‘Al kunnen ze nog geen eik van een beuk onderscheiden, of nog erger: geen kraai van een kauw, je wilt niet geloven wat mensen allemaal over mij te zeuren hebben. Ik zou zo vreselijk krijsen. Ik ben een dief die kostbare juwelaria steelt om zijn nest mee te versieren. Ik treiter lieve kleine zangvogeltjes weg en vreet hun nesten leeg. En last but not least, het kapotgereden stokpaardje van jagers en andere inteeltkoppen met een luchtbuks: er zouden er *te veel* van mij zijn! Dus de enige goede ekster is een dooie ekster…
Tuurlijk! Laat het beheer van de natuur maar over aan Homo sapiens. Dan komt het echt picobello in orde allemaal! NOT! Mensen hebben geen idee van hun eigen onbenul.
Iedere halve zool denkt dat hij de ekster kent. Maar read my beak: het is eerder andersom.
Kraaien zijn tuig
Om te beginnen zijn er twee soorten eksters: er is de upperclass, waartoe ik zelf behoor, en er zijn de jeugdbendes, waar wij zelf ook de nodige overlast van hebben. Je behoort als ekster tot de upperclass als je fatsoenlijk bent getrouwd, maar vooral: als je een beetje leuk woont. Dat kan alleen op plekken die aan drie eisen voldoen:
1. genoeg bomen die zich lenen voor de bouw van een riant eksterappartement
2. genoeg eten te vinden in de buurt
3. weinig kraaien als buren
Want het spijt me dat ik het moet zeggen, maar kraaien zijn tuig. Ze zijn weliswaar familie, maar je familie kies je nu eenmaal niet. Helaas. De helft van mijn kuikens gaat al voor het uitvliegen dood en dat komt vooral door die zwarte rotzakken. Kraaien zijn namelijk bar slechte nestenbouwers en hebben het altijd gemunt op onze beste woonlocaties. Ze pikken eksternesten in. Onze eieren of baby’s vreten ze gewoon op. Drama’s… dat wil je niet weten!
Dus dan word je gewoon weggepest van je eigen huis en haard, en dan? Ergens anders opnieuw beginnen? Makkelijker gezegd dan gedaan. Want dit land zit dus VOL. Tegen de tijd dat je eindelijk een nieuwe locatie hebt gevonden die niet al is bezet door andere eksters, is het broedseizoen alweer voorbij. Want wij leggen dus maar één keer per jaar eieren. Niet twee of drie keer, zoals merels en mezen.
Helemaal koud van
Kraaien voeren een schandalig ontmoedigingsbeleid tegenover eksters. Daar komen ze mee weg omdat zij fysiek sterker zijn dan wij. Wij lijken heel wat, met die lange staart en zo, maar in feite zijn wij een stuk kleiner.
En dan die moráál van kraaien! Daar word ik ook helemaal koud van. Kijk, zij hebben een hoop dingen hetzelfde georganiseerd als wij: een vaste huwelijkspartner, de beste paren broeden op de beste locaties, dat soort dingen…
Maar wat gebeurt er als één van de partners komt te overlijden van een echtpaar op een heel goede locatie? Dan zit daar op die toplocatie dus een weduwe of weduwnaar zielig in zijn eentje. Ontoelaatbaar natuurlijk. Doodzonde van de locatie ook.
Wat wij eksters in zo’n geval doen, is hertrouwen. De weduwe of weduwnaar kiest een nieuwe partner. Vaak iemand van een stel dat op een iets mindere locatie woont. De overgebleven partner van dat scheidende paar trouwt dan ook weer opnieuw, met iemand van een stel dat op een nòg mindere locatie woont, enzovoort.
Echtscheiding en hogerop hertrouwen is heel normaal bij ons. Dat gebeurt allemaal in goed overleg. Wie als ekster voor een dubbeltje is geboren, kan zo toch nog een glanzende twee euromunt worden. Prima geregeld!
Kraaien lossen deze kwesties radicaal anders op. Zij doen niet aan echtscheiding, maar blijven koste wat kost altijd samen. Sterft er bij de kraaien een partner van een upperclass-paar, dan wordt de treurende weduwe of weduwnaar genadeloos verjaagd door een ander kraaienpaar. Jawel, met z’n tweeën tegen één. Stijlloos. Zoiets DOE je toch niet?
Twintig losgeslagen pubers
Maar goed, om nog even terug te komen op die andere ekstersoort, de jeugdbendes. Ik zei het al eerder: dit land is vol. Alle toplocaties binnen de boom- en voedselrijke bebouwde kom zijn al bezet door andere eksterstellen. De iets mindere locaties daar omheen ook en de nòg mindere locaties ook. Ja, op het open platteland is nog plek zat, maar daar wil niemand wonen: veel te veel kraaien!
Jonge eksters die het ouderlijk nest hebben verlaten, hebben het dus moeilijk. Waar moeten ze wonen? Soms zwerven ze wel twee jaar rond voordat ze eindelijk een eigen stekkie vinden. Schrijnend, maar dat is nou eenmaal de keiharde realiteit. Zo zijn we allemaal ooit begonnen…
Die zwervende hangjeugd zoekt elkaar meestal op en vormt dan jeugdbendes van tien, twintig brutale pubers. Doordat ze altijd met z’n allen zijn, kunnen ze zich veilig verplaatsen. Kakelend en schreeuwend denderen ze dwars door de territoria van de gesettelde upperclass heen. En dan mag je nòg zo upperclass zijn, als eksterpaar laat je het wel uit je kop om de strijd aan te gaan met twintig losgeslagen jongeren! Meer dan een potje schelden kun je op zo’n moment eigenlijk niet doen.
Ergens heeft het ook wel weer iets vertederends. Razend nieuwsgierig zijn ze, die jonkies, naar alles wat nieuw voor ze is. Nieuwsgierigheid is trouwens een teken van intelligentie. Eksters zijn by the way ook de ENIGE vogels die hun eigen spiegelbeeld herkennen, waarmee de wetenschap onomstotelijk ons zelfbewustzijn heeft aangetoond. Professor Frans de Waal heeft het zelf gezegd: dieren die zichzelf herkennen in een spiegel (en hun spiegelbeeld dus niet aanzien voor een soortgenoot) hebben zeer complexe sociale verhoudingen en interacties. Alleen heel intelligente dieren zoals mensapen, olifanten en dolfijnen slagen voor de spiegeltest. En wij dus.
Vreemdgaan: best een dingetje
Bovendien herkennen wij niet alleen onszelf en elkaar, maar ook jullie. Mensen die mij een rotgeintje flikken, moeten vooral niet raar opkijken als ik ze op een ander moment terugpak, door ze keihard uit te schelden en lastig te vallen. Trouwens, ook al heb je géén rotgeintje geflikt, ik kan van tevoren al aan je gezicht zien of me kwaad wilt doen of niet. Affijn, dit terzijde, maar dat van die intelligentie wilde ik toch nog even kwijt.
Alles wat onze opgeschoten jongeren ook maar enigszins onbekend voorkomt, wordt van alle kanten bekeken en uitgebreid onderzocht. En daarna verstopt, opgeborgen voor later. Voor je weet maar nooit. Zo kan het inderdaad wel eens gebeuren dat spulletjes van mensen worden…eh…gestolen. Voor research! Dat kan eventueel best een glimmer zijn. So what? Mensen die een glimmer kwijt zijn, moeten die in ieder geval niet in míjn nest gaan zoeken, want daar ligt-ie niet. Wat zou ik met een glimmer moeten? Ik heb wel belangrijkere dingen om me druk over te maken. De kids hebben ‘m waarschijnlijk ergens op de grond neergelegd, onder een paar dorre blaadjes of zo…
Ach ja…de jeugd. Ik laat ze altijd maar een beetje rommelen. Ze zijn ook meestal zo weer vertrokken, op zoek naar nieuwe avonturen. Tenzij een van die snotneuzen mijn vrouw probeert te versieren natuurlijk. Want dan treed ik uiteraard wèl keihard op. Vreemdgaan is namelijk best een dingetje, onder eksters.
Als een vreemde eksterman zich op mijn terrein waagt, dan wordt hij er door mij en m’n buurmannen zo snel mogelijk weer uitgeknuppeld. Terwijl mijn vrouw dan juist heel sletterig gaat lopen doen tegenover zo’n loslopend type. Maar moet je zien wat er gebeurt als een onbekende ekstervrouw ons landgoedje bezoekt: dan gaat mevrouw ineens als een furie tekeer, samen met de buurvrouwen! Terwijl de buurmannen en ik in zo’n geval juist liever op een…eh…wat dieper niveautje contact zouden leggen met die spannende vreemdelinge.
Jazeker, open huwelijken zijn vaste prik bij ons. Mits met de nodige discretie, dat wel. Flirten is aan de orde van de dag, maar alleen als je partner het niet ziet. Het heeft ook zijn nut trouwens. Ook al heb je een vaste partner, het is toch belangrijk om ook andere potentiële huwelijkskandidaten beter te leren kennen. Voor het geval je eigen lief je ooit zou ontvallen…
Wrede moordenaars? Welnee!
Waar ik het ook even over wil hebben, is die zogenaamde moordzucht van eksters. Dat is natuurlijk je reinste onzin. Trouwens, alsof het er in jullie bio-industrie en slachthuizen zo gezellig aan toe gaat! Eksters zijn geen bedreiging voor kleine zangvogels. Sterker nog, als het goed met ons gaat, dan gaat het ook goed met dat kleine spul! Als wij met ons krachtig stemgeluid groot alarm slaan omdat er ergens een kat met sneaky plannen rondsluipt, dan profiteren andere vogels daar van mee. Winterkoninkjes, merels, heggemussen en al dat andere zanggrut doet ronduit zijn voordeel met 24/7 territoriumbewaking door een oplettend eksterpaar.
Dat wordt wel eens vergeten.
En waarom?
Omdat wij! Ten behoeve van ons ENE legsel per jaar! Van hooguit vier tot acht eieren! Af en toe! Een paar eieren en kuikens van andere zangvogels aan onze eigen jongen voeren! Sjongejongejonge, wat erg.
Mensen die eksters hierom haten, zijn niet alleen huichelaars, met hun plofkippen en kiloknallers, maar ze kennen ook hun cijfers niet. Ik wel natuurlijk. Volwassen eksters eten voor ruim 80 procent kevers, regenwormen, spinnen, slakken en vooral heel veel emelten. Emelten zijn de ondergronds levende larven van de langpootmug, die de wortels van jullie teerbeminde gazonnetjes kapot knagen! Alsjeblieft! Dankjewel! Biologische ongediertebestrijding heet dat.
Waar praten we over?
Daarnaast lusten we ook patat, plus alle andere etenswaren die jullie gewoon op de grond gooien omdat jullie te beroerd zijn om je zooi op te ruimen. En verder eten we aas. Zeg maar alle dieren die door jullie zijn platgereden. Heel af en toe pakken we een muis en ‘s winters eten we vooral vegetarisch, plus afval en aas.
Onze kinderen voeren we vrijwel uitsluitend insecten. Alleen zitten daarin te weinig eiwitten voor ze, daarom vullen we hun menuutjes nog aan met wat eieren en kuikens van anderen. Maar dat is hooguit 25 procent van wat ze in totaal te eten krijgen. Meer niet, ik zwéér het je! Natuurlijk is het vervelend om andermans nest te moeten ruimen om je eigen kroost te voeden, maar hee: die kleine zangertjes en er gewoon met hetzelfde gemak weer tien nieuwe eitjes uit, dus waar praten we over? Tegen de tijd dat zij hun tweede en derde legsel hebben uitgebroed, zijn onze kinderen allang uitgevlogen en vallen we verder niemand meer lastig.
Dus nee, zangvogels gaan niet achteruit door eksters. Sla de SOVON vogelatlas er maar op na! Of vraag maar aan Vogelbescherming! Er is zelfs een stom onderzoek naar gedaan in Frankrijk. In een Parijse buitenwijk waar ineens ‘heel veel eksters’ zaten, hebben wetenschappers bijna de helft van die eksters weggevangen. Daarna zijn ze gaan tellen hoe veel jonge zangvogels er gezond en wel uitvlogen. Die cijfers hebben ze vergeleken met gebieden waar nog steeds ‘heel veel eksters’ zaten. Zat geen enkel verschil tussen. Had ik ze van tevoren ook wel kunnen vertellen!
Mensen dènken alleen maar dat er zo veel eksters zijn omdat wij zulke opvallende, mooie, grote vogels zijn. Ik bedoel maar, kijk eens goed naar het rijke kleurenpalet van dit verenpak: behalve diep zwart en smetteloos wit zitten er nog allerlei andere, prachtig iriserende kleurtjes in! Dat je veel eksternesten ziet, zegt ook niks: in lang niet elk eksternest wordt gebroed.
Minder eksters dan eerst
Als ik je nog eens met wat keiharde cijfers en getallen om de oren mag slaan: wij leven hier in dit land momenteel met om en nabij de 50.000 broedpaartjes. Vergelijk dat even met de heggemus: 200.000 tot 250.000 paren! Of de koolmees: ruim een half miljoen! Of de merel: een dikke vette 1,2 miljoen!
Een halve eeuw geleden waren er trouwens veel meer eksters in Nederland: zo’n 90.000 tot 120.000 broedparen. Toen zaten we vooral op het platteland, maar tegenwoordig wonen we liever binnen de bebouwde kom. Dat heeft ook met onze vijanden te maken. Toen het vergiftigen van roofvogels EN het gebruik van het zware landbouwgif DDT nog niet verboden was, hadden wij lang niet zo veel last van haviken. Maar tegenwoordig zijn er weer heel veel en die lusten graag een ekster. Dat vind ik enerzijds natuurlijk heel erg, maar anderzijds… tja… het geeft weer wat beweging op de huwelijksmarkt, he? Sperwervrouwtjes grijpen ook wel eens een ekster, maar zo’n sperwermannetje (standaard een slag kleiner dan zijn vrouw) kan ‘m van mij recht tussen zijn ogen krijgen.
Zo! Volgens mij hebben we alle prangende kwesties tussen mensen en eksters nu wel zo’n beetje doorgesproken, toch? O nee, ik ben ons volumineuze en voor sommigen zo aanstootgevende stemgeluidje nog vergeten! Wat zal ik daar eens over zeggen… beauty is in the eye of the beholder, mensen! Heh-heh-heh! Toevallig behoren wij nog altijd tot de zangvogels en we zijn nu eenmaal een nogal verbale soort. Vanwege die zeer complexe sociale verhoudingen en interacties natuurlijk. Heel erg emotionele vogels zijn we, gevoelig en temperamentvol. Enne… soms hebben wij gewoon wat meer woorden nodig om ons punt te maken.”