daar blijft het dan bij.’ Het idee om een flexitarische quesadilla te maken, bevalt hem dan ook. Normaliter een echte vleeseter, staat hij open voor veranderingen. Dus beginnen we met het pitten verwijderen uit een granaatappel. Doormidden snijden en dan met een pollepel flink meppen, zodat de rode pitten eruit ploppen. Lubach ziet niet de therapeutische waarde van deze culinaire activiteit. ‘Ik heb niet zoveel vijanden. Ik fantaseer niet over het strooien van rattengif in de koffie van mijn concurrenten. Aan dat soort dingen denk ik niet.’
Leuk geprobeerd Arjen, maar hier spreekt wel een man die een thriller heeft geschreven met een bomaanslag op de Amsterdamse Singel en een lijk naast het Vondelpark. Protesterend: ‘Er komt bijna geen bloed in mijn boek voor! Dat wilde ik juist vermijden. Ik suggereer maar noem niets expliciet. De bom ontploft naast restaurant Casa di David, zonder dat de lezer weet of daar iemand overlijdt door rondvliegend glas.’
Lubach is niet zo’n haatdragend type. Daarvoor heeft hij te veel succes als cabaretier, kandidaat van Wie is de Mol, tekstleverancier voor Koefnoen en natuurlijk romanschrijver. Plus heel veel andere zaken, die we hier voor het gemak vergeten. ‘Dat succesvolle valt wel mee’, relativeert Lubach, ‘ik heb heel lang radio gedaan, zonder daar verder in te komen. Ik heb heel gefrustreerd in de studio gezeten: waarom ben ik geen Giel Beelen? Toen ik 23 was, dacht ik na over mijn toekomst en vond dat ik heel hard mislukt was. Dat is het gevaarlijke als je weet welke weg je wilt afleggen. Daarom doe ik liever zoveel mogelijk verschillende dingen. Juist de kruisbestuiving van al die disciplines houdt me in beweging. Als ik nu denk ‘ik ga voor de AKO literatuurprijs’ of ‘ik wil in de Alfatent op Lowlands staan’, en stel dat me dat lukt over vijf jaar: wat moet ik dan?’
Maarten van Rossem
Eerst maar eens de Gouden Strop binnenhalen voor het beste misdaadverhaal van 2013 met IV. ‘Een moord. Een staatsgeheim. Een ijzingwekkende achtervolging’, luidt de ultrakorte samenvatting op de achterflap van IV. Het lijk van dienst is van professor Marcus Ruys. Zijn dochter Elsa viert vakantie in Zuid-Frankrijk en moet terstond overvliegen om de politie bij te staan. Dan gaat het direct mis, want Elsa dreigt een staatsgeheim te onthullen. Een geheime organisatie achtervolgt haar, zodra ze voet op Nederlandse bodem zet. Dus moet ze met papa’s boezemvriend Maarten van Eck (lookalike van Maarten van Rossem, maar dan met een gemene rechtervuist in huis) het raadsel van Thorbecke oplossen. De schrijver van de Nederlandse grondwet kon het niet zo goed vinden met Willem III (‘koning Gorilla’), wat auteur Arjen Lubach de kans geeft een Dan Brown-achtig complot te onthullen. De puzzelstukken vliegen de lezer om de oren in deze thriller met komische trekjes. Binnen 24 uur jakkert IV van de ene anticlimax naar de andere onwaarschijnlijke plotwending.
‘Ik houd van raadsels en van films die voortdenderen.’ Is zijn liefde voor raadsels de reden waarom hij zo nodig aan die Zuid-Afrikaanse reclamespecial, pardon, Wie is de Mol? meedoet en zelfs het begeleidende radioprogramma presenteert? ‘Bij Wie is de Mol? is het heel simpel: of je wordt erdoor gegrepen of niet’, reageert Lubach laconiek. ‘Ik ben dol op rolspellen, waarbij je niet weet wie je vriend of vijand is. Dat kan ik dagenlang volhouden.’ Handig talent voor een thrillerschrijver. ‘Het belangrijkste is dat de lezer desnoods een nacht overslaat om het tot het eind uit te lezen. Met IV wilde ik een pageturner schrijven. Entertainment. Ik kan me niet voorstellen dat iemand een favoriete zin heeft in dit boek, dat hij het gaat herlezen. De stijl is puur effectief, rendement staat voorop. In een roman is een zin soms een gedichtje: dat zit er in dit geval niet in.’
Krakers
Terwijl we gehalveerde aubergines in die bloedrode oven stoppen en zwarte bonen voor de quesadilla’s zachtjes laten pruttelen op het fornuis, praat Lubach verder over IV. ‘Als je Thorbecke en onze grondwet langs laat komen, is het niet helemaal puur entertainment. Het raakt aan mijn overtuigingen, ik wil de mensen wakker schudden. Elke satiricus is een nar die soms de vinger op de zere plek legt. Niet dat ik politieke doelen met dit boek heb, ik wil niet de grondwet herschrijven. Al ben ik dan een rasechte republikein. Maar als je echt politieke veranderingen wilt bereiken, dan moet je zelf de politiek ingaan. Ik vind het zo armoedig als krakers een huis bezetten als protest tegen de woningnood. Ga dan in de gemeenteraad zitten!’
Ziet hij zichzelf niet zo snel doen. Niet nodig. ‘In Nederland rijden we met zijn allen op een weg. Als je rechts eraf valt, kom je in een dictatoriaal systeem, links dreigt totale anarchie. Maar we vallen er nooit af, het autootje neigt elke vier jaar een beetje naar hier of naar daar maar zal nooit ontsporen. Politiek op de vierkante millimeter interesseert me niet. Laat mij als kunstenaar de mensen om dingen laten lachen.’
Almere
De aubergines zijn mooi roodbruin geworden aan de bovenkant. Dikke crème en wat thijmblaadjes erop, inwrijven met piment plus wat granaatappels erover gesprenkeld. We zijn klaar voor het voorgerecht en gaan bij de ramen aan de grachtenkant zitten eten. Ik merk op dat hij zich wel a-politiek kan noemen, maar dat hij met zijn thriller toch een missie heeft: een leraar die vertelt over onze vaderlandse geschiedenis. ‘Dat klopt wel. Toen ik vanuit Groningen in Amsterdam kwam wonen, wilde ik de historie weten van de grond waarop ik kwam wonen. Ik begrijp niet dat er mensen in Almere wonen, die niet weten dat die stad vijftig jaar geleden nog niet bestond. Ik woon met uitzicht op de Westerkerk en het paleis op de Dam, dan moet je toch weten dat het paleis vroeger het stadshuis was?´
Een groep meisjes komt langswandelen, herkent Arjen en begint te giechelen en zwaaien. Vindt hij het leuk, groupies? ‘Nou groupies… Ik kan nog steeds heel makkelijk over straat. In de theaterwereld is het niet moeilijk iemand in levenden lijve te ontmoeten, meestal komt de artiest na afloop naar de bar. Kun je met hem/haar op de foto. Er zijn inderdaad meisjes die vaker naar mijn voorstellingen komen. Niet dat ik als een Michael Jackson mijn hotel niet meer uit kan. Kijk, ik vind het gaaf dat iemand leuk vindt wat ik doe. Zelf kan ik me niet voorstellen dat ik een voorstelling meer dan drie keer zou gaan bekijken, en de artiest een boekje zou voorhouden om weer iets in te laten schrijven. Blijkbaar heeft op het podium staan zo’n effect op mensen. Vierhonderd mensen in de zaal, drie jongens op het podium, dat doet iets. Zelf zou ik nooit naar een artiest durven toe te stappen die ik bewonder. Toch knap van die meiden.’
De quesadilla moet in elkaar gedraaid worden. Mexicaanse pannenkoeken met daarop eerst een zwarte bonenbrij, dan een frisse salsa met avocado, tomaat en koriander, waarna de boel natuurlijkwordt afgemaakt met zure room en geraspte kaas. Vegetarisch, maar ongezond. Al denkt Lubach daar anders over. ‘Ik vind eigenlijk dat we goed bezig zijn. Veel verse groenten. Bevalt wel, dat flexitariër zijn. Ik mis geen vlees. En dat wil wat zeggen.’ Doortastend deponeert hij alle ingrediënten op de pannenkoek. Qua lay-out artistiek heel verantwoord. Lubach is niet zo van het gooi- en smijtwerk.
Jeugdtrauma
Kort voor onze lunch in Keizer Culinair vertrouwde Lubach me tijdens de boekpresentatie van IV toe dat hij verrast was door de hoge opkomst, en dat hij zich eigenlijk niet op zijn gemak voelt in grote gezelschappen. Hoe kan dat, als je een cabaretier bent? ‘Met optredens zoek ik de pijngrens op. Maar het grote verschil is dat ik in een theater denk dat ik altijd nog dat gordijn kan dichttrekken. De vierde wand zit ertussen. Ik kijk het publiek ook niet aan. Mijn collega’s zeggen dan na afloop ‘die man op de derde rij keek voortdurend op zijn mobieltje’. Ik zie niemand, dat trek ik niet. In dat zwarte gat zitten vijfhonderd mensen: doodeng. Ik ga na afloop ook liever niet naar voren, backstage voel ik me beter. Beschadigd in mijn jeugd, trauma? Vast wel, de mensheid is niet het mooiste ras. Met heel veel moeite heb ik op het Mediapark in Hilversum een leuk iemand ontdekt, een goede vriendin; of in een kroeg te Groningen een filosofievriend. Heel zorgvuldig en met moeite gevonden. Dat zijn mijn vrienden. Een overdaad aan mensen die ik zelf niet als vrienden zou kiezen, dat vind ik beangstigend.’
Dirk Koppes en Arjen Lubach kookten in Kookstudio Keizer Culinair, www.keizerculinair.nl, vestiging Keizersgracht 376, Amsterdam.
Arjen Lubach: IV, uitgeverij Podium
Lezersaanbieding voor abonnees van Dirk Koppes!