‘Want anders dan het in Thailand verkopen van fietstochten of stroopwafels, spreekt bij landgenoten het telen van en handelen in zaaigoed voor Thaise boeren weinig tot de verbeelding.’
Goede zaken met ‘seksen’ van planten
East-West Seed doet – op hoger overheidsniveau graag optrekkend met de Nederlandse ambassade – opvallend goede zaken met het massaal ‘seksen’ van planten. Met het bij elkaar brengen van mannetjes en vrouwtjes.
‘Met kruisen van planten dus. Op traditionele wijze en moleculair. Profiterend van de laatste ontwikkelingen in de biotechnologie. Steeds opnieuw op zoek naar de beste zaden voor de verbouw in de tropen van bijvoorbeeld meloen, pepers, zoete mais, tomaat, komkommer en papaya.’
O ja, de meeste oranje Afrikaantjes die je ziet in Thaise offerkransjes komen ook uit zaden van East-West Seed – een succesproduct voortkomend uit een passie van oprichter/eigenaar Simon Groot.
Thaise concurrenten verbaast over succes
Het in 1982 door deze avontuurlijke zadenveredelaar uit Enkhuizen (‘de bakermat van de wereldwijde zadenindustrie’) begonnen tropische bedrijf, is tot verbazing van lokale concurrenten uitgegroeid tot absolute marktleider in Thailand.
Bazen van de nu bijna 100 jaar oude zadenhandel van Thailands grootste voedselproducent CP – waarvan de bekende buurtsupers 7-Eleven slechts een klein bedrijfsonderdeel zijn – geloofden destijds bij het kennismaken niet in het succes van duurdere ‘Nederlandse kwaliteit’.
Thaise boeren zijn niet dom
Zaad werd en wordt zo goedkoop mogelijk ingevoerd uit China. Of geleverd uit de massale voorraden van grote internationals.
‘Bij CP dachten ze dat het slecht opgeleide en arme Thaise boeren niet aan het verstand is te brengen, dat kosten voor de baat uitgaan. Dat je meer voor goed zaad moet betalen, maar dat je dan na de oogst nog meer winst maakt.’
Maar Thaise boeren zijn niet dom.
‘Wel sceptisch. En begrijpelijk. Ze zijn al zo vaak belazerd. Door de overheid met verkeerde mest voor rijstplanten. Door onduidelijke subsidies, die hen verder in de ellende brachten. En door bikkelharde financiers.’
Op z’n Hollands volhouden en doorrammen
Het zaad van East-West Seed is zo’n 20 procent duurder dan dat van de concurrentie. Maar de opbrengst op de markt levert de boer gemiddeld 40 procent meer op.
‘Dat ziet een boer natuurlijk niet aan ons zaad. Dat ziet er net zo uit als goedkoop spul. Hij wil terecht bewijzen zien. Daarom zoeken we de boeren op. Tot in elk dorp in elke uithoek van het land. We leggen uit hoe ons zaad werkt. En we vragen of we een strook land van een perceel gratis mogen inzaaien.’
Bij de eerste oogst valt de extra opbrengst dan vaak nog wat tegen. De tweede keer denken boeren dat de prachtoogst toeval moet zijn. De derde keer moet je ze overtuigen dat het echt door ons zaad komt.
‘Je moet geduld hebben. Maar ook op z’n Hollands volhouden en doorrammen. Anders ben je ze kwijt als potentiële klant.’
‘Rare mensen van het zaad’
Bert van der Feltz van der Sloot (Enkhuizen, 29 januari 1965) – ‘in Nederland moet ik de hele naam gebruiken, want anders zou ik me met alleen Van der Feltz voordoen als lid van een adellijke familie’ – is zoon van een huisarts die naar de zadenstad kwam voor zijn werk.
Zijn vader waarschuwde hem als kind voor ‘die rare mensen van het zaad’: Die denken alleen maar aan geld. Blijf maar uit hun buurt!
Maar na zijn studie Bedrijfskunde in Rotterdam en een goede job bij Bank Mees & Hope kwam hij via een kennis in 1994 terecht bij Delft Instruments in Thailand. Daar ontmoette hij plaatsgenoot Simon Groot, die zich als lid van de vijfde generatie van een Hollandse zadenfamilie in de tropen wilde bewijzen.
‘In Enkhuizen verklaarden ze hem voor gek. Of ie in de ontwikkelingshulp ging, vroegen ze lachend. Dat was niet het geval. Maar hij wilde wel iets betekenen voor het verbeteren van het leven van kleine boeren in de tropen.’
Hun wegen zouden elkaar in 2000 opnieuw kruisen, als Groot in Van der Feltz de zakelijke generalist zag die hij zocht. Nadat deze Delft Instrument in de Aziatische crisis van 1997 moest afbouwen en al enkele jaren in de VS werkte voor SHV, vertrok hij opnieuw naar Thailand.
Thailand maakt gelukkiger
En hij vertrok met plezier naar het Land van de Glimlach. ‘Hier zijn mensen niet op geld, maar op leven gericht. Dat maakt gelukkiger. Dat geldt ook voor mij.’
‘Ik kwam puur als bedrijfskundige, nu heb ik ook passie voor ons product. Ik geloof in onze missie. We zijn geen goede doelenorganisatie, maar willen wel wat betekenen voor mensen. En dat lukt ook.’
‘Meer inkomen voor een boer betekent geld voor het kopen van schoolboeken voor kinderen. Een beter en gezonder huis. Een pick-up om handel mee te drijven. En minder zorgen en dus minder alcoholmisbruik. De hele familie profiteert. Het hele dorp. De hele lokale economie.’
4600 werknemers wereldwijd
Onder zijn leiding is East-West Seed – bij Thaise boeren bekend als Sorndaeng (naar de rode pijl in het logo) – uitgegroeid tot een bedrijf in de internationale top-10.
Met een splinternieuw hoofdkantoor in de provincie Nonthaburi, net ten westen van Bangkok. Van waaruit wereldwijd 4600 werknemers worden aangestuurd.
Er zijn 15 Research en Development-centra in 7 tropische landen. In Zuidoost-Azië, India, China, Zuid-Amerika en Afrika. Wereldwijd exporteert het bedrijf naar 60 landen.
Het bedrijf weet als geen ander effectief kleine boeren te bereiken, blijkt uit onafhankelijk internationaal onderzoek. Het telt inmiddels 18 miljoen kleine boeren als klant.
Kleine boeren van levensbelang
Volgens internationale overheden en hulporganisaties is het van het grootste belang om via bedrijven als East-West Seed de positie van kleine boeren te versterken.
‘De wereldbevolking groeit tot 2015 naar verwachting met 40 procent. Van die groei heeft 80 procent plaats in Azië en Afrika. En op die continenten zijn ze wat betreft voedselproductie voor 80 procent afhankelijk van kleine boeren. Die boeren heb je dus nodig om te zorgen voor voldoende voedsel in de toekomst.’
Lokale aanpak is must
Het moet voor die boeren dus attractief zijn om meer te produceren. ‘Dat is het, als ze van hun stuk grond meer kunnen oogsten. En als die oogst van betere kwaliteit is. En dus meer oplevert.’
Dat vraagt om een lokale aanpak.
‘Weersomstandigheden, vochtigheid, grondsamenstelling, ongedierteplagen en plantenziektes zijn overal in de tropen anders. Alleen al in Thailand zijn er grote verschillen. Dat vraagt dus om lokaal aangepast onderzoek in veel verschillende soorten gewas.
Beter zaad, minder gif
Het gaat er niet alleen om meer voedsel te produceren. Ook onze gezondheid is van belang.
‘Al zal het de Thaise boer wat minder interesseren. Maar voedselveiligheid en voedingswaarden zijn bepalend voor een goed product. Milieu ook overigens. Hoe meer onze gewassen op natuurlijke wijze resistent zijn, des te minder gif de boer hoeft te spuiten.’
Thaise overheid werkt niet mee
Thailand maakt de laatste decennia een draai naar de industriële en dienstverlenende sector, maar moet oppassen als grote landbouwnatie de ontwikkelingen in de agrarische sector niet over het hoofd te zien.
‘De Thaise overheid werkt ons niet tegen bij onze voorlichtingsprogramma’s op het platteland. Maar ze werkt ook niet echt concreet aan een modernisering van de land- en tuinbouw. Zeker niet vergeleken bij China en Vietnam.’
Studeren in Wageningen
‘Dankzij beurzen zijn wel meer boerenkinderen in het buitenland gaan studeren. Bijvoorbeeld in Wageningen.
‘Maar na terugkomst moeten ze 10 jaar voor een overheidsinstelling werken om hun schuld af te betalen. Zo stromen ze nauwelijks door naar innovatieve bedrijven als het onze. Doodzonde.’
Hulp ambassade helpt echt
Bert van der Feltz heeft behalve de aantoonbare resultaten van zijn zaden, nog twee marketing troeven in handen.
De eerste is de ‘hele goede samenwerking’ met de afdeling Economische Zaken van de Nederlandse ambassade in Bangkok.
‘Natuurlijk kennen we onze eigen weg wel na 35 jaar in Thailand. Maar het helpt wel om je te positioneren in het kielzog van een missie. Of een ministerieel of koninklijk bezoek. De rol van de overheid in Thailand is groot. Het helpt echt als die ziet dat de Nederlandse overheid je ondersteunt. Dat verstevigt je maatschappelijke positie.’
Paarse zaadjes voor prinses Sirindhorn
Bijzonder zijn de contacten met de populaire Prinses Sirindhorn, die net zoals haar vader Koning Bhumibol grote interesse toont voor ontwikkelingen in de landbouw.
Via-via werd ze in 1985 bereid gevonden in Chiang Mai het eerste onderzoeksstation van East-West Seed te openen. Bij het 25-jarig bestaan gaf ze eveneens acte de présence.
Tegenprestatie is dat East-West Seed de zaden levert, die de prinses in haar naam laat uitdelen aan boeren getroffen door droogte of overstromingen.
‘Die zaden zitten in een paars zakje – de door haar geboortedag bepaalde kleur van de prinses. Ons logo hoort er niet op te staan. Ons telefoonnummer mag wel. Op die manier bereiken we op koninklijke wijze nieuwe klanten.’