Janine Abbring en haar team hebben met Louis van Gaal een ontzettend goede gast gestrikt voor Zomergasten. Geen obscure kunstenaar voor een smal elitair kijkersclubje, wel een oorspronkelijk denker en een vakman. Geen politicus die zijn menselijke kant nu eens wil laten zien, wel een Hollander met langdurige internationale relevantie. Geen VPRO-held met links-progressieve waarden, wel een mens met uitgesproken idealen. Botter gezegd: dit is nou nog eens een Zomergast bij wie je denkt dat er misschien wel een klein kansje in zou kunnen zitten dat je niet binnen 45 minuten afhaakt.
‘Geduld is niet mijn sterkste kant’
Louis van Gaal staat bij het grote publiek bekend als emotioneel, opvliegend. Kort van lont, lang van tenen. Er zijn diverse voorvallen bekend waarin hij van leer trok tegen het journaille. ‘Ben ik nou degene die zo slim is, of ben jij zo dom?’ Zet je zo’n explosieve man drie uur lang één op één live tegenover een journalist, dan moet het wel goede televisie opleveren. Briljant denkwerk van de redactie.
Met dat optimisme zette ik, samen met een vermoedelijk bovengemiddeld hoog aantal landgenoten, de televisie aan. Om al vlug te worden bevestigd in mijn verwachting, want de hoofdpersoon gaf het ruiterlijk toe: ‘Geduld is niet mijn sterkste kant’. Aan het eind van de drie uren bleek echter dat noch de tv-makers, noch de kijkers goud kregen. Het was Louis van Gaal zelf die er als lachende derde met de winst vandoor ging. Wat hadden we ook anders moeten verwachten.
De nachtmerrie van elke journalist
‘Ik ben nog nooit zó goed voorbereid op een interview’, zegt hij als een van de eerste zinnen. Hij verwijst naar de intensieve voorbereiding die de redactie met hem heeft doorlopen. Wat die redactie niet weet, is dat Van Gaal intussen thuis nóg meer voorwerk heeft gedaan dan alle redactieleden bij elkaar. Hij is namelijk met een missie gekomen: alle tijd pakken om zijn kant te vertellen van alle verhalen die hij zelf het vertellen waard vindt.
Pas helemaal aan het eind van de avond, als hij weet dat hij van zijn tegenspeler, de interviewer, heeft gewonnen, zegt hij dat met zoveel woorden hardop. ‘Daarom ben ik nu bij dit programma gaan zitten. Om die Louis te laten zien. Daar was dit een fantastisch programma voor. Drie uur de tijd om mezelf te presenteren.’ De lach die hij daarop laat volgen zal Janine Abbring nog lang achtervolgen – het lijkt me de nachtmerrie van elke journalist.
Tijdrekken, tijdrekken
Op dat punt heeft Louis van Gaal al bijna de volle drie uur tijd zitten rekken. Waar iedereen thuis zit te hopen dat hij woedend opstaat, zijn interviewer uitscheldt, iets megalomaans roept en huilend in het water voor de rare decor-caravan springt, komt De Admiraal met nuance en details. Hij vertelt over een leraar op de sportacademie waar niemand iets van wil weten. Over de vrouw van de scout van… ja, van wie eigenlijk? Constant met een berekende redelijkheid waarmee hij zijn interviewer verwart en van haar stuk brengt, en de kijker licht verveelt. ‘Ik begrijp dat het niet makkelijk is, maar…’ en: ‘Ik heb ook wel oog voor de problematiek, maar…’
Naast de detailliefde en de plotselinge aanval van fijnzinnige mildheid is er constant de schoolmeester-attitude. Na elk fragment pakt Louis het woord en begint hij gestructureerd uiteen te zetten waarom hij dit fragment wilde laten zien. Op elk fragment heeft hij bovendien een muggenzifterige correctie. In een spelshow uit de vroege jaren 60 was een stoel te ver naar achteren gezet. Een tekst van Mariah Carey dekte niet helemaal de lading. Rinus Michels was geniaal, maar Louis zelf innoveerde zijn werkwijze nét iets verder. Data-analyses van sporters zijn nuttig, maar je moet er óók mee oppassen.
Het is allemaal niet onwaar wat Louis van Gaal zegt, maar zo welbewust traag dat de kijker zich bedrogen voelt en Janine Abbring met het kwartier minder geduld kan opbrengen. ‘Ik probeer iets te vertellen, maar jij interrumpeert me’, verwijt Louis zijn gastvrouw eens, waarop ze zegt: ‘Nee, ik probeer je te versnellen.’ Het antwoord is het gedicht dat de hele aflevering feilloos samenvat: ‘Ik kan niet versnellen, want ik moet alles vertellen.’ Was getekend: Aloysius Paulus Maria van Gaal.
Geen liefde, geen kunst, geen dood
Is het dan helemaal de schuld van Louis’ berekenende tijdrekken, dat deze Zomergasten minstens zo langdradig was als de gemiddelde aflevering? Nee, niet helemaal.
Geduldig schaker als hij is, heeft Louis van Gaal namelijk genoeg praatstof meegenomen. De fragmenten waren mooi over een halve eeuw geschiedenis verdeeld en gaven zo een mooi tijdbeeld. Er was John F. Kennedy, rassendiscriminatie en de Gay Pride. Toch ontstaat er geen echt politiek gesprek. (‘En dan komen we bij Trump, hè’, probeert Van Gaal zelf nog, maar Abbring is zijn afleidingsmanoeuvres beu en zegt: ‘Nee, we gaan niet naar Trump, we blijven bij jou.’).
Dat hij katholiek is opgevoed zegt de geïnterviewde wel dertig keer, maar met religie hoeft hij bij Janine Abbring niet aan te komen. Dat kan hij met wijd open mond in haar gezicht schreeuwen, maar dan nog had ze gezegd: ‘Ik constateer dat je een vulling in je derde kies hebt, op welke leeftijd heb je die gekregen?’. Zou Van Gaal vervolgens geantwoord hebben dat hij die bij een katholieke tandarts had laten zetten, dan zou ze hebben gevraagd wat voor snoep Louis als kind at, dat hij zo’n ongezond gebit had. Aan hem heeft het echt niet gelegen dat er geen religieus gesprek ontstond – je vangt gewoon bot bij deze journaliste.
Dat manco werkt helaas door als het om de andere essentiële thema’s gaat: de liefde, kunst en de dood. Van Gaal heeft de tijd netjes verdeeld tussen zijn eerste vrouw Fernanda en zijn tweede vrouw Truus. Toch komen we er niet achter hoe het is om een relatie met Louis te hebben. Beide fragmenten bestaan uit muziek (mooi Top2000-materiaal: Mariah Carey en Frans Halsema), de gast geeft aan dat muziek een belangrijke rol voor hem heeft, maar ook dat thema wordt niet uitgediept. De dood krijgt twee keer een plaats: Louis van Gaal verloor zijn vader jong, en later overleed Fernanda aan alvleesklierkanker. Dat gesprek is te zwaar voor Abbring: ‘Hoe snel na de begrafenis van Fernanda stond jij weer naast het veld? Hoe pakte je dat praktisch aan?’ Tja.
Een makkelijke avond
Laat dan maar zitten, zal Louis van Gaal gedacht hebben. Dan wordt het een heel makkelijke avond. Louis biedt zijn gastvrouw wijn aan en regelt nog wat zendtijd voor stichting Spieren voor Spieren (waarbij hij uit coulance nog maar een one-liner dropt: ‘Verhoog de belasting op chips. Lijkt me toch niet zo moeilijk.’). Hij geeft Janine Abbring gul een compliment (‘Fantastisch dat je dat zo verwoordt’) en rekent kalmpjes met wat criticasters uit het verleden af.
Aan het eind van de avond hebben we niet langer het beeld van de onbeheerste driftkikker. We weten nu dat Van Gaal een strateeg is met een lange adem. Een langere adem dan de kijkers, redacteurs en presentatrice van Zomergasten. Een langere adem dan de voetbaljournalisten die een speler kunnen hypen of breken zonder enige rationele grond. Het is deze lange adem die van een vrij middelmatige voetballer een van ’s lands beste coaches maakte. Hij weet wat hij doet, kijkt ver vooruit, blijft gefocust en houdt vast aan zijn principes.
Een beetje teleurstellend voor de kijker die entertainment zocht of de interviewster die naar veelbesproken soundbites verlangde. Des te prettiger voor Louis zelf, die ons de nacht in stuurde met een sadistisch langzaam uitgesponnen: ‘Jammer… dat… ik… niet… meer… mag… vertellen.’
Over de auteur
Alain Verheij is theoloog, schreef een boek over de Bijbel en ook veel Blendle/Cafeyn-artikelen, onder andere over de eerdere afleveringen van Zomergasten met Claudia de Breij en Arjen Lubach.