We zijn net ingecheckt voor onze reis naar Istanbul als Ronald de Boer vraagt: ‘Ben jij wel eens bij Boca Juniors-River Plate geweest?’
‘Nee,’ zeg ik. ‘Dat is er helaas nog niet van gekomen.’
‘Nou,’ zegt Ronald, ‘de wedstrijd waar we morgen naartoe gaan, lijkt er een beetje op.’
Hij heeft via Dirk Kuyt kaartjes geregeld voor Fenerbahce-Galatasaray, dé derby van Istanbul…De hel van het Turkse voetbal… In Turkije heb je twee religies, de islam en de bal. Fenerbahce-Galatasaray is de tempel van het geloof, zo heet het.
Onderweg speelt Ronald in z’n vliegtuigstoel een golfspelletje op z’n mobiele telefoon. ‘Ik ben helemaal gek van Tiger Woods,’ zegt hij.
Bij aankomst op de luchthaven van Istanbul staat de eerste grote verrassing op ons te wachten: Wesley Sneijder, elders in Amsterdam, heeft ons zijn geblindeerde Limobus, inclusief persoonlijke chauffeur, Mehmet, ter beschikking gesteld.
Als we iets willen doen de komende dagen, dan moeten we hem gewoon even bellen, laat Mehmet weten.
‘Vervelend hè,’ zegt Ronald. En ook: ‘Wesley is gewoon een hele lieve jongen.’
Mehmet en z’n Limobus zijn in ieder geval een lot uit de loterij voor toevallige voetbalreizigers zoals wij, verdwaald in een miljoenenstad als Istanbul.
Shota Arveladze
Bij aankomst in het hotel, verrassing nummer twee: in de lobby worden we opgewacht door Shota Arveladze. Voormalig ploeggenoot van Ronald bij Ajax en tegenwoordig trainer van de nummer twee in Turkije, Kasimpasa, de club ook van de twee Ryan’s, Babel en Donk.
Toen we net langs het stadion reden zagen we de lampen nog branden, Kasimpasa heeft vanavond met 3-0 gewonnen van Gaziantepspor, maar amper een half uur later zit Shota, zo fris als een hoentje, tegenover ons. Niets wijst op een stressvol bestaan in één van de heetste competitie ter wereld. Hij zegt dat we wat dat betreft geluk hebben vandaag. Dat Kasimpasa een club in opbouw is, dat hij bezig is met het leggen van de fundering.
Shota doet z’n jasje uit en bestelt koffie met taart.
Het blijkt het teken voor een gezellig samenzijn. Zo goedlachs, spontaan en openhartig als Shota worden oud-voetballers nauwelijks meer gemaakt. Hij gaat zitten, begint met praten en houdt nooit meer op, zo lijkt het.
Het enige wat je nodig hebt zijn een paar kwartjes.
Het toeval wil dat Ronald en Shota allebei de helft van een eeneiige tweeling zijn. Ronald heeft Frank, de broer van Shota heet Archil, maar ze noemen hem Archie. Shota heeft hem vanmorgen nog verslagen met een potje tafeltennis, zegt hij, schaterlachend en in een charmante brabbelcombinatie van Engels en Nederlands.
Als hij zijn telefoon beantwoordt spreekt Shota afwisselend Turks en Georgisch.
Ondanks de goede resultaten is de trainer van Kasimpasa niet helemaal tevreden.
‘We hebben deze week ook verloren van een derde divisieclub in de beker. Iedereen zei: ‘moet ik deze wedstrijd spelen?’ Zowel de reserves als de basisspelers. Maar ik moet toch iemand opstellen? Ik kan zelf niet meer spelen… En dan het tempo, slow, slow, slow, argghhh! Eén counter, één tegendoelpunt en nu liggen we eruit. Daar begrijp ik dus helemaal niks van. Die jongens komen van over de hele wereld om een succesvolle carrière op te bouwen. Ik heb ze niet gevraagd om voetballer te worden. En dan geef je het zomaar weg… Ik kan me niet herinneren dat wij als speler vroeger ook zo waren. Wij hadden plezier in wat we deden. Nu zitten ze voor zich uit te kijken met een koptelefoon op hun hoofd.’
De bevlogenheid spat er vanaf bij de trainer Arveladze.
‘Andere generatie,’ zegt Ronald.
Shota: ‘Facebook, Twitter, ze hebben contact met de hele wereld, maar niet met degene, die naast ze zit.
Als trainer is het ook niet makkelijk in Turkije, constateert hij.
‘Er staat altijd iemand klaar met een honkbalknuppel achter z’n rug. Ze slaan je vlak voordat je kan zeggen: laten we er nog even over praten. En als je opkrabbelt knuppelen ze je weer tegen de grond. Als trainer ben je altijd naakt. Het is zo persoonlijk allemaal.
‘Veel meer nog dan als speler, ben je als trainer degene die wedstrijden verliest. Die jongens zetten na een nederlaag hun koptelefoon gewoon weer op. Het voetbal wordt steeds individualistischer lijkt wel. Maar niemand is gelukkig in zijn eentje, ook al heb je biljoenen op de bank. Als je niks kan delen, ben je ook niks waard.’
Maar niemand is gelukkig in zijn eentje, ook al heb je biljoenen op de bank
Archie belt.
‘Big kiss,’ zegt Ronald.
Het gesprek gaat nu sneller dan het geluid. De onderwerpen wisselen elkaar tot in het kleinste detail af. Balverlies bij het ingooien, Ewald Lienen, Jari Litmanen, rijke voorzitters, vechtende voetballers, krachttraining en de twee Ryan’s. ‘Ik heb nog steeds het idee dat ze hun potentieel niet volledig benutten,’ zegt Shota. ‘Het gaat om hun mindset, om zelfvertrouwen.’
En alles samenvattend: ‘Na een paar jaar in dit vak begrijp ik: hoe meer tegenslag je ondervindt, hoe beter je wordt als coach. Wie vecht verliest. Ik heb vooral schematisch leren werken, dat scheelt tijd. En waar het zal eindigen weet ik niet.’
Na een urenlang en meer dan gezellig samenzijn, verlaat Arveladze zijn praatstoel en verontschuldigt zich. Hij moet naar Tiblisi om wat papierwerk te regelen.
Voor ons bestelt Shota nog een taartje.
Pierre van Hooijdonk
In de avonduren rijdt Mehmet ons naar Reina, een restaurant annex nachtclub. Er is een tafel voor ons gereserveerd door Pierre van Hooijdonk, zegt Ronald aan de deur. En dat blijkt te kloppen. Veel extravaganter dan dit wordt het niet deze reis. We dineren bij kaarslicht aan de Bospurus, onder de grote brug. Op onze borden verschijnen gerechten als Izgara Kalamar, Füme Somon Kubbeleri en een smakelijke zeevruchtenrisotto.
Na het diner veranderd het terras aan de Bosporus in de grootste, hipper de hipste openluchtdiscotheek van de stad. Als het leven je ergens tot diep in de nacht kan toelachen, dan is het hier wel, in club Reina.
Ik durf niet op m’n horloge te kijken als we diep in de nacht de deur uitlopen. Gelukkig staat een vrolijk zwaaiende Mehmet een paar meter verderop geparkeerd met de limobus…
De oud-voetballer
De volgende ochtend rijden we door de stad, op weg naar het oude centrum, naar de Aya Sofia, de Galata brug, de blauwe Moskee en de basilica Cisterne, een zesde-eeuwse ondergrondse wateropslagplaats. Vooral die laatste attractie blijkt Ronald’s belangstelling te hebben want hier komt alles samen in het laatste boek van Dan Brown, Inferno, dat hij recent heeft gelezen.
‘Vroeger had ik niet zo veel belangstelling voor dergelijke uitstapjes,’ zegt Ronald. ‘Maar nu waardeer ik dat veel meer. Als ik ergens ben, wil ik om me heen kijken. Als voetballer ben je blind. Daar heb je ook geen tijd voor. Nu verdiep ik me graag in de historie. Je hebt zulke mooie plekjes op de wereld. Ik val soms van ene in de andere verbazing. Kijk, we rijden gewoon langs de Bosporus, moet je toch eens zien wat een uitzicht, dat is toch prachtig?
Luisteren naar wat mensen te vertellen hebben, de smaak van de stad proeven
‘Nee, ik ben geen uitgesproken museumbezoeker. Ik ga liever de straat op, laat ik het zo maar zeggen. Luisteren naar wat mensen te vertellen hebben, de smaak van de stad proeven.’
Eenmaal binnen in de basilica Cisterne wordt Ronald aangeklampt door een ouder echtpaar. Ze vragen of hij een foto van ze wil maken. Soms is ook wel eens prettig om je in alle anonimiteit door een grote stad te bewegen.
Heksenketel
Na een lange voettocht én een late lunch op het terras van het Four Seasons hotel – waar Ronald hevig onder de indruk een cd koopt van de lokale discjockey – varen we over de Bosporus naar het stadion van Fenerbahçe. Wat we aantreffen is de verwachte, maar niet minder verstikkende chaos. Het woord heksenketel moet ergens in deze contreien zijn uitgevonden. Een politieauto wordt alle kanten opgeslingerd.
Door de mensenmassa blijven auto’s en taxi’s claxonnerend hun weg zoeken, overal om ons heen wordt vuurwerk afgestoken, niemand weet waar we naar binnen moeten. De door Dirk Kuyt persoonlijk aangeleverde kaartjes zijn blijkbaar zo exclusief, dat we in het betere van-het-kastje-naar-de-muur-werk terecht komen.
Ronald verzucht: ‘Dit is nou precies de reden waarom een land als Turkije nooit wereldkampioen zal worden.’
Uiteindelijk komt alles goed en zitten we op de vierde rij, pal achter de dug-out van Fenerbahçe.
Een mevrouw voor me heeft de woorden ‘Dum Spiro Spero’ in haar bevallige nek getatoeëerd. Zo lang ik adem, is er hoop…
Na welgeteld twee minuten voetballen zegt Ronald, dat er wel erg veel ruimte tussen de linies ligt en dat ‘die nummer 88 er dus helemaal niks van kan’.
Ook volgt hij live een groot golftoernooi, toevalligerwijs in Turkije
Tijdens een lange blessurebehandeling – de gemoederen zijn inmiddels hoog oplopen op het veld – trekt Ronald zijn telefoon: ‘eens even kijken wat Feyenoord heeft gedaan’. Ook volgt hij live een groot golftoernooi, toevalligerwijs in Turkije.
Zijn Turkse buurman zit ook te tikken.
Ronald wordt afgeleid en leest over zijn schouder mee.
‘Ho, ho,’ zegt hij, ‘Ik heet Ronald en niet Roland.’
Het bericht dat naar huis werd gestuurd laat zich niet moeilijk raden.
Tot onze grote teleurstelling zien we Dirk Kuyt de tweede helft niet meer terug. Oorzaak: een verrekte hamstring. De wedstrijd laat zich voor het overige het best omschrijven als een fysiek slachtveld.
‘Als je goed tussen de linies speelt, dan maak je ze helemaal gek,’ zegt Ronald. ‘Doe je dat niet, dan word je omver geblazen. Wat een beesten zeg.’
Galatasaray mag op papier misschien een betere ploeg hebben, maar Fenerbahçe heeft meer gogme, zo luidt het finale oordeel. Doelpunten van Emre Belözuglu en de goed spelende Braziliaan Cristian Baroni beslissen de krachtmeting.
Ronald en zijn Turkse buurman vallen elkaar in de armen, overal om ons heen zie ik extatisch voetbalgenot.
Als de buurman zich voorstelt blijkt het de vader van de door Ronald negentig minuten lang verguisde nummer 88 te zijn…
De skybox van de familie Kuyt
Enigszins in verlegenheid gebracht, worden we gered door de teammanager van Fenerbahçe. Of we zo vriendelijk willen zijn achter hem aan lopen, dan komt het allemaal goed, zegt hij. Wat volgt is een lange wandeling, onder het stadion door, naar de skybox van de familie Kuyt.
Mevrouw Kuyt, vrienden Kuyt, kleintjes Kuyt, we worden door iedereen even hartelijk ontvangen. Dirk rest weinig tijd, zegt hij, want in het ziekenhuis worden zo nog een paar foto’s gemaakt.
In de gang voor de skybox ontwikkelt zich het volgende gesprek.
Ronald: ‘Die nummer 2 van jullie, Egemen Korkmaz, wat een beest is dat zeg…’
Kuyt: ‘Ja.’
Ronald: ‘Hij wil geen bal in z’n voeten hebben, je ziet hem alleen maar in de weg lopen. Drogba werd helemaal gek van hem.’
Kuyt: ‘Drogba had vanavond niet veel te vertellen.’
Ronald: ‘Nee, niks. Bruno Alves, vind ik ook een goede speler trouwens, lijkt een beetje op Lorenzo Amoruso uit mijn tijd bij de Rangers.’
Kuyt: ‘Het Turkse voetbal is gewoon heel opportuun, met veel emotie. Dit was eigenlijk de eerste wedstrijd dit seizoen, dat er geen rode kaart viel. Het publiek laat je geen moment met rust. Het balletje even rustig rond laten gaan is er niet bij.’
Ronald: ‘Het verschil in fysiek opzicht met Nederland is echt enorm groot, hier zijn het allemaal door de wol geverfde klerenkasten.’
Kuyt: ‘Technisch en fysiek zit het wel goed, maar in tactisch opzicht valt er nog een hoop te leren.’
Ze kunnen het analyseren niet laten.
Spreek je eigenlijk Turks, vragen we Kuyt.
‘Ik versta het meeste en spreek de taal een klein beetje. Vorig jaar kreeg ik les, dit jaar is dat er een beetje bij ingeschoten. Komt ook omdat er bij de club vier tolken rondlopen. Maar ik kan me behelpen.
‘Ik heb het hier echt geweldig naar m’n zin. En je ziet het, de sfeer is echt geweldig. Ze zijn helemaal gek van voetbal. Belust op Europese successen ook. Er wordt wel eens geringschattend gedaan over de Turkse competitie, zo van: daar ga je alleen naartoe om een zak geld op te halen. Maar dat is niet helemaal terecht. Er wordt echt op diverse terreinen gewerkt om alles beter te maken. Overal worden nieuwe stadions en sportcomplexen gebouwd. Als het zo doorgaat, helemaal met de gunstige economie, dan worden de verschillen met Europa steeds kleiner. Galatasaray speelde onlangs gelijk tegen Juventus in de Champions League, dat vond ik veelzeggend.’
Als we ‘s avonds laat het stadion uitlopen, worden we in de menigte opgewacht door een somber gestemde Galatasaray-supporter Mehmet. Welhaast geroutineerd stappen we even later in de gereedstaande limobus.
Mehmet vraagt of we trek hebben in lobsterspaghetti…