Bernie Westland zingt verlegen mee met de muziek die het bandje in de kroeg The Matchmaker speelt. Ze deint zachtjes heen en weer als I’ll give you a daisy my daisy de zaal in dreunt. De ene na de andere wals komt voorbij. Haar vriendin Christine verdwijnt aan de arm van een man voor een dans. De 28-jarige receptioniste -kort zwart haar, grote bril en stevig postuur- blijft afwachtend op haar stoel zitten. ‘Mijn verwachtingen zijn niet al te hoog gespannen. Al zou het mooi zijn als ik vanavond mijn toekomstige echtgenoot tegen het lijf zou lopen.’
Aardig en oprecht
Bernie woont nog bij haar ouders, en vindt het de hoogste tijd om zelf een gezin te gaan stichten. Vorig jaar, toen ze voor de tweede keer naar het festival kwam, leek een bruiloft niet ver weg. ‘Ik ontmoette een boer uit Kerry waarmee ik drie dagen op stap ben geweest. En we hebben elkaar daarna ook nog een paar keer gezien.’ Maar het Zuid-Ierse Kerry was toch wel heel erg ver weg voor een jonge vrouw uit het noordelijke Sligo. ‘Ik heb liever iemand uit de buurt.’ Bernie heeft weinig andere eisen. ‘Hij moet aardig zijn, en oprecht. Iemand waar je op kunt bouwen.’
Het vinden van een partner is in het dunbevolkte Ierland niet makkelijk. Ruim 40 procent van de 4,6 miljoen Ieren woont in een dorp dat minder dan 1000 inwoners telt. ‘En kom dan maar eens iemand tegen als je over de 30 bent en niet van internetdaten houdt’, zegt Paddy Coughlan uit Castletown. De fabrieksarbeider beschrijft cynisch zijn woonplaats. ‘Twee pubs, twee winkels, twee benzinestations en enkel getrouwde vrouwen.’ De 52-jarige Coughlan gaat daarom ieder jaar naar het Matchmakingfestival in Lisdoonvarna.
Hij drinkt in één teug zijn pint Guinness leeg en veegt met zijn mouw het romige schuim van zijn mond. ‘Zonder succes trouwens. Al had ik tien jaar terug een tijdje aanspraak van een vrouw uit Tralee die ik hier had ontmoet. De laatste vijf jaar echter, zit er niet zoveel tussen.’ Toch weet hij dat hij volgend jaar weer van de partij zal zijn. ‘Je weet maar nooit.’ Matchmaker Willy Daly heeft begrip voor het gemopper van Coughlan. En voegt er verwijtend aan toe dat ‘de hedendaagse vrouw te veel noten op haar zang heeft’. ‘Vrouwen zijn tegenwoordig zo onafhankelijk dat ze veel te veel eisen aan mannen stellen’, verduidelijkt hij.
Goedzakken
Willie Daly, die 11 maanden per jaar een stoeterij runt en in het najaar voor koppelaar speelt, heeft het over ‘verschrikkelijke eenzaamheid en diepe treurnis’ als hij het over singles heeft. ‘Als ik uit rijden ging en bij alleenstaanden stopte voor een kopje thee, merkte ik vaak dat zij al in geen tijden bezoek hadden gehad. Ik besloot daarop verschillende mensen aan elkaar voor te stellen, in de hoop dat daar iets moois uit zou groeien.’ Trots vertelt hij dat hij inmiddels honderden huwelijken heeft gearrangeerd. Trots: ‘De mannen uit het Westen van Ierland zijn knap en aardig. Veel vrouwen zijn op zoek naar zulke goedzakken.’
’s Middags loopt hij met een groot, bijna versleten boek onder zijn arm de danszaal van Ballinalackin Castle -een gehucht zo’n vier kilometer buiten Lisdoonvarna- binnen. De koppelaar wordt onmiddellijk ingesloten door dames met hoogrode konen en heren in zondagse pakken. Routineus stelt hij een van de vrouwen voor aan een man. Beiden laten hun verlegenheid varen als Daly het woord voert. Ze knikken beleefd naar elkaar, en verdwijnen richting dansvloer alwaar een combo aan een nieuwe wals begint.
De koppelaar annex paardeman vertelt dat het boek dat hij met zich meezeult, al tientallen jaren in zijn bezit is. Serieus: ‘Ik noteer namen van alleenstaanden en hun verlangens. In de wintermaanden maak ik samen met mijn dochter een indeling naar leeftijd en woonplaats om vervolgens avonden te organiseren waar die mensen elkaar kunnen ontmoeten.’ Daly zegt geen cent voor deze service te rekenen. Hij heeft een ander belang. ‘Als mensen niet trouwen en zich niet settelen, dan loopt dit gebied leeg. En worden alle huizen opgekocht door vakantiegangers uit Engeland, Duitsland en Nederland. Ik vind dat een verschrikkelijk vooruitzicht. Ik wil buren die er zijn. Ik wil in een gebied leven waar geleefd wordt.’
Op de houten vloer in de danszaal zwieren tientallen paren op het ritme van, -alweer!- een wals. Daly, getrouwd en vader van zeven kinderen, kijkt glunderend om zich heen. ‘Mijn opa koppelde ook. Hij was veehandelaar en wist wie er nog ongebonden zonen en dochters thuis had. Hij nodigde die ouders en hun kinderen uit om in het najaar naar Lisdoonvarna te komen, en hoopte zo dat er huwelijken zouden ontstaan.’
Uit die tijd komt ook de openingszin die je op het festival nog regelmatig hoort: ‘hoeveel land heeft u en hoeveel vee’. Tijdens een nummer van Cliff Richard meldt Joe O’Sullivan onomwonden dat hij 60 hectare land heeft en 250 melkkoeien. De veehouder uit West-Cork is allerminst boos als hij naar zijn bezit wordt gevraagd. ‘Het schept tenminste duidelijkheid’, bromt hij. Joe is op zoek naar een ‘simpele vrouw’. ‘Iemand die op de boerderij wil komen werken en die het huis gezellig kan maken.’ Hij sjort zijn spijkerbroek over zijn bierbuik, wist het zweet van zijn voorhoofd en vraagt een meisje of zij met hem wil dansen. Ze staat op en gaat mee. Weigeren is in Lisdoonvarna not done.
Zondagmiddag zit een streng kijkende vrouw naast een tafeltje om twee euro te innen van de bezoekers aan het gemeenschapshuis van Lisdoonvarna. Vooral veel vijftigers en zestigers zweven over de dansvloer. De ochtend is net voorbij, maar de zaal is afgeladen. De vrouwen dragen kleurige jurken en zijn duidelijk naar de kapper geweest. De mannen hebben hun zondagse pak aan. Of een spijkerbroek met nette trui en een overhemd. Chris O’Sullivan is samen met wat kennissen naar Lisdoonvarna gekomen. De bouwvakker is sinds kort gescheiden en huurt sindsdien een gemeubileerde kamer.
‘Je komt thuis en je verveelt je dood’, vat hij zijn leven samen.
Na enig zwijgen vertelt Sullivan dat het niet makkelijk is om alleen te wonen als je 22 jaar getrouwd bent geweest. ‘Daarom ben ik hier’, vertelt hij verlegen. Hij vindt dat het in Lisdoonvarna makkelijker is om een vrouw te ontmoeten. ‘Je bent hier geen buitenstaander. Iedereen danst, en geen vrouw weigert je. Dat zorgt dat het zoeken naar een leuke vrouw geen zenuwachtig gedoe wordt.’ Hij wrijft in zijn rode ogen. ‘Ik slaap met drie vrienden in een camper en na een lange nacht van dansen en drinken, schiet je nachtrust er bij in.’
De danszaal waar O’Sullivan nauwlettend de dames in de gaten houdt, ligt vlak naast een andere lokale attractie: zwavelhoudende bronnen. Eigenlijk de bronnen waaruit het Matchmakingfestival is ontstaan. Ruim 200 jaar geleden kwam de Ierse upperclass in september bij elkaar voor vakantie. Het uitstapje werd aangegrepen om kinderen van rijke ouders aan elkaar te koppelen. En dat ging op dezelfde manier als tegenwoordig. In verschillende dansgelegenheden rondom de bronnen werden feestjes georganiseerd waarbij beide partijen elkaar beter konden leren kennen.
De landeigenaren trokken met hun families altijd in september naar Lisdoonvarna omdat de oogst dan binnen was. ‘September is nu onze oogstmaand’, lekkerbekt voormalig festivalorganisator Jim White. De eigenaar van vijf hotels in het duizend zielen tellende dorp, voegt er meteen aan toe dat heel Lisdoonvarna in september haar geld verdient. ‘Er is hier geen familie te vinden die geen kamertje vrijmaakt voor pensiongasten.’ Gnuivend wijst hij naar een uithangbord voor een huis. ‘Bij die familie kun je precies zien hoe de zaken ervoor staan. Hangt er een bordje buiten met de prijzen; dan is het rustig. Is er niets te zien, dan zitten ze vol en vragen ze twee keer zoveel geld voor een kamer met ontbijt.’
The Matchmaker
White zet een knalgele zonnebril op zijn neus als hij in z’n Volvo stapt. De voormalige supermarkteigenaar en ex-parlementslid voor het liberale Fine Gael, rijdt naar het gehucht Fanore. ‘Een dorp vol vrijgezellen’, zegt hij spottend. ‘De jongens daar hebben nooit een keus kunnen maken tijdens het festival en vissen nu achter het net omdat ze te oud zijn.’ In White’s wereld zijn mensen pas gelukkig als ze getrouwd zijn en kinderen hebben. Bij het woord homoseksualiteit kijkt hij niet-begrijpend. ‘Zoiets bestaat hier niet.’ Zelf is hij een paar jaar geleden voor de tweede keer getrouwd. ‘Ik heb mijn vrouw in The Matchmaker leren kennen.’ White draagt geen trouwring. Glimmende oogjes: ‘Vertrouwen. Het gaat in het leven om vertrouwen; niet of je wel of geen ring draagt.’
Eerder die middag bracht de festivalorganisator uit Donegal -‘Ik rijd twee keer per week naar Lisdoonvarna en in september woon ik er.’- het succes van het festival onder woorden. ‘Het vinden van de ware liefde is als het zoeken naar goud. Iedereen hier is een goudzoeker. En soms vindt iemand een flintertje.’ Voor White is het festival een goudmijn. Het personeel in zijn vijf hotels werkt dag en nacht voor schamele loontjes, en de gasten krijgen voor veel geld bijzonder weinig service. Schaamteloos vertelt White dat de septembergasten minder in de watten worden gelegd dan de mensen -vooral Amerikanen- die de rest van het jaar worden aangevoerd.
Het personeel in zijn hotels oogt slordig en de maaltijden zijn slecht. Gasten moeten genoegen nemen met kwakken aardappelpuree, doorgekookte wortels en vis vol graten. En een drankje bij de maaltijd kunnen ze vergeten. ‘Dat kan niet in september’, snauwt de ober. White haalt zijn schouders op. Broodnuchter zegt hij vervolgens dat hij dergelijke menu’s nooit zou durven voorschotelen aan zijn andere klanten. ‘Ik geef in september waar de mensen om vragen.’
Elektrisch
In The Ritz, een hotel waar enkel de naam nog enige grandeur heeft, speelt accordeonist Larry McEnvoy. Het is kwart over twee, zaterdagnacht. Hij is die middag om half een begonnen. Dit is zijn vijfde, en laatste, week in Lisdoonvarna. ‘Vijfenzestig uur per week; zeven middagen en vijf nachten.’ Eigenlijk wil hij zo snel mogelijk naar huis. ‘Mijn moeder is slecht ter been en ik moet even kijken of alles goed met haar is. En morgenochtend wil ik ook nog naar de kerk.’ De muzikant zegt dat hij liever in Lisdoonvarna speelt dan in het buitenland. Ook al zijn de verdiensten daar veel beter. ‘De atmosfeer hier is haast elektrisch. Het is net als een Duty-free shop op het vliegveld; iedereen wil erbij zijn.’
Jim White rijdt tevreden door het desolate natuurgebied The Burren. Af en toe wijst hij met zijn vinger naar een eenzaam huis. ‘Ook daar zijn mensen een pension begonnen.’ White vindt dat Lisdoonvarna er enorm op vooruit is gegaan sinds hij het Matchmakingfestival nieuw leven heeft ingeblazen. ‘Het festijn bestond nog wel, maar er kwamen enkel oude mensen op af.’ Om meer jongeren te trekken bedacht hij samen met Willy Daly de verkiezing van een Mister en Miss Lisdoonvarna. En nee, dat is geen geschiedvervalsing. ‘Die titel bestond een eeuw geleden ook al, maar was doodgebloed. Wij hebben de titel gereanimeerd.’
Oerlelijke kerels
Bred Carrigan, eigenaresse van restaurant The Half Door, beaamt dat Lisdoonvarna door White uit het slop is getrokken. ‘We verdienen allemaal aan het Matchmakingfestival. Maar we halen ook allemaal weer opgelucht adem als het voorbij is.’ Geïrriteerd vertelt ze over mannen die haar restaurant binnen komen stormen om te vertellen dat ze geïnteresseerd zijn in haar. Misprijzend: ‘Oerlelijke kerels. Boeren die dan misschien wel geld hebben, maar dat is dan ook alles.’ En Bred is niet te koop. Zeker niet als het om de liefde gaat.
* Jim White is onlangs overleden. Enda Kenny, de Ierse premier, -of Taoiseach zoals dat daar heet-, memoreerde bij het overlijden van White zijn optimisme en vrijgevigheid. Ook noemde hij White’s inzet voor de Ierse toeristenindustrie.