Pim van der Wardt, alias Pomsy, droomt groot. Toen hij ruim tien jaar geleden vond dat er in zijn woonplaats Ansen (onder de rook van Havelte, wat weer onder de rook van Meppel ligt) wel érg weinig te doen was, besloot ie in z’n achtertuin dan maar zélf een festival te organiseren. Was bovendien een prima excuus om op te kunnen treden met z’n eigen bandje.
Afgelopen zomer beleefde Vogelpop al weer zijn elfde editie. En de duizend bezoekers zagen dat het goed was.
Van der Wardt, vooraleerst een gepassioneerd skateboarder, deed de kunstacademie met als specialisatie film. Daar ontmoette hij een Zambiaan die hem uitnodigde om naar zijn vaderland te komen. Van der Wardts nieuwsgierigheid was gewekt. Hij was vooral benieuwd of hij in het Afrikaanse land ook zou kunnen skaten. Want als je daarop googelde, dan vond je niks. “Dan kwam je in 95 procent van de gevallen in Zuid-Afrika terecht.”
Maar de dingen gaan zoals ze gaan. Het contact met de Zambiaan verwaterde, terwijl het geld om de reis te maken er sowieso niet was. Maar de nieuwsgierigheid bleef. En gaandeweg werd het idee alleen maar groter. Want waarom alleen maar naar Zambia gaan? Waarom niet gewoon met z’n skateboard en camera dwars door Afrika trekken? Van Ansen naar Kaapstad?
Ja, waarom eigenlijk niet?
Nee, Pomsy ging niet helemaal over één nacht ijs. Deed zoveel research als mogelijk. Boorde al z’n Afrikaanse skate-contacten aan voor tips en hulp. Een vriend assisteerde bij het uitstippelen van de route. Hielp hem met uitzoeken waar langs te gaan door landen en gebieden waar hij helemaal niemand kende. Waar was het onveilig? Waar waren er op dat moment verkiezingen? Welke streken kon hij maar beter mijden?
Voor het merendeel was het vaak ook ongewis waar hij gedurende zijn trip de nacht zou doorbrengen. “Zeg dat ik voor de helft adresjes had waar ik zou kunnen slapen, en voor de andere helft niet. Maar ook voor de helft die wél al vastlag, althans op papier, was het natuurlijk maar afwachten of die mensen zich ook daadwerkelijk aan hun afspraak zouden houden. Ik kende ze tenslotte alleen maar van online.”
Dat klinkt best spannend. En dat wás het ook, bekent Van der Wardt. Hij vond het zelf ook best een eng avontuur, zeker nadat het vertrek dichterbij kwam en de reis immer concretere vormen aan ging nemen.
Van der Wardt: “Het begin van de reis alleen al: ik had bijvoorbeeld geen idee hoe ik van Marokko naar Senegal zou moeten komen. Die hele westkust van Afrika was voor mij één groot vraagteken. Zoek maar op. Ja, je hebt die Dakar rally, maar voor de rest was er niks over te vinden. Openbaar vervoer is er bijvoorbeeld niet. In Mauritanië kende ik bijvoorbeeld helemaal niemand.”
Best spannend dus. Maar een vriend gaf hem het beste advies dat ie zich maar kon wensen. En dat advies had ie in z’n hoofd geprent. Jump, and the net will appear. Spring, en het net zal verschijnen. Met andere woorden: gewoon doen, en een oplossing zal zich vanzelf aandienen. En zo was het in veel gevallen ook. “Mezelf aan dat advies vasthouden, gaf me een bevrijdend gevoel.”
Soms ging het echter ook wel eens mis. In Porto Novo, Benin, bijvoorbeeld. Daar werd hij overvallen. Maar dat was achteraf gezien een beetje z’n eigen schuld, dikke bult, moet hij toegeven. Hij had op dat moment gewoon beter naar z’n gevoel moeten luisteren. Hij had de voortekenen niet moeten negeren. Waarschuwingssignalen zijn er immers niet voor niks. Zo waren er een week eerder ook al een paar buitenlanders overvallen, nota bene in dezelfde straat.
“Maar ja, ik had een beetje een rotweek. Ik kon in Benin maar geen andere skaters vinden, en dat irriteerde. Bovendien lukte het me maar niet om een visum te krijgen voor Nigeria. Dus omdat ik even in een dip zat, dacht ik: eigenlijk moet ik gewoon zorgen dat ik geniet van deze reis. Dus besloot ik gezellig bier te gaan drinken. Had ik ’t eigenlijk bij eentje moeten laten, maar dat deed ik niet. Bovendien was ik ook nog ‘ns in m’n uppie.”
Foute boel dus. Gelukkig had ie de meeste van z’n spullen ‘thuis’ gelaten, en bleef de schade beperkt tot wat dollars en een oude telefoon. Al stonden daar wél al z’n contacten in. Dus die wilde hij toch wel graag terug. En hoe gaat zoiets in landen als Benin? Dan kom je via via met je overvaller in contact, want op de één of andere manier kent iedereen iedereen daar. Zo kon-ie z’n spullen weer terug kopen.
“Of terug kopen…”, verklaart Van der Wardt. “Ik heb ‘m wat gegeven. Hij moest tenslotte ook eten, hij steelt zoiets niet zo maar. Aanvankelijk kende ik wel wraakgevoelens, en wilde ik ‘m ik weet niet wat aandoen, maar uiteindelijk heb ik ‘m maar vergeven. Maar niet nadat ik ‘m even een preek heb gegeven, zo van: op die manier zou je toch niet moeten willen leven? Aan z’n gezicht zag je ook wel dat ie er zich niet lekker bij voelde. Maar vergeving is een groot goed, weet ik inmiddels. Als ik ooit terugga, ben ik vastbesloten hem op te zoeken. Dan neem ik ‘m mee uit eten.”
Skaten in Afrika was trouwens een avontuur op zich. Vooral in de steden. Dat deed je met gevaar voor eigen leven. “Het verkeer is er zo chaotisch, iedereen rijdt er door elkaar heen. Maar die gasten beukten er met hun boards dwars door heen.” Het voelde bijna net zo gevaarlijk als een ritje per taxi of bus – bij wijze van spreken dan. Hoewel: tot twee keer reed ie voorbij aan een schietpartij.
“In Marokko zaten we in een taxi, toen we langs een verkeersongeluk of een auto met pech reden. Stond er een man met een kapmes bij te zwaaien, met allemaal mensen er omheen en politie erbij. Maar we waren er nog niet voorbij, of we hoorden pistoolschoten. In Mozambique ook, daar stonden we in een bus – ja, zo gaan die dingen daar – toen we schoten hoorden. Zagen we plotseling een man langs de bus rennen, achtervolgd door agenten met getrokken pistolen. Geen idee of die het heeft overleefd.”
De kostbare herinneringen die Van der Wardt gedurende zeven maanden opdeed, zijn legio. Net als de indrukwekkende mensen die hij op zijn reis onmoette. Zoals die man die hij tegenkwam tijdens een bizarre autorit van Gambia naar Guinee. In een oeroude stationwagon, bouwjaar 1980 ongeveer, met daarin vijftien mensen gestouwd. En dan met 130 kilometer per uur over zandweggetjes, terwijl de chauffeur vrolijk aan het bellen was.
“Vijftien, ja. Moet je je voorstellen: naast de bestuurder twee mensen op de passagiersstoel. Op het bankje daarachter vier opgepropt op een rij, waaronder ik. Op het bankje daarachter drie moeders met hun kinderen. En tenslotte nog twee in de kofferbak. En zo’n reis duurt dan gewoon drie dagen hè. Of eigenlijk stonden er twee dagen voor, maar we kregen onderweg steeds pech. Moest die auto steeds gerepareerd worden.”
Eén van z’n medepassagiers woonde in Guinee, één van die landen waar Van der Wardt helemaal niemand kende. Maar dat was geen probleem, verzekerde de man hem. No problem. “Dat bleef ie maar zeggen. Als ik hem weer vroeg naar hoe of wat, klonk het weer: No problem. De man had geen geld te makken. Woonde ook in een straatarme buurt. Een bankstel en een matras waren z’n enige meubels. Maar ik kreeg dat matras, en z’n zoontjes sliepen op de grond. Mocht ik niet weigeren ook. Hij heeft de hele week al m’n eten betaald. Als ik opperde dat ik mee wilde betalen, als ie me maar even aanwees waar de bank was, wilde hij daar niks van weten. Dat zal me altijd bijblijven, dat Niks hebben, maar alles delen.”
Het was maar één van de vele voordelen van slapen bij gewone mensen thuis, in plaats van inchecken in een veilig hotel, met roomservice en een kluisje op de kamer. Op die manier leer je tenslotte pas écht de mensen, hun gewoontes, hun cultuur en hun land kennen. Dat Niks hebben, maar alles delen kwam trouwens telkens weer terug.
“Zo heb ik ook een jongen ontmoet, die als één van z’n weinige bezittingen een boek had. Toen ik vroeg om het wat beter te bekijken, kreeg ik het in m’n handen gedrukt. Mocht ik het houden. Toen ik hem één van m’n armbandjes wilde geven, om tenminste iéts terug te geven, schoof ie meteen een armbandje van hemzelf af. Echt álles willen ze delen. Je zult in Afrika ook niet meemaken dat er iemand in de bus in z’n eentje zit te eten. Onbestaanbaar. Ik eten? Dan jij ook eten. Alles wordt gedeeld. Dat mis ik wel eens een beetje in Nederland.”
De reis van Ansen naar Kaapstad was levensverrijkend voor Van der Wardt. Maar het hoofddoel van de trip was natuurlijk het maken van een film. “Het is een wilde schatting, maar ik denk dat ik met zo’n beetje 250 uur aan ruw materiaal ben teruggekomen.” Met het schiften en selecteren is hij net begonnen, maar daarvoor zou hij nog wel wat mannetjes kunnen gebruiken.
“Ik ben momenteel in gesprek met producenten en filmmakers”, legt Van der Wardt uit. “In 2019 moet de film af zijn. Ik zou het tof vinden als ie op het IDFA in première zou kunnen gaan. Daarna nog in andere mondiale filmhoofdsteden. Londen, Berlijn, New York, Barcelona. En vervolgens ook op meerdere plaatsen in Afrika. Ik vind het belangrijk dat skaters ‘m daar ook zien.”
We zeiden het al eerder: Pim van der Wardt droomt groot.
“Dat is ook de boodschap van deze film. Als je ergens passie voor hebt, gá er gewoon voor. Ook al krijg je duizend waarschuwingen om het niet te doen. Als je een droom hebt, en je wilt het echt heel graag, dan gaat het je lukken. Ik heb dat zelf toch ook meegemaakt? Ook mij werd meermaals afgeraden om deze reis te maken. Maar ik heb tóch doorgezet.”
Trouwens, als de film straks is uitgekomen, en de (skaters)wereld heeft veroverd, wil hij het daar niet bij laten. “Samen met de contacten die ik de afgelopen zeven maanden heb opgedaan”, zegt Pomsy, “wil ik een wedstrijd organiseren, die het hele continent Afrika beslaat. Is nog nooit gebeurd. Dat zou echt heel tof zijn.”